ECLI:NL:GHARL:2014:6732

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 augustus 2014
Publicatiedatum
28 augustus 2014
Zaaknummer
ks 21-004864-13
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor invoer en voorbereiding van grote partij cocaïne

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 augustus 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, geboren in 1970 en thans verblijvende in P.I. Veenhuizen, was aangeklaagd voor het invoeren van een grote partij cocaïne en het voorbereiden daarvan. Het hof heeft de zaak behandeld na terechtzittingen op 4 juni 2013 en 14 augustus 2014. De advocaat-generaal had een gevangenisstraf van acht jaren geëist, maar het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte werd beschuldigd van het medeplegen van het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van 2.352 kilogram cocaïne, alsook van het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie. Het hof oordeelde dat de verdachte een wezenlijke rol speelde in de drugshandel, ondanks dat hij slechts een onderdeel was van een grotere organisatie. De verdachte had eerder al veroordelingen voor soortgelijke feiten en het hof hield rekening met zijn recidiverisico. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren, waarvan één jaar voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest had doorgebracht. Het hof legde ook bijzondere voorwaarden op voor de voorwaardelijke straf, waaronder een meldingsgebod bij de reclassering.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004864-13
Uitspraak d.d.: 28 augustus 2014
TEGENSPRAAK
Promis

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, van 22 maart 2013 met parketnummer 07-974004-12 in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1970],
thans verblijvende in P.I. Veenhuizen, gevangenis Esserheem te Veenhuizen.

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 4 juni 2013 en 14 augustus 2014 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake het aan hem onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van acht jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Ten aanzien van het beslag heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof zal beslissen overeenkomstig de beslissing van de rechtbank. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. R.F. Speijdel, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en zal opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is - na een nadere omschrijving tenlastelegging - tenlastegelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 17 augustus 2012 tot en met 22 augustus 2012 te Nederland, (binnen de territoriale wateren en/of op de Westerschelde, op weg naar Antwerpen), tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, (ongeveer) 2352 kilogram, althans een (grote) hoeveelheid, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de wet behorende lijst 1, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 april 2011 tot en met 22 augustus 2012 te [plaats1] en/of [plaats2] en/of Antwerpen, althans in Nederland en/of België, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van (ongeveer) 2352 kilogram, althans een (grote) hoeveelheid, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst 1, voor te bereiden en/of te bevorderen
- een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat feit/die feiten te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en/of
- zich en/of een ander of anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft trachten te verschaffen, en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden (had)den te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit,
hebbende, verdachte, en/of (één of meer van) zijn mededader(s), tezamen en in vereniging met elkaar, althans ieder voor zich, toen en daar opzettelijk
- de vennootschap [vennootschap] (op)gekocht en/of
- een loods te [plaats2] gehuurd en/of
- een of meer ontmoeting(en) gehad met betrekking tot het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of afleveren en/of vervoeren van voornoemde hoeveelheid cocaïne en/of is verdachte en/of (één of meer van) zijn mededader(s) in een loods aanwezig geweest teneinde de container met een (grote) hoeveelheid cocaïne in ontvangst te nemen en/of te lossen en/of
- een of meer telefoongesprek(ken) gevoerd en/of berichten gestuurd (al dan niet in versluierd taalgebruik) met betrekking tot het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of afleveren en/of vervoeren van voornoemde hoeveelheid cocaïne en/of
- een of meer (vracht)auto('s) gehuurd en/of geregeld ten behoeve van het transport van voornoemde hoeveelheid cocaïne;
3.
hij op of omstreeks 22 augustus 2012 te [plaats1], gemeente [gemeente1], een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie III onder 1° van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3° van die wet in de vorm van een revolver van het merk TULA, model 1895, kaliber 7.62
en/of
munitie in de zin van art. 1 onder 4° van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 categorie III van die wet, te weten negentien (19) kogelpatronen van het kaliber 7.62 mm Nagant, voorzien van bodemstempel G.F.L. 7,62 NAGANT (Fiocchi), en/of twee (2) huizen van het kaliber 7.65 mm Browning, voorzien van bodemstempel G.F.L. 7. 65mm (Fiocchi), en/of één (1) Brennekepatroon van het kaliber 12 (merknaam FIOCCHI original Brenneke 31,5 g), voorzien van bodemstempel FIOCCHI, ITALY, 12,
voorhanden heeft gehad.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewijsoverweging ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde

