In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende, [X] [Z], tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 5 september 2013. De rechtbank had de vergrijpboete van € 9.674, opgelegd door de Inspecteur van de Belastingdienst, verminderd tot € 1.197. De zaak betreft een naheffingsaanslag in de omzetbelasting over het tijdvak van 1 januari 2008 tot en met 31 december 2009, waarbij een bedrag van € 38.699 aan belasting was opgelegd. De Inspecteur had geconcludeerd dat belanghebbende grove schuld had, omdat hij een bedrag van € 50.000 niet had verantwoord in zijn aangiften. Na bezwaar had de Inspecteur de naheffingsaanslag gehandhaafd, maar de boete verminderd. De rechtbank oordeelde dat belanghebbende niet had voldaan aan de vereiste aangiften, wat leidde tot omkering en verzwaring van de bewijslast. Belanghebbende ging in hoger beroep, maar trok zijn grieven tegen de naheffingsaanslag in. Het Hof oordeelde dat de opgelegde boete van € 1.197 passend was, gezien de omstandigheden van de zaak. Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor verdere vermindering van de boete, ook niet op basis van de draagkracht van belanghebbende. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 26 augustus 2014.