Uitspraak
[appellant],
[geïntimeerde],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
(…) te vernietigen het vonnis van (…) 13 augustus 2013 tussen partijen gewezen en opnieuw rechtdoende (…) voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorbaat de geïntimeerde (voorheen eiseres) alsnog niet-ontvankelijk te verklaren althans haar vorderingen als ongegrond af te wijzen met veroordeling van geïntimeerde in de kosten van beide procedures.”
3.De vaststaande feiten
4.De vordering en de beoordeling in eerste aanleg
5.De grieven en de beoordeling in hoger beroep
Mochten er gronden zijn die de man niet heeft aangevoerd, die kunnen leiden tot een voor de man beter resultaat, dan verzoekt de man Uw Hof die gronden eveneens te gebruiken” is zoals [geïntimeerde] terecht heeft opgemerkt niet voldoende om aan te nemen dat een door appellant niet vermeld geschilpunt naast andere wel door de appellant nader omlijnde bezwaren, in hoger beroep opnieuw aan de orde wordt gesteld (Hoge Raad 6 februari 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU8278).
grief Ikomt hij op tegen het (hiervoor onder 4.4. weergegeven) oordeel dat [minderjarige], en daarmee [appellant] als diens vertegenwoordiger, toerekenbaar is tekort geschoten.
grieven II en IIIrichten zich tegen het hiervoor onder 4.5 weergegeven oordeel en komen er in de kern op neer dat de kantonrechter geen onrechtmatig handelen aan de zijde van [appellant] had mogen aannemen.
grief IIheeft [appellant] onder meer aangevoerd dat [geïntimeerde] geen vordering tot doorbetaling van de PGB-vergoeding toekomt omdat deze reeds in de huwelijkse boedel is gevloeid, die nog moet worden verdeeld.
6.De slotsom
7.De beslissing
19 augustus 2014.