ECLI:NL:GHARL:2014:6192

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
5 augustus 2014
Publicatiedatum
5 augustus 2014
Zaaknummer
200.124.016
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid werkgever voor schade aan leaseauto door verkeerd tanken

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden werd behandeld, ging het om de aansprakelijkheid van een werknemer voor schade aan een leaseauto die was ontstaan door verkeerd tanken. De werknemer, [geïntimeerde], had op 2 februari 2012 per ongeluk normale benzine in plaats van diesel getankt, wat resulteerde in schade aan de auto ter hoogte van € 6.016,77. De werkgever, Rivix ICT B.V., vorderde in reconventie deze schadevergoeding van de werknemer, met het argument dat de schade was ontstaan tijdens de uitvoering van de arbeidsovereenkomst. De kantonrechter had de vordering van Rivix afgewezen, wat leidde tot het hoger beroep.

Het hof nam de grieven van Rivix in behandeling, waarbij de werkgever betoogde dat de schade niet tijdens werktijd was ontstaan, maar tijdens privétijd. De werknemer daarentegen stelde dat hij op het moment van tanken op weg was naar een vergadering en dat de schade dus wel degelijk tijdens de uitvoering van de arbeidsovereenkomst was ontstaan. Het hof oordeelde dat de aansprakelijkheid van de werknemer voor schade aan de werkgever, zoals vastgelegd in artikel 7:661 BW, alleen van toepassing is als de schade het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer.

Het hof besloot dat er behoefte was aan nadere inlichtingen over de omstandigheden van het voorval en bepaalde een comparitie van partijen om de zaak verder te onderzoeken. De beslissing over de aansprakelijkheid en de vordering van Rivix werd aangehouden, waarbij het hof partijen uitnodigde om te proberen tot een schikking te komen. De uitspraak van het hof benadrukt de nuances van aansprakelijkheid in het arbeidsrecht, vooral in situaties waarin de grens tussen privé- en werkgerelateerde activiteiten vervaagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.124.016
(zaaknummer rechtbank Utrecht, sector handel en kanton, locatie Utrecht 826344)
arrest van de derde kamer van 5 augustus 2014
in de zaak van
Rivix ICT B.V.,
gevestigd te Zoetermeer,
appellante,
hierna: Rivix,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer,
tegen:
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats geïntimeerde],
geïntimeerde,
hierna: [geïntimeerde],
advocaat: mr. G.A. van Gorcum.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 7 mei 2013 hier over.
1.2
Het verdere verloop blijkt uit:
- de memorie van grieven,
- de memorie van antwoord met één productie.
1.3
Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.

