Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
4.De beoordeling in hoger beroep
grief 3heeft de kantonrechter ten onrechte overwogen dat de beëindiging van de arbeidsovereenkomst niet kan worden getoetst aan titel 10 van Boek 7 BW.
grief 5zou de gemeente ten onrechte bij de beëindiging van de arbeidsovereenkomst onvoldoende inspanning hebben geleverd om [appellante] te herplaatsen of zou de gemeente volgens een vooraf vastgesteld plan het ontslag hebben verleend.
ernstigverstoorde arbeidsverhouding. Uit de veelheid van de door partijen overgelegde producties, in onderling verband en samenhang bezien, rijst het beeld op van een arbeidsrelatie die de laatste jaren is gekenmerkt door een zeer uitvoerige correspondentie en e-mailverkeer over een veelheid van (grote en kleine) onderwerpen, hetgeen niet getuigt van een vruchtbare samenwerking. Daarop ziet hetgeen in de ontslagbrief is verwoord onder het kopje ‘Gedrag/communicatie’. Daarbij komt dat [appellante] herhaaldelijk wijst op het haar in artikel 7 van de arbeidsovereenkomst toekomende recht een oproep te weigeren, hetgeen haar inzet niet bevordert. De conclusie is dat de ontslaggrond ‘verstoorde arbeidsrelatie’ door de gemeente voldoende is onderbouwd en voldoende grondslag vormt voor het ontslag van [appellante].
5.De slotsom
€ 683,-
€ 1.341,-(1,5 punten x tarief II)