In deze zaak gaat het om de toepassing van het kwarttarief voor kampeerauto’s in de motorrijtuigenbelasting. Belanghebbende, houder van een motorrijtuig, heeft verzocht om toepassing van het kwarttarief zoals bedoeld in artikel 23a van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994. De Inspecteur heeft dit verzoek toegewezen, maar met ingang van 30 januari 2013, terwijl belanghebbende meent dat het kwarttarief met terugwerkende kracht tot 30 januari 2012 moet worden toegepast. De rechtbank Gelderland heeft het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna belanghebbende hoger beroep heeft ingesteld bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.
Tijdens de zitting is vastgesteld dat de uitspraak van de rechtbank is gedaan door mw. mr. J.M.W. van de Sande, en dat er een vergissing is gemaakt in het proces-verbaal van de zitting bij de rechtbank. Het Hof heeft geoordeeld dat de Inspecteur terecht heeft afgezien van het horen van belanghebbende in de bezwaarprocedure, omdat het bezwaar kennelijk ongegrond was. Het Hof heeft verder vastgesteld dat de Inspecteur het kwarttarief correct heeft toegepast, aangezien het verzoek om toepassing van het kwarttarief pas op 4 februari 2013 is ingediend.
Het Hof heeft geconcludeerd dat de wet geen ruimte biedt voor een verdere terugwerkende kracht van het kwarttarief dan tot het moment van indiening van het verzoek. De omstandigheid dat belanghebbende niet op de hoogte was van de noodzaak om een verzoek in te dienen, wordt voor zijn rekening en risico gehouden. Het Hof heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd.