ECLI:NL:GHARL:2014:5837

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
25 juli 2014
Publicatiedatum
22 juli 2014
Zaaknummer
21-005059-13
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak medeplegen van gijzeling en veroordeling medeplichtigheid aan gijzeling met gevangenisstraf

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 juli 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland. De verdachte was in eerste aanleg veroordeeld voor medeplegen van gijzeling, maar heeft hoger beroep ingesteld. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van het primair tenlastegelegde medeplegen van gijzeling. Het hof oordeelde dat de verdachte niet aanwezig was bij de uitvoering van het delict en geen actieve rol had gespeeld, waardoor hij niet als medepleger kon worden beschouwd. Echter, de verdachte werd wel schuldig bevonden aan medeplichtigheid aan gijzeling, omdat hij inlichtingen had verschaft en behulpzaam was geweest bij het plegen van het misdrijf. De verdachte had samen met medeverdachten het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1], in gijzeling genomen en losgeld geëist van de ouders van het slachtoffer. Het hof legde een gevangenisstraf van vier jaar op voor de medeplichtigheid aan gijzeling. Daarnaast werd de verdachte ook vervolgd voor het feit dat hij als ongewenst vreemdeling in Nederland verbleef. Het hof oordeelde dat de ongewenstverklaring van de verdachte op het moment van zijn verblijf in Nederland nog geldig was, en verwierp het verweer van de raadsman. De vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer 1], tot schadevergoeding werd toegewezen voor een bedrag van € 5.000,00. Het hof heeft de strafoplegging gematigd ten opzichte van de rechtbank, omdat het hof tot vrijspraak kwam van het medeplegen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005059-13
Uitspraak d.d.: 25 juli 2014
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland van 3 mei 2013 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 05-700360-12 en 05-043848-12, tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedatum],
thans verblijvende in P.I. [verblijfplaats].

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 11 juli 2014 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. W. Hendrickx, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing en een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 05-700360-12:
primair:
hij in of omstreeks de periode van 24 februari 2012 tot en met 28 februari 2012, althans in of omstreeks de maand februari 2012, te Ede en/of Kesteren en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een persoon, genaamd [slachtoffer 1], wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, met het oogmerk (een) ander(en), te weten [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] (ouders van [slachtoffer 1]) en/of -andere- familieleden van [slachtoffer 1], althans een of meer anderen, te dwingen iets te doen of niet te doen, hierin bestaande dat verdachte en/of verdachtes mededader(s) die [slachtoffer 1] met geweld in een auto hebben/heeft getrokken en/of (vervolgens) hebben/heeft gekneveld en/of vastgehouden in een woning/pand te Kesteren en/of een geldbedrag van 2 miljoen of 1,5 miljoen, althans een groot geldbedrag, hebben/heeft geëist en/of (daarbij, om die eis kracht bij te zetten) hebben/heeft gezegd/gemeld dat die [slachtoffer 1] vermoord zou worden indien dat geldbedrag niet zou worden overhandigd aan verdachte en/of zijn mededader(s);
subsidiair:
[mededader 1] en/of [mededader 2] in of omstreeks de periode van 24 februari 2012 tot en met 28 februari 2012, althans in of omstreeks de maand februari 2012, te Ede en/of Kesteren en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een persoon, genaamd [slachtoffer 1], wederrechtelijk van de vrijheid hebben/heeft beroofd en/of beroofd gehouden, met het oogmerk (een) ander(en), te weten [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] (ouders van [slachtoffer 1]) en/of -andere- familieleden van [slachtoffer 1], althans een of meer anderen, te dwingen iets te doen of niet te doen, hierin bestaande dat die [mededader 1] en/of die [mededader 2] en/of hun/zijn mededader(s) die [slachtoffer 1] met geweld in een auto hebben/heeft getrokken en/of (vervolgens) hebben/heeft gekneveld en/of vastgehouden in een woning/pand te Kesteren en/of een geldbedrag van 2 miljoen of 1,5 miljoen, althans een groot geldbedrag, hebben/heeft geëist en/of (daarbij, om die eis kracht bij te zetten) hebben/heeft gezegd/gemeld dat die [slachtoffer 1] vermoord zou worden indien dat geldbedrag niet zou worden overhandigd aan die [mededader 1] en/of die [mededader 2] en/of hun/zijn mededader(s), tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 24 februari 2012 tot en met 28 februari 2012, althans in of omstreeks de maand februari 2012, te Ede en/of Kesteren en