In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 augustus 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Overijssel. De verdachte, geboren in 1987 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere veroordeling. De tenlastelegging betrof het verblijf in Nederland als vreemdeling, terwijl hij wist dat hij tot ongewenst vreemdeling was verklaard. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan.
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte aanvankelijk de terugkeerprocedure tegenwerkte, maar inmiddels leek hij daaraan mee te werken. De verdachte had 44 dagen in voorarrest gezeten, en het hof oordeelde dat het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest niet zou belemmeren dat de verdachte terugkeert naar zijn land van herkomst, Tunesië. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal, die een gevangenisstraf van 44 dagen had geëist, toegewezen.
De beslissing van het hof is in overeenstemming met de Terugkeerrichtlijn, die stelt dat een gevangenisstraf niet de uitvoering van de terugkeerprocedure mag belemmeren. Het hof heeft de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen en geconcludeerd dat de opgelegde straf passend en geboden is. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 44 dagen, met de bepaling dat de tijd in voorarrest in mindering wordt gebracht op de opgelegde straf. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, en de beslissing is openbaar uitgesproken.