In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden werd behandeld, gaat het om een geschil tussen de besloten vennootschap Armada Enterprises B.V. (hierna: Bestevaer) en de vennootschap naar Duits recht Obbo-Saar Organisationsgezellschaft für Buchhaltung and Büro GmbH (hierna: Obbo) over de levering van 2.600 stepscooters. De kern van het geschil betreft de vraag of de geleverde stepscooters voldeden aan de contractuele verplichtingen, met name of zij een belastbaar vermogen van 125 kg hadden, zoals overeengekomen. Obbo stelde dat de geleverde scooters niet aan de overeenkomst beantwoordden en vorderde ontbinding van de overeenkomst, terugbetaling van de koopsom en schadevergoeding wegens gederfde winst. De rechtbank had in eerste aanleg enkele vorderingen van Obbo toegewezen, maar het hof oordeelde dat de tekortkomingen niet wezenlijk waren en dat de vorderingen van Obbo niet konden worden toegewezen.
Het hof bevestigde dat de Nederlandse rechter rechtsmacht had en dat de rechtsverhouding tussen partijen werd beheerst door het Weens Koopverdrag (CISG) en aanvullend door het Nederlandse recht. Het hof oordeelde dat de enkele omstandigheid dat de stepscooters niet waren voorzien van de overeengekomen sticker met de vermelding van de belastbaarheid, geen wezenlijke tekortkoming opleverde. Dit gebrek was ondergeschikt en kon eenvoudig worden hersteld. Het hof concludeerde dat Obbo niet voldoende had onderbouwd dat de geleverde stepscooters niet aan de overeenkomst voldeden, en dat de door Obbo gestelde gebreken niet waren komen vast te staan.
Uiteindelijk vernietigde het hof het vonnis van de rechtbank en wees het de vorderingen van Obbo af. Obbo werd veroordeeld in de proceskosten van beide instanties. Dit arrest is gewezen op 2 september 2014.