2.De grieven

Rivix heeft de volgende grieven aangevoerd. In plaats van “de rechtbank” leest het hof telkens “de kantonrechter”.
Grief ITen onrechte heeft de kantonrechter in haar vonnis in conventie overwogen:
“De wettelijke verhoging wegens te late betaling van (een deel van) het loon, wordt met het oog op de omstandigheden van het geval gesteld op 40%, neerkomend op € 905,70 bruto.”
Grief IITen onrechte heeft de kantonrechter in haar vonnis in reconventie overwogen:
“Mede gezien het beschermingskarakter van de wettelijke beperking van de aansprakelijkheid van de werknemer voor schade, dienen de woorden ‘bij de uitvoering van de overeenkomst’ niet in enge zin worden opgevat. Dit geldt temeer waar het hier schade aan een auto betreft, die door de werkgever ter beschikking is gesteld aan een werknemer die ook buiten de vestiging van de werkgever werkzaam was en de auto ook voor privé doeleinden mocht gebruiken.”
Grief III
Ten onrechte heeft de kantonrechter in haar vonnis overwogen:
“Nu Rivix niet heeft weersproken dat [geïntimeerde] op de ochtend van 2 februari 2012, toen het voorval plaats vond, thuis had gewerkt en op weg naar kantoor was toe hij ging tanken, is sprake van verkeer tussen twee werkplekken en niet van woon-werk verkeer. De schade is daarom bij de uitoefening van de arbeidsovereenkomst toegebracht.”
Grief IVTen onrechte heeft de kantonrechter in (het hof leest) haar vonnis overwogen:
“Ook indien evenwel de woning van [geïntimeerde] niet als zijn werkplek in bedoelde zin zou zijn aan te merken of als hij op 2 februari 2012 ’s ochtends niet thuis had gewerkt, leidt dat niet tot een ander oordeel. In het kader van de toepassing van artikel 7:661 lid 1 BW geldt de verplichting van de werknemer om de auto zorgvuldig en in overeenstemming met de geldende gebruiksvoorschriften, zoals onder meer vervat in de leaseregeling, te gebruiken als een uit de arbeidsovereenkomst voortvloeiende verplichting. Het tanken met de auto maakte daarom onderdeel uit van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst ook indien [geïntimeerde] zou hebben getankt met het oog op privé gebruik van de auto. Een andere uitleg zou er op neerkomen dat mogelijke aansprakelijkheid afhankelijk is van het moment waarop wordt getankt, terwijl het tanken zelf mede gebeurt ten behoeve van niet privé te rijden kilometers.”
Grief VTen onrechte overweegt de kantonrechter:
“Wil van bewuste roekeloosheid in de zin van artikel 7:661 BW, net als in het kader van artikel 7:658 lid 2 BW, kunnen worden gesproken, moet vast staan dat de werknemer zich onmiddellijk voorafgaand aan het voorval daadwerkelijk bewust was van het roekeloze karakter van zijn gedraging. Daarop wijst noch de aard van de gedraging die in dit geval de schade heeft veroorzaakt, noch de – onvoldoende gemotiveerd weersproken – stelling van [geïntimeerde] dat hij op 2 februari 2012 al onderhevig was aan symptomen, zoals vergeetachtigheid en verstrooidheid, die passen bij het nadien manifest geworden burn out.”

3.De vaststaande feiten

3.1
[geïntimeerde] is van 15 november 2011 tot 15 november 2012 in dienst geweest van Rivix als account manager tegen een salaris van € 3.500,- bruto per maand, te vermeerderen met vakantietoeslag en emolumenten.
3.2
In artikel 9 van de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst is onder andere het volgende bepaald:
“De werkgever zal aan werknemer, zolang hij feitelijk werkzaamheden verricht, een auto ter beschikking stellen. Voor deze (lease)auto geldt een maximum (lease)bedrag van € 750,- per maand inclusief brandstofkosten en verzekeringen. Dit bedrag is berekend op basis van de standaard calculatie van 35.000 km/jaar, dieselmotor en 48 maanden looptijd.(…)
Ten aanzien van het gebruik is de leaseregeling van de werkgever van toepassing. Privé gebruik van de leaseauto binnen Nederland is toegestaan tot een maximum van 15.000 kilometer per jaar.(…)”Rivix heeft aan [geïntimeerde] een dieselauto in gebruik gegeven.
3.3
In de bedoelde leaseregeling van Rivix is onder andere het volgende bepaald:
7. Algemeen gebruikEen bedrijfsauto wordt aan een medewerker primair ter beschikking gesteld voor de uitoefening van zijn of haar functie.
De medewerker is verplicht de auto deskundig en zorgvuldig te gebruiken in overeenstemming met de overheidsvoorschriften en de gegeven gebruik- en onderhoudsvoorschriften.(…)8. Exploitatie- en andere kosten i.v.m. het gebruik van de auto(…)
Voor rekening van de medewerker zijn:(…)
• Schade die het gevolg is van bewezen niet-behoorlijk gebruik en/of onderhoud van de auto door de medewerker.(…)10. BeëindigingHet recht op de bedrijfsauto vervalt:(…)• Op het tijdstip waarop de medewerker 3 maanden arbeidsongeschikt is en geen vooruitzicht bestaat op spoedig herstel en/of werkhervatting(…)

11.Het recht op een lease auto wordt onderbroken(…)• Bij langdurig ziek zijn van de medewerker. Onder langdurige ziekte wordt een ziektegeval van minimaal zes maanden verstaan.(…)”3.4 Op donderdag 2 februari 2012 heeft [geïntimeerde], met draaiende motor, normale benzine in de leaseauto getankt. De schade die hierdoor aan de leaseauto is ontstaan, bedraagt € 6.016,77 (inclusief BTW).