De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat verdachte ter zake het aan hem onder 1 tenlastegelegde vrijgesproken dient te worden. Hiertoe heeft de raadsman naar voren gebracht - kort gezegd - dat er geen bewijs in het strafdossier aanwezig is dat verdachte betrokken is geweest bij de (immers reeds voor het bereiken van de haven van Rotterdam) voltooide invoer van cocaïne in Nederland.
Het hof overweegt als volgt.
Volgens de verdediging was het binnen het grondgebied brengen van de cocaïne voltooid op het moment dat het schip vanuit Bremerhaven op weg naar Rotterdam de territoriale wateren van Nederland binnenvoer en in ieder geval toen het in Rotterdam afmeerde.
Uit het dossier blijkt dat de cocaïne was verstopt in een lading cacaobonen die per schip in containers werd vervoerd. Het schip is afgemeerd in Rotterdam en daarna doorgevaren naar Antwerpen. Daar zijn de containers gelost en een aantal dagen later verder vervoerd naar een loods te [plaats2], alwaar verdachte met anderen aanwezig was om de lading te lossen.
Verdachte heeft terechtzitting van het hof verklaard dat hij ongeveer een week tevoren wist dat er (weer) een partij cacaobonen met daarin cocaïne in de loods zou arriveren. In februari 2012 was dit eerder gebeurd. Toen had verdachte (met anderen) de lading gelost en had hij de cocaïne vervoerd naar de loods bij zijn woning, van waaruit de cocaïne door anderen verder was vervoerd met personenauto’s. Ook nu zou verdachte de cocaïne na het lossen (tijdelijk) opslaan; het lossen en het opslaan was zijn verantwoordelijkheid.
Uit de wettekst en de daarop gebaseerde jurisprudentie blijkt dat het begrip binnen het grondgebied van Nederland brengen van verdovende middelen extensief moet worden geïnterpreteerd. Zo is in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet onder andere bepaald dat daaronder is begrepen elke verdere handeling met betrekking tot die middelen die binnen het grondgebied van Nederland zijn gebracht.
In casu is sprake van een invoerlijn die weliswaar via Antwerpen liep, maar die uiteindelijk naar Nederland leidde. Verdachte speelde een wezenlijke rol in het geheel, nu hij verantwoordelijk was voor het lossen en (tijdelijk) opslaan ter verdere distributie. Dat hij niet wist wanneer de lading voor het eerst de Nederlandse grens was gepasseerd doet er niet aan af dat hij aldus als medepleger voor het binnen het grondgebied van Nederland kan worden aangemerkt.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het of wettig bewezen en heeft het hof de overtuiging verkregen, dat verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
hij omstreeks de periode van 17 augustus 2012 tot en met 22 augustus 2012 te Nederland (binnen de territoriale wateren en op de Westerschelde, op weg naar Antwerpen), tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, 2.352 kilogram, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de wet behorende lijst 1;2.
hij op één of meer tijdstippen in de periode van 1 april 2011 tot en met 22 augustus 2012, in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of afleveren en/of vervoeren van 2.352 kilogram, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst 1, voor te bereiden en/of te bevorderen
- zich en anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft trachten te verschaffen, en
hebbende, verdachte, en/of één (of meer van zijn) mededader(s), tezamen en in vereniging met elkaar, toen en daar opzettelijk
- een loods te [plaats2] gehuurd en
- een of meer ontmoeting(en) gehad met betrekking tot het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en afleveren en vervoeren van voornoemde hoeveelheid cocaïne en is verdachte in een loods aanwezig geweest teneinde de container met een hoeveelheid cocaïne in ontvangst te nemen en te lossen en
- telefoongesprekken gevoerd en/of berichten gestuurd (al dan niet in versluierd taalgebruik) met betrekking tot het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en afleveren en vervoeren van voornoemde hoeveelheid cocaïne;
3.
hij op 22 augustus 2012 te [plaats1], gemeente [gemeente1], een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie III onder 1° van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3° van die wet in de vorm van een revolver van het merk TULA, model 1895, kaliber 7.62
en
munitie in de zin van art. 1 onder 4° van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 categorie III van die wet, te weten negentien (19) kogelpatronen van het kaliber 7.62 mm Nagant, voorzien van bodemstempel G.F.L. 7,62 NAGANT (Fiocchi), en twee (2) huizen van het kaliber 7.65 mm Browning, voorzien van bodemstempel G.F.L. 7. 65mm (Fiocchi), en één (1) Brennekepatroon van het kaliber 12 (merknaam FIOCCHI original Brenneke 31,5 g), voorzien van bodemstempel FIOCCHI, ITALY, 12,
voorhanden heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van de voortgezette handeling om een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, een ander trachten te bewegen om daarbij behulpzaam te zijn.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het binnen het grondgebied van Nederland brengen van een zeer grote partij (ruim 2.350 kilogram) cocaïne. Daarnaast heeft hij in strijd met de wet een vuurwapen en munitie voorhanden gehad.
De cocaïne is in Antwerpen onderschept en uiteindelijk is slechts een aantal gram daadwerkelijk in de loods in [plaats2] terecht gekomen, alwaar verdachte gereed stond om de partij uit te laden en tijdelijk op te slaan met het doel het verder te distribueren.
Verdachtes handelen was erop gericht een bijdrage te leveren aan het illegale circuit van invoer, distributie en verkoop van harddrugs, te weten cocaïne. Het is een feit van algemene bekendheid dat met deze smokkel en handel aanzienlijke financiële belangen zijn gemoeid en grote winsten worden behaald. Het gebruik van deze harddrug levert grote schade op voor de volksgezondheid en de import en export van cocaïne gaat veelal gepaard met uitoefening van geweld en het plegen van andersoortige misdrijven.
Bij het bepalen van de strafmaat zal het hof in aanmerking nemen dat het weliswaar om een zeer grote partij cocaïne ging, maar dat verdachte slechts een rader in een grote internationaal opererende organisatie is geweest. Enerzijds geen onbelangrijke rader, gezien zijn verantwoordelijkheden en het feit dat hem een partij met een straatwaarde van naar schatting 150 miljoen euro werd toevertrouwd. Anderzijds is niet gebleken dat verdachte grote financiële belangen bij het bewezenverklaarde heeft gehad.
Het hof heeft bij het bepalen van de straf tevens rekening gehouden met het de verdachte betreffende Uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 10 juli 2014, waaruit blijkt dat verdachte reeds eerder is veroordeeld voor - onder meer - overtreding van een Opiumwetdelict (hennepteelt) en verboden wapenbezit. Eerder aan hem opgelegde (on)voorwaardelijke gevangenisstraffen hebben hem er niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Het hof heeft tevens in aanmerking genomen de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals deze door hem en zijn raadsman ter terechtzitting van het hof naar voren zijn gebracht, alsmede het reclasseringsadvies d.d. 1 maart 2013 waaruit blijkt dat het recidiverisico door de reclassering als hoog wordt ingeschat. De reclassering adviseert aan verdachte een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, met als bijzondere voorwaarde een meldingsgebod, deelname aan een cognitieve vaardigheidstraining en een behandeling bij JusTact of een soortgelijke ambulante forensische verslavingszorg.
De met name onder 1 en 2 door verdachte gepleegde feiten zijn - zeker gelet op de grote hoeveelheid cocaïne - zodanig ernstig dat oplegging van een langdurige gevangenisstraf passend en geboden is.
Het hof zal aan verdachte een gevangenisstraf opleggen van kortere duur dan de rechtbank heeft beslist en door de advocaat-generaal is voorgesteld, omdat het hof van oordeel is dat verdachte een beperkte rol in de organisatie van deze drugshandel heeft gespeeld, waardoor de oriëntatiepunten die voor dit delict zijn opgesteld niet het juiste uitgangspunt vormen.
Het hof zal de gevangenisstraf deels voorwaardelijk opleggen, mede als stok achter de deur, teneinde te voorkomen dat verdachte zich nogmaals schuldig zal maken aan (soortgelijke) strafbare feiten. Het hof zal aan het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf nader te noemen bijzondere voorwaarden verbinden.
Alles overwegende acht hof een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, waarvan één jaar voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden.

Beslag

De hierna te noemen inbeslaggenomen voorwerpen, die nog niet zijn teruggegeven, behoren aan de dader toe. Zij zijn bij gelegenheid van het onderzoek naar de onder 1, 2 en 3 begane misdrijven aangetroffen. Zij zullen worden onttrokken aan het verkeer aangezien met betrekking tot deze voorwerpen de bewezenverklaarde feiten zijn begaan, dan wel het voorwerpen betreffen die kunnen dienen tot het begaan of voorbereiden van soortgelijke feiten, terwijl deze voorwerpen van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit van die voorwerpen in strijd is met het algemeen belang en de wet.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet, de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36c, 36d, 47, 56 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) jaren.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
1 (één) jaar, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde:
dat verdachte zich na een schriftelijke oproep meldt bij Reclassering Nederland, locatie Zwolle. Hierna moet hij zich gedurende door Reclassering Nederland bepaalde periode blijven melden zo frequent als Reclassering Nederland gedurende deze periode nodig acht.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
de op de Lijst van inbeslaggenomen voorwerpen d.d. 22 februari 2014 onder 4 tot en met 14 vermelde voorwerpen, te weten:
- een aantal (XTC)pillen;
- een zak wit poeder;
- twee brokken vaste substantie (op hasj gelijkend);
- een heuptas (waarin zich een revolver bevond);
- 7 patronen in een revolver;
- 1 hagelpatroon;
- 2 patronen.
Aldus gewezen door
mr. A.J. Rietveld, voorzitter,
mr. H.J. Deuring en mr. J.A.A.M. van Veen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.J. Schulte, griffier,
en op 28 augustus 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
De griffier is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.