Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.[appellante sub 1],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
4.De motivering van de beslissing in hoger beroep
”Indien het zakelijk recht als bedoeld in artikel 5.1. (f) ertoe leidt dat een strook grond niet zal kunnen worden bebouwd, wordt die grond aangemerkt als bufferzone, zoals hierboven bedoeld”.In artikel 5.1. (f) wordt verwezen naar het recht ingevolge de Belemmeringenwet privaatrecht op grond waarvan de Nederlandse Gasunie onder die grond een gasleiding heeft. Anders dan [appellanten] menen, volgt daaruit niet dat het begrip bufferzone moet worden
beperkttot die gedeelten die ten gevolge van een zakelijk recht zijn uitgesloten van bebouwing. Met de verwijzing naar het recht van de Nederlandse Gasunie wordt omschreven welk deel
in elk gevalals bufferzone geldt; dat houdt echter niet in dat de bufferzones daartoe zijn beperkt. Dat volgt uit de tekst noch de context van de overeenkomst. Andere aanknopingspunten voor deze uitleg hebben [appellanten] niet gesteld en die zijn ook niet gebleken. De omstandigheid dat ook de grond onder de geluidwal -waarop geen zakelijk recht is gevestigd- van nabetaling is uitgesloten (partijen zijn het daarover eens) levert eerder een aanwijzing voor het tegendeel. [appellanten] verwijzen ter onderbouwing van hun uitleg nog naar een brief van de gemeente [plaatsnaam] van 19 oktober 2011. Uit die brief volgt dat wettelijke bepalingen nopen tot een bebouwingsvrije zone van vier meter aan weerszijden van het hart van de gasleiding en dat de oppervlakte van de geluidwal eveneens als bufferzone wordt aangemerkt. In die brief is echter niet te lezen dat bufferzones beperkt zijn tot stroken die op grond van een zakelijk recht of wettelijke bepalingen onbebouwd moeten blijven, daargelaten welke betekenis toekomt aan de mening van de opsteller van de brief.
€ 7.621
€ 5.124