In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 19 augustus 2014 uitspraak gedaan in een hoger beroep waarin appellant, vertegenwoordigd door mr. W.E.M. Klostermann, vorderde dat geïntimeerde, vertegenwoordigd door mr. J.V. van Ophem, het volledige procesdossier in een vrijwaringsprocedure zou overleggen. Appellant stelde dat hij rechtmatig belang had bij inzage in deze stukken, die betrekking hadden op de rechtsbetrekking tussen hem en geïntimeerde. Geïntimeerde voerde aan dat er sprake was van een fishing expedition en dat appellant geen rechtmatig belang had bij de gevraagde inzage.
Het hof oordeelde dat appellant wel degelijk een rechtmatig belang had bij het verkrijgen van de stukken, aangezien deze relevant waren voor de bewijsvoering in de hoofdzaak. Het hof stelde vast dat de gevraagde stukken voldoende waren afgebakend en in voldoende verband stonden met het geschil. Het hof wees de vordering van appellant toe en gaf geïntimeerde de opdracht om het procesdossier, inclusief alle producties, binnen vier weken aan appellant ter beschikking te stellen. Tevens werd er een dwangsom van € 1.000,- per dag opgelegd voor het geval geïntimeerde niet aan dit bevel voldeed, met een maximum van € 20.000,-.
De beslissing van het hof benadrukt het belang van inzage in processtukken voor een behoorlijke rechtspleging en bevestigt dat er geen ongeclausuleerd recht op inzage bestaat. De zaak zal verder worden behandeld in de hoofdzaak, waarbij appellant ook stukken uit de vrijwaringsprocedure kan inbrengen.