Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[appellant],
[geïntimeerde],
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, heeft [appellant] hoger beroep ingesteld tegen een eindvonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad, dat op 18 juli 2012 was gewezen. Het geschil betreft een aannemingsovereenkomst waarbij [appellant] een uitbouw heeft gerealiseerd aan de woning van [geïntimeerde]. De uitbouw is verzakt, waarna [geïntimeerde] [appellant] aansprakelijk heeft gesteld voor de schade. In eerste instantie heeft de rechtbank diverse vonnissen gewezen, waaronder een eindvonnis op 18 juli 2012, waartegen [appellant] in hoger beroep ging.
Het hof heeft vastgesteld dat [appellant] herhaaldelijk uitstel heeft gevraagd voor het indienen van de memorie van grieven, maar uiteindelijk op 18 juni 2013 geen grieven heeft ingediend. Hierdoor is het recht van [appellant] om grieven te dienen komen te vervallen. Het hof overweegt dat het vonnis van de rechtbank, voor zover gewezen in de hoofdzaak, niet in strijd is met rechtsregels van openbare orde. Daarom heeft het hof het hoger beroep verworpen.
De beslissing van het hof houdt in dat [appellant] als in het ongelijk gestelde partij wordt beschouwd en veroordeeld wordt in de kosten van het geding in hoger beroep. De kosten zijn vastgesteld op € 291,- aan verschotten en € 815,50 aan geliquideerd salaris voor de advocaat. Dit arrest is uitgesproken op 29 juli 2014 door de rechters J.H. Kuiper, H. de Hek en D.H. de Witte.