ECLI:NL:GHARL:2014:6722
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- M. de Witt
- A. Arntz
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van administratieve sanctie opgelegd aan kentekenhouder na voorrangsfout
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Maastricht, die op 15 november 2012 het beroep van de betrokkene ongegrond verklaarde. De betrokkene, als kentekenhouder, kreeg een administratieve sanctie van € 180,- opgelegd voor een verkeersfout die op 21 augustus 2011 zou zijn begaan. De sanctie werd opgelegd door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie, naar aanleiding van een voorrangsfout die was geconstateerd door een verbalisant in burger. De betrokkene stelde dat er een reële mogelijkheid tot staandehouding was, omdat de verbalisant met de bestuurder had gesproken. Echter, de verbalisant had geen legitimatiebewijs bij zich en was in burger gekleed, wat volgens de wetgeving een staandehouding bemoeilijkt.
Het hof oordeelt dat de verbalisant niet in staat was om de bestuurder staande te houden, omdat hij niet voldeed aan de vereisten voor identificatie. De wetgeving, specifiek artikel 5 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV), stelt dat als er een reële mogelijkheid tot staandehouding is, de sanctie aan de bestuurder moet worden opgelegd. In dit geval was er echter geen reële mogelijkheid, waardoor de sanctie terecht aan de kentekenhouder is opgelegd.
Het hof bevestigt de beslissing van de kantonrechter en wijst het verzoek van de betrokkene tot vergoeding van kosten af. De uitspraak benadrukt het belang van de juiste procedure bij het opleggen van administratieve sancties en de rol van de verbalisant in het handhavingsproces.