3.5
Op 23 mei 2012 heeft [geïntimeerde] zich met werkgerelateerde psychische klachten (burn out) bij Rivix ziek gemeld. De door Rivix ingeschakelde verzuimconsulente en de bedrijfsarts hebben [geïntimeerde] wegens ziekte niet tot werken in staat geacht. Zij hebben aangedrongen op een beperking van het contact van Rivix met [geïntimeerde]. Gedurende de resterende duur van het dienstverband (tot 15 november 2012) heeft [geïntimeerde] niet meer voor Rivix gewerkt.
3.6 Omdat [geïntimeerde] na zijn uitval wegens ziekte, ondanks aandringen van Rivix, de hem ter beschikking gestelde leaseauto niet inleverde, heeft Rivix de kosten van de leaseauto ten laste van [geïntimeerde] gebracht door bij de loonbetaling over juni 2012 ter zake
‘Inhouding leasing’€ 700,- in te houden. Ook hield Rivix ter zake van
‘Inhouding schade auto’€ 750,- op het salaris in. [geïntimeerde] heef tegen deze inhoudingen bezwaar gemaakt. Onder druk van de looninhouding heeft [geïntimeerde] de leaseauto op 11 juli 2012 alsnog ingeleverd, maar aanspraak gemaakt op compensatie voor het missen van het privé gebruik van de auto. Rivix heeft zich voorwaardelijk bereid verklaard [geïntimeerde] tegemoet te komen vanwege het gemis van de auto.
3.7
Op het loon over de maand juli 2012 heeft Rivix € 750,- aan
‘Inhouding schade auto’en € 64,26 aan
‘Inhouding autokosten’(kosten van annulering van de ophaaldienst), totaal derhalve € 814,26, in mindering gebracht.
3.8
Op 27 augustus 2012 heeft Rivix aan [geïntimeerde] alsnog € 64,26 voldaan. Op
28 augustus 2012 heeft zij hem een betaling gedaan, waarmee ook de andere inhoudingen ongedaan zijn gemaakt.

