In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 augustus 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, die in Thailand verbleef, was beschuldigd van het seksueel misbruik van een minderjarige, die aan zijn zorg was toevertrouwd. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 januari 2000 tot en met 8 februari 2002 meermalen handelingen heeft gepleegd die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer, dat op dat moment nog niet de leeftijd van twaalf jaren had bereikt. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ernstige inbreuken op de lichamelijke en psychische integriteit van het slachtoffer, wat heeft geleid tot de geboorte van een kind. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven jaren, waarbij het hof zwaar heeft gewogen dat de verdachte geen rekening heeft gehouden met het welzijn van het slachtoffer en dat zijn daden blijvende gevolgen hebben gehad voor zowel het slachtoffer als het kind. De verdachte heeft geen medewerking verleend aan het strafrechtelijk onderzoek en heeft geen steun verleend aan het slachtoffer tijdens haar zwangerschap. Het hof heeft de ernst van de feiten en de gevolgen voor het slachtoffer en haar kind in de strafoplegging meegenomen, en heeft geoordeeld dat de opgelegde straf in overeenstemming moet zijn met de aard en ernst van het bewezenverklaarde.