ECLI:NL:GHARL:2014:6259

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 augustus 2014
Publicatiedatum
7 augustus 2014
Zaaknummer
21-000505-14
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van een geldboete in plaats van taakstraf in verband met artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 augustus 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle, van 17 januari 2014. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarin hij was veroordeeld voor mishandeling. Het hof heeft de zaak behandeld op de zitting van 24 juli 2014, waarbij het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal. De advocaat-generaal vroeg primair om niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in zijn hoger beroep en subsidiair om vernietiging van het vonnis en veroordeling tot een gevangenisstraf van vier weken.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. De tenlastelegging betrof het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan een persoon, maar het hof oordeelde dat het opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel niet bewezen was. De verdachte werd vrijgesproken van het primair ten laste gelegde, maar het subsidiair ten laste gelegde, namelijk mishandeling, werd wel bewezen verklaard. De verdachte had op 29 maart 2013 met zijn auto opzettelijk een persoon aangereden, waardoor deze letsel had opgelopen.

De strafbaarheid van de verdachte werd vastgesteld, en het hof oordeelde dat een taakstraf niet kon worden opgelegd vanwege eerdere veroordelingen van de verdachte. Het hof vond een gevangenisstraf te zwaar en legde in plaats daarvan een geldboete op van € 500,00, met de mogelijkheid van 10 dagen hechtenis bij gebreke van betaling. De beslissing werd genomen met inachtneming van de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000505-14
Uitspraak d.d.: 7 augustus 2014
VERSTEK
Promis

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle, van 17 januari 2014 met parketnummer 08-154885-13 in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboorteplaats],
wonende te [adres].

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 24 juli 2014 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot:
 primair: niet-ontvankelijkverklaring van verdachte in het door hem ingestelde hoger beroep, met toepassing van het bepaalde in artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering;
 subsidiair; vernietiging van het vonnis, bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde en veroordeling ter zake van dit feit tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 weken.
Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 29 maart 2013 te [plaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet één of meermalen met zijn voertuig (auto) met hoge snelheid, althans te snel/hoog voor veilig verkeer ter plaatse en/of zonder (voldoende) te remmen en/of zonder (voldoende) uit te wijken naar/tegen en/of in de richting van die [slachtoffer] is/heeft gereden en/of kort langs die [slachtoffer] is gereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair:
hij op of omstreeks 29 maart 2013 te [plaats] opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), één of meermalen met zijn voertuig (auto) met hoge snelheid, althans te snel/hoog voor veilig verkeer ter plaatse en/of zonder (voldoende) te remmen en/of zonder (voldoende) uit te wijken naar/tegen en/of in de richting van die [slachtoffer] is/heeft gereden en/of kort langs die [slachtoffer] is gereden, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Ten aanzien van het primair ten laste gelegde acht het hof opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel niet bewezen. Verdachte zal daarom van het primair ten laste gelegde worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
subsidiair:
hij op 29 maart 2013 te [plaats] opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), met zijn voertuig (auto) met een snelheid, te hoog voor veilig verkeer ter plaatse en zonder (voldoende) te remmen tegen die [slachtoffer] is gereden, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

het subsidiair bewezen verklaarde levert op:
mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte en zijn draagkracht, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van aangever [slachtoffer], door - kort gezegd - met een auto op hem in te rijden en aangever daarbij te raken. De oorsprong van dit feit ligt volgens verdachte in de omstandigheid dat hij zich ergerde aan de hond van aangever. Toen hij daarover iets tegen aangever had gezegd, heeft aangever tegen de auto geschopt. Naar aanleiding daarvan is hij op aangever ingereden, aldus verdachte.
Door de aanrijding heeft aangever letsel bekomen, te weten een schaafwond op het scheenbeen. Verdachte heeft met zijn handelen inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van aangever.
Uit het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 1 juli 2014 is gebleken dat verdachte eerder ter zake van strafbare feiten onherroepelijk tot een straf en/of maatregel is veroordeeld. Zo is verdachte op 1 december 2008 ter zake van (onder andere) geweldsdelicten onherroepelijk veroordeeld tot een werkstraf. Deze veroordeling leidt ertoe dat een taakstraf, waarvan oplegging in deze zaak in beginsel passend is, op de voet van het bepaalde in artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht, niet kan worden opgelegd.
Het hof acht oplegging van een gevangenisstraf te zwaar voor het bewezen verklaarde feit. Daarom zal het hof een geldboete van na te melden hoogte opleggen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 23, 24, 24c en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 500,00 (vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. O. Anjewierden, voorzitter,
mr. W.M. van Schuijlenburg en mr. A. Dijkstra, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. I.N. Koers, griffier,
en op 7 augustus 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.