4.De motivering van de beslissing in hoger beroep

Schade aan de lease auto (grieven II tot en met V)
4.1
Rivix heeft in eerste aanleg (in reconventie) veroordeling van [geïntimeerde] gevorderd aan haar een bedrag van € 6.016,71 (inclusief BTW) aan schadevergoeding te betalen, te vermeerderen met wettelijke rente en proceskosten. Zij heeft aan deze vordering ten grondslag gelegd dat [geïntimeerde] aansprakelijk is voor de schade die op 2 februari 2012 aan de hem ter beschikking gestelde leaseauto is toegebracht. De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis de vorderingen van Rivix afgewezen en Rivix in de proceskosten veroordeeld. De grieven II tot en met V zijn tegen deze beslissing gericht. Het hof zal de grieven gezamenlijk behandelen.
4.2
Op grond van artikel 7:661 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) is de werknemer die bij de uitvoering van de overeenkomst schade toebrengt aan de werkgever te dier zake niet jegens de werkgever aansprakelijk, tenzij de schade een gevolg is van zijn opzet of bewuste roekeloosheid. Uit de omstandigheden van het geval kan, mede gelet op de aard van de overeenkomst, anders voortvloeien dan in de vorige zin is bepaald. Afwijking van lid 1 ten nadele van de werknemer is slechts mogelijk bij schriftelijke overeenkomst en slechts voor zover de werknemer te dier zake verzekerd is (artikel 7:661 lid 2 BW).
4.3
Partijen zijn allereerst verdeeld over de vraag of artikel 7:661 lid 1 eerste volzin BW van toepassing is, te weten of de schade aan de leaseauto op 2 februari 2012 tijdens de uitvoering van de overeenkomst is ontstaan. Volgens Rivix is dit niet het geval en is de schade tijdens privétijd/woon-werkverkeer ontstaan. [geïntimeerde] heeft aangevoerd dat de schade wel tijdens de uitvoering van de overeenkomst is ontstaan, aangezien hij, zoals gebruikelijk was gelet op zijn functie als accountmanager, op de bewuste dag eerst thuis had gewerkt en daarna tijdens werktijd/kantooruren op verzoek van Rivix op weg was naar een vergadering in Amsterdam. Rivix heeft betwist dat [geïntimeerde] op 2 februari 2012 werkzaamheden thuis had verricht en voorts dat zij hem daartoe een werkopdracht had verstrekt.
4.4
Het hof heeft behoefte aan nadere inlichtingen, onder andere met betrekking tot de volgende punten:
- de gebeurtenissen op 2 februari 2012;
- een eventuele toezegging door Rivix aan [geïntimeerde] in februari 2012 dat [geïntimeerde] de schade vanwege het verkeerd tanken niet zou behoeven te betalen (punt 6 conclusie van antwoord in reconventie, proces-verbaal van de comparitie van partijen in eerste aanleg, punt 33 memorie van antwoord);
- de reikwijdte van artikel 7:661 BW in geval van het tanken van een bedrijfsauto;
- de eventuele rol die het arrest van de Hoge Raad van 11 juli 2014 ECLI:NL:HR:2014:1629 bij de beoordeling van deze zaak speelt.
Het hof zal een comparitie van partijen bepalen. Tijdens deze comparitie van partijen zal ook de toewijzing door de kantonrechter van de (gematigde) wettelijke verhoging tot een bedrag van € 905,70 bruto aan de orde komen (grief I). Tevens zal worden onderzocht of partijen tot een regeling kunnen komen. Het staat partijen vanzelfsprekend vrij om ook vóór de comparitie van partijen een regeling te treffen.
4.5
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
5. De beslissing
Het hof, recht doende in hoger beroep:
bepaalt dat partijen ([geïntimeerde] in persoon en Rivix vertegenwoordigd door iemand die van de zaak op de hoogte en tot het geven van de verlangde inlichtingen in staat is en bevoegd is tot het aangaan van een schikking), samen met hun advocaten zullen verschijnen voor het hierbij tot raadsheer-commissaris benoemde lid van het hof mr. E.B. Knottnerus, die daartoe zitting zal houden in het paleis van justitie aan de Walburgstraat 2-4 te Arnhem op een nader door deze te bepalen dag en tijdstip, om inlichtingen te geven als onder 4.4 vermeld en opdat kan worden onderzocht of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden;
bij deze comparitie bestaat geen gelegenheid om pleitnotities voor te dragen;
bepaalt dat partijen de verhinderdagen van partijen en hun advocaten in de maanden augustus, september, oktober en november 2014 zullen opgeven op de
roldatum 19 augustus 2014, waarna dag en uur van de comparitie (ook indien voormelde opgave van een of meer van partijen ontbreekt) door de raadsheer-commissaris zullen worden vastgesteld;
bepaalt dat indien een partij bij gelegenheid van de comparitie van partijen nog een proceshandeling wenst te verrichten of producties in het geding wenst te brengen, deze partij ervoor dient te zorgen dat het hof en de wederpartij uiterlijk twee weken voor de dag van de zitting een afschrift van de te verrichten proceshandeling of de in het geding te brengen producties hebben ontvangen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. I.A. Katz-Soeterboek, E.B. Knottnerus en W. Duitemeijer en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 5 augustus 2014.