Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[appellante],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De beoordeling
schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen (artikel 354 lid 1 en 2 Fw jo 358 lid 2 Fw). De rechtbank heeft daartoe in het bestreden vonnis samengevat het volgende overwogen. Uit het verslag van de bewindvoerder blijkt dat [appellante] zich niet heeft gehouden aan de informatieplicht. Er ontbreken stukken. Daarbij zijn nieuwe schulden ontstaan aan de VGZ van € 1.466,19 en bij de belastingdienst van € 22.804,- inzake kinderopvangtoeslag. [appellante] heeft tegen deze laatste schuld bezwaar gemaakt maar de bewindvoerder krijgt niets te horen over de laatste stand van zaken hierin. [appellante] heeft een boedelachterstand laten ontstaan van € 379,72. Ze heeft in totaal 14 sollicitaties te weinig verricht. Het is onduidelijk of zij nu weer een sollicitatieplicht heeft of nog aan het re-integreren is. Ter zitting van de rechtbank op 1 mei 2014 heeft [appellante] toegelicht dat de schuld aan VGZ is ontstaan doordat zij zich heeft laten steriliseren en dat haar zorgverzekeraar die operatie niet heeft vergoed. [appellante] heeft met VGZ een betalingsregeling getroffen. [appellante] heeft verder toegelicht dat zij nog geen beslissing van de belastingdienst heeft ontvangen op haar bezwaar. Die beslissing zal uiterlijk 6 mei 2014 worden genomen. Voorts is zij momenteel arbeidsongeschikt. Zij zou gaan beginnen met re-integreren maar viel direct weer uit. De bewindvoerder heeft deze toelichting van [appellante] onderschreven. In verband daarmee heeft de rechtbank ter zitting op
1 mei 2014 de beslissing aangehouden omdat eerst duidelijkheid dient te komen over de nieuwe schuld aan de belastingdienst. [appellante] kan in deze tijd de ontbrekende informatie aanleveren. Op 27 mei 2014 is een brief van de bewindvoerder ontvangen. De bewindvoerder heeft na de zitting niets meer vernomen van [appellante]. Er ontbreken nog steeds stukken. Ook de beslissing van de belastingdienst is nog niet ontvangen door de bewindvoerder. De nieuwe schuld aan VGZ is verder opgelopen tot € 1.917,52. [appellante] heeft zich dus niet gehouden aan de getroffen betalingsregeling. De boedelachterstand bedraagt nu € 328,72. Gezien het vorenstaande heeft de rechtbank geoordeeld dat [appellante] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van een of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen. Zij is meerdere malen op haar verplichtingen uit hoofde van de schuldsaneringsregeling gewezen en heeft nog een laatste kans gekregen van de rechtbank om zich alsnog aan haar verplichtingen te houden. Dit heeft zij echter nagelaten, aldus de rechtbank.
primairdat er door de rechtbank is gehandeld in strijd met het beginsel van hoor en wederhoor. Immers, zij heeft nimmer kunnen reageren op de brief van de bewindvoerder van
27 mei 2014 waardoor zij in haar belangen is geschaad. Dit laatste wordt ook bevestigd door de brief van de bewindvoerder van 5 juni 2014. Uit die brief volgt volgens [appellante] dat zij nog vóór 5 juni 2014 de verzochte informatie heeft verstrekt.
Subsidiairstelt [appellante] dat zij wel degelijk haar verplichtingen uit hoofde van de schuldsaneringsregeling is nagekomen, zoals ook wordt bevestigd in de hiervoor vermelde brief van de bewindvoerder van 5 juni 2014.
Inhoudelijk3.5 Uit de Wet Schuldsanering Natuurlijke personen (WSNP) vloeien verplichtingen voort voor de schuldenaar, in dit geval [appellante], die hun grond vinden in de doelstelling van die wet. Deze doelstelling komt er kort gezegd op neer dat natuurlijke personen die in een
uitzichtloze financiële positie zijn gekomen, de kans moet worden geboden om in financiële zin weer met een schone lei verder te kunnen gaan. Dat vergt van de schuldenaar een actieve medewerking aan een doeltreffende uitvoering van de schuldsaneringsregeling, mede gelet op de belangen van de (gedupeerde) schuldeisers. Van het ontbreken van de vereiste medewerking kan, onder meer, sprake zijn indien de schuldenaar zijn/haar informatieplicht niet nakomt, onvoldoende solliciteert of nieuwe bovenmatige schulden laat ontstaan.
Op het door [appellante] ingestelde beroep tegen dat besluit op bezwaar van 11 juni 2014 is op
dit moment nog niet beslist door de rechtbank.
4.De beslissing
5 juni 2014;