Het hof, recht doende in hoger beroep:
vernietigt het vonnis van de rechtbank Arnhem van 1 februari 2012 en doet opnieuw recht;
veroordeelt [geïntimeerden] om binnen tien werkdagen na betekening van dit arrest mee te werken aan het overschrijven van de referentiejaren 2006, 2007 en 2008 op naam van [appellanten]/op het bedrijfsnummer van [appellanten], dan wel het om niet overdragen van toeslagrechten voor zover gebaseerd op de in de jaren 2006, 2007 en 2008 gerealiseerde productie op de locatie [plaats bedrijfslocatie], op straffe van een dwangsom van € 2.000,— per dag dat dit achterwege blijft, met een maximum van € 100.000,—;
veroordeelt [geïntimeerden] tot voldoening aan [appellanten] van de door hem ontvangen bedragen op grond van zijn toeslagrechten voor zover gebaseerd op de in de jaren 2006, 2007 en 2008 gerealiseerde productie op de locatie [plaats bedrijfslocatie], te vermeerderen met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de dag der betaling door de overheid aan [geïntimeerden];
wijst af het meer of anders gevorderde;
veroordeelt [geïntimeerden] in de kosten van het geding in eerste aanleg en in hoger beroep en begroot de tot de uitspraak van dit arrest aan de zijde van [appellanten] gevallen kosten wat betreft de eerste aanleg op € 103,91 voor explootkosten, € 260,— voor griffierecht en € 904,— voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief, en wat betreft het hoger beroep op € 104,64 voor explootkosten, € 291,— voor griffierecht en € 2.682,— voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit arrest, en – voor het geval voldoening binnen bedoelde termijn niet plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening;
verklaart dit arrest wat betreft voormelde veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. W.L. Valk, H.E. de Boer en Th.C.M. Willemse, en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 2 september 2014.