In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende, één van de erven van de heer [A], tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 1 november 2012. De heffingsambtenaar van de gemeente Zwolle had bij afzonderlijke aanslagen de erven van de heer [A] aangeslagen voor het rioolrecht en de onroerende-zaakbelasting voor de belastingjaren 2008, 2009 en 2010. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslagen, maar de rechtbank heeft het beroep van belanghebbende in grote delen niet-ontvankelijk verklaard en enkele beroepen gegrond verklaard, waarbij dwangsommen zijn toegekend.
Belanghebbende heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. Het Hof heeft op 19 november 2013 de zaak behandeld, waarbij belanghebbende niet is verschenen. De heffingsambtenaar was vertegenwoordigd door mr. [B]. Het Hof heeft de feiten en de standpunten van beide partijen in overweging genomen. De centrale vraag was of de tenaamstelling van de beschikkingen en aanslagen, die luidde ‘de erven van de heer [A]’, juist was.
Het Hof oordeelt dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de heffingsambtenaar de aanslagen kon opleggen aan ‘de erven van de heer [A]’, aangezien [A] geregistreerd stond als eigenaar van de objecten. Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. Tevens zijn er geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing is openbaar uitgesproken op 28 januari 2014.