ECLI:NL:GHARL:2014:6077

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
29 juli 2014
Publicatiedatum
29 juli 2014
Zaaknummer
200.114.881-01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwerping van hoger beroep wegens het niet indienen van grieven

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, heeft [appellant] hoger beroep ingesteld tegen een eindvonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad, dat op 18 juli 2012 was gewezen. Het geschil betreft een aannemingsovereenkomst waarbij [appellant] een uitbouw heeft gerealiseerd aan de woning van [geïntimeerde]. De uitbouw is verzakt, waarna [geïntimeerde] [appellant] aansprakelijk heeft gesteld voor de schade. In eerste instantie heeft de rechtbank diverse vonnissen gewezen, waaronder een eindvonnis op 18 juli 2012, waartegen [appellant] in hoger beroep ging.

Het hof heeft vastgesteld dat [appellant] herhaaldelijk uitstel heeft gevraagd voor het indienen van de memorie van grieven, maar uiteindelijk op 18 juni 2013 geen grieven heeft ingediend. Hierdoor is het recht van [appellant] om grieven te dienen komen te vervallen. Het hof overweegt dat het vonnis van de rechtbank, voor zover gewezen in de hoofdzaak, niet in strijd is met rechtsregels van openbare orde. Daarom heeft het hof het hoger beroep verworpen.

De beslissing van het hof houdt in dat [appellant] als in het ongelijk gestelde partij wordt beschouwd en veroordeeld wordt in de kosten van het geding in hoger beroep. De kosten zijn vastgesteld op € 291,- aan verschotten en € 815,50 aan geliquideerd salaris voor de advocaat. Dit arrest is uitgesproken op 29 juli 2014 door de rechters J.H. Kuiper, H. de Hek en D.H. de Witte.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.114.881/01
(zaaknummer rechtbank Zwolle-Lelystad 162003 / HL ZA 09-1300)
arrest van de eerste kamer van 29 juli 2014
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
in eerste aanleg: gedaagde in de hoofdzaak,
hierna:
[appellant],
advocaat: voorheen mr. G.M. Volkerink, kantoorhoudend te Kampen, die zich heeft onttrokken,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres in de hoofdzaak,
hierna:
[geïntimeerde],
advocaat: mr. J. Burema, kantoorhoudend te Almere.

1.Het geding in eerste instantie

1.1
Het gaat het in deze zaak - kort gezegd - om het volgende. Op grond van een tussen partijen gesloten aannemingsovereenkomst heeft [appellant] voor [geïntimeerde] een uitbouw gerealiseerd aan de woning van [geïntimeerde]. Bij de uitvoering van de aannemingsovereenkomst heeft [appellant] voor de heiwerkzaamheden gebruik gemaakt van de diensten van [X] te [woonplaats] (hierna: [X]). De uitbouw is verzakt.
1.2
[geïntimeerde] heeft [appellant] aangesproken tot vergoeding van de schade die zij heeft geleden doordat [appellant] volgens haar toerekenbaar tekort geschoten is in de nakoming van de aannemingsovereenkomst. Dit geschil is als de hoofdzaak bekend bij de rechtbank Zwolle-Lelystad, sector civiel recht, locatie Lelystad (hierna: de rechtbank) onder het in de aanhef vermelde nummer.
1.3
[appellant] heeft bij incidenteel vonnis (in de hoofdzaak) van 27 januari 2010 toestemming verkregen om [X] en haar vennoten Theodorus Cornelis Veldkamp en Vincent van Rossum in vrijwaring op te roepen. De vrijwaringsprocedure is bij de rechtbank bekend onder nummer 169575 / HA ZA 10-435. In de hoofdzaak heeft de rechtbank bij vonnis van 2 juni 2010 en in de vrijwaringszaak bij vonnis van 14 juli 2010 een comparitie gelast en - gelijktijdig met de hoofdzaak - tussenvonnissen gewezen op 1 december 2010, 6 april 2011 en 26 oktober 2011. Op 18 juli 2012 heeft de rechtbank eindvonnis gewezen, zowel in de hoofdzaak als in de vrijwaringszaak.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Bij exploot van 9 oktober 2012 is door [appellant] hoger beroep ingesteld van het eindvonnis in de hoofdzaak van 18 juli 2012 met dagvaarding van [geïntimeerde] tegen de zitting van 23 oktober 2012. In de appeldagvaarding wordt in de hoofdzaak geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis van de rechtbank van 18 juli 2012 en tot het alsnog afwijzen van de vorderingen van [geïntimeerde], met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van het geding in beide instanties.
2.2
Op de rol van 22 januari 2013 heeft [appellant] uitstel gevraagd en gekregen voor het nemen van de memorie van grieven. Evenzo op 5 maart 2013 en op 2 april 2013.
2.3
Ter rolle van 7 mei 2013 heeft [appellant] wederom uitstel gevraagd voor het nemen van de memorie van grieven, maar dit uitstel is niet verleend. Bijgevolg stond [appellant] op de rol van 4 juni 2013 ambtshalve peremptoir voor het dienen van grieven.
2.4
Op de rol van 4 juni 2013 heeft mr. Volkerink zich onttrokken aan de zaak. Conform het rolreglement is aan [appellant] vervolgens een nader uitstel van twee weken verleend voor het opnieuw stellen van een advocaat en voor het nemen van de memorie van grieven. Het uitstel is verleend tot 18 juni 2013. [geïntimeerde] heeft [appellant] tegen laatstgenoemde datum partij peremptoir gesteld en tijdig akte niet dienen aangezegd.
2.5
Aangezien [appellant] op 18 juni 2013 niet van grieven heeft gediend, is akte niet dienen verleend aan [geïntimeerde]. Er heeft zich geen nieuwe advocaat gesteld voor [appellant].
2.6
Na enkele aanhoudingen, omdat van de zijde van [geïntimeerde] geen instructie is ontvangen, heeft [geïntimeerde] op de rol van 11 maart 2014 de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.

3.De beoordeling

3.1
[appellant] heeft de hem door het hof gestelde termijnen voor het nemen van de memorie van grieven, ongebruikt laten verstrijken. Door de verlening aan [geïntimeerde] van akte niet dienen, is het recht van [appellant] om alsnog van grieven te dienen, komen te vervallen.
3.2
Nu [appellant] geen grieven heeft ontwikkeld tegen het vonnis waarvan beroep, en in aanmerking nemend dat het vonnis van de rechtbank van 18 juli 2012 - voor zover gewezen in de hoofdzaak - niet in strijd is met rechtsregels die van openbare orde zijn, zal het hoger beroep van [appellant] worden verworpen.
3.3
[appellant] moet in hoger beroep worden beschouwd als de in het ongelijk te stellen partij. Het hof zal [appellant] dan ook veroordelen in de kosten van het geding in hoger beroep (salaris advocaat: ½ punt in tarief IV).
De beslissing
Het gerechtshof:
verwerpt het hoger beroep van [appellant] in de hoofdzaak;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep en stelt die kosten aan de zijde van [geïntimeerde] tot aan deze uitspraak vast op € 291,- aan verschotten en op € 815,50 aan geliquideerd salaris voor de advocaat.
Dit arrest is gewezen door mr. J.H. Kuiper, mr. H. de Hek en mr. D.H. de Witte, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 29 juli 2014.