Op 22 juli 2014 heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek van een verdachte in een strafzaak. Het verzoek tot wraking was ingediend tegen de rechters H. Abbink, M.J. Stolwerk en M.E. van Wees, naar aanleiding van een eerdere beslissing van het hof om een verzoek tot het horen van een getuige, verbalisant Kerver, af te wijzen. De verdediging stelde dat de afwijzing van dit verzoek de indruk wekte dat het hof reeds een oordeel had gevormd over de betrouwbaarheid van de verklaringen van de verdachte. Tijdens de zitting van de wrakingskamer op 8 juli 2014 werd de verdachte bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. B. Yeşilgöz, en de advocaat-generaal. De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek tijdig en ontvankelijk was, maar dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor een gebrek aan onpartijdigheid van de rechters. Het hof benadrukte dat rechters uit hoofde van hun aanstelling vermoed worden onpartijdig te zijn, en dat de beslissing om een getuige niet te horen een procedureel karakter heeft. De wrakingskamer concludeerde dat de vrees van de verdachte voor vooringenomenheid niet objectief gerechtvaardigd was. Het hof wees het wrakingsverzoek af, waarbij het de beslissing van de rechters als niet vooringenomen beschouwde en stelde dat de motivering van de afwijzing van het verzoek tot het horen van de getuige niet de indruk wekte dat het hof vooruitliep op het eindoordeel over de schuldvraag van de verdachte. De beslissing werd uitgesproken door mr. Y.A.J.M. van Kuijck, voorzitter, en de raadsheren H. van Loo en R.F.C. Spek, in aanwezigheid van griffier mr. K.J.F. Roelofs-van Dinther.