ECLI:NL:GHARL:2014:6529

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 augustus 2014
Publicatiedatum
20 augustus 2014
Zaaknummer
ks 21-008873-13
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een vreemdeling wegens verblijf in Nederland terwijl hij tot ongewenst vreemdeling was verklaard

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 augustus 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Overijssel. De verdachte, geboren in 1987 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere veroordeling. De tenlastelegging betrof het verblijf in Nederland als vreemdeling, terwijl hij wist dat hij tot ongewenst vreemdeling was verklaard. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte aanvankelijk de terugkeerprocedure tegenwerkte, maar inmiddels leek hij daaraan mee te werken. De verdachte had 44 dagen in voorarrest gezeten, en het hof oordeelde dat het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest niet zou belemmeren dat de verdachte terugkeert naar zijn land van herkomst, Tunesië. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal, die een gevangenisstraf van 44 dagen had geëist, toegewezen.

De beslissing van het hof is in overeenstemming met de Terugkeerrichtlijn, die stelt dat een gevangenisstraf niet de uitvoering van de terugkeerprocedure mag belemmeren. Het hof heeft de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen en geconcludeerd dat de opgelegde straf passend en geboden is. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 44 dagen, met de bepaling dat de tijd in voorarrest in mindering wordt gebracht op de opgelegde straf. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, en de beslissing is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-008873-13
Uitspraak d.d.: 20 augustus 2014
TEGENSPRAAK
Promis
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Overijssel van 26 november 2013 met parketnummer 08-730836-13 in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1987],
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 6 augustus 2014 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf voor de duur van vierenveertig dagen. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman,
mr. R.M. Seth Paul, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 22 september 2013 in de gemeente [gemeente], in elk geval in Nederland, als vreemdeling heeft verbleven, terwijl hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat hij op grond van artikel 67 van de Vreemdelingenwet 2000, in elk geval op grond van enig wettelijk voorschrift, tot ongewenst vreemdeling was verklaard of terwijl tegen hem een inreisverbod was uitgevaardigd met toepassing van artikel 66a, zevende lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 22 september 2013 in de gemeente [gemeente], als vreemdeling heeft verbleven, terwijl hij wist dat hij op grond van enig wettelijk voorschrift tot ongewenst vreemdeling was verklaard.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

het bewezen verklaarde levert op:
als vreemdeling in Nederland verblijven, terwijl hij weet, dat hij op grond van een wettelijk voorschrift tot ongewenste vreemdeling is verklaard.

Strafbaarheid van de verdachte

De raadsman heeft op de terechtzitting van het hof aangevoerd dat vanwege strijdigheid met de Terugkeerrichtlijn verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Zonder nadere onderbouwing, die ontbreekt, vindt dit verweer geen steun in het recht, zodat het moet worden verworpen.
Verdachte is strafbaar aangezien ook overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In zijn arrest van 21 mei 2013 (ECLI:NL:HR:2013:3151) heeft de Hoge Raad uit de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie afgeleid dat Richtlijn nr. 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (Terugkeerrichtlijn) zich er niet tegen verzet dat op grond van artikel 197 van het Wetboek van Strafrecht een gevangenisstraf wordt opgelegd aan een tot ongewenst vreemdeling verklaarde onderdaan van een derde land in de zin van artikel 3, eerste lid, van de Terugkeerrichtlijn op wie de bij de Terugkeerrichtlijn voorziene terugkeerprocedure is toegepast en die, zonder geldige reden om niet terug te keren, illegaal in Nederland verblijft. Het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf kan echter de verwezenlijking van de met de Terugkeerrichtlijn nagestreefde doelstelling, te weten de invoering van een doeltreffend beleid van verwijdering en terugkeer van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen, in gevaar brengen.
De Hoge Raad verbindt in zijn arrest van 21 mei 2013 aan het voorgaande de conclusie dat de rechter die een onvoorwaardelijke gevangenisstraf oplegt wegens handelen in strijd met artikel 197 van het Wetboek van Strafrecht, zich ervan dient te vergewissen dat de stappen van de terugkeerprocedure zijn doorlopen.
Verdachte heeft in deze strafzaak 44 dagen in voorarrest gezeten. Dat voorarrest werd ondergaan in een periode waarvan op basis van het dossier aannemelijk is geworden dat verdachte de toen lopende terugkeerprocedures tegenwerkte, dat door de Staat alle van deze te verwachten inspanningen waren verricht om verdachte te laten terugkeren naar door hem opgegeven landen van herkomst en dat die terugkeerprocedures waren doorlopen.
Uit de door de advocaat-generaal overgelegde stukken van de dienst Terugkeer en Vertrek blijkt tevens dat er na het wijzen van het vonnis van de politierechter een nieuwe terugkeerprocedure is gestart. De vreemdelingenbewaring van verdachte is in maart 2014 opgeheven omdat de medewerker van de dienst Terugkeer en Vertrek overtuigd was van de oprechte medewerking van verdachte aan diens terugkeer naar Tunesië. De huidige stand van zaken in de terugkeerprocedure van verdachte is onbekend. Het hof kan dus niet vaststellen of de stappen in de nieuwe terugkeerprocedure zijn doorlopen en kan dus geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen indien die beslissing tot gevolg heeft dat de werking van de Terugkeerrichtlijn in gevaar wordt gebracht.
De situatie dat de werking van de Terugkeerrichtlijn in gevaar wordt gebracht doet zich niet voor indien het hof zich ertoe beperkt een gevangenisstraf op te leggen die in duur gelijk is aan het reeds ondergane voorarrest en daarbij de aftrek van dat voorarrest beveelt. Het gevolg van die beslissing zal zijn dat verdachte niet opnieuw gedetineerd raakt in deze zaak en de beslissing in deze zaak dus geen belemmering vormt om terug te keren naar Tunesië.
Uit een verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 12 november 2013 blijkt bovendien dat verdachte eerder onherroepelijk wegens - onder meer - een soortgelijk delict is veroordeeld. De LOVS-oriëntatiepunten ter zake van artikel 197 Wetboek van Strafrecht gaan uit van een gevangenisstraf van drie maanden. De persoonlijke omstandigheden van verdachte voor zover daarvan op de terechtzitting in hoger beroep is gebleken zijn door het hof in aanmerking genomen. Hetgeen in deze alinea is overwogen, in onderlinge samenhang bezien, maakt dat oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 44 dagen passend en geboden is.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op artikel 197 van het Wetboek van Strafrecht.
Dit voorschrift is toegepast, zoals het gold ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
44 (vierenveertig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. M.C. Fuhler, voorzitter,
mr. W.P.M. ter Berg en mr. J. Hielkema, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A. Meester, griffier,
en op 20 augustus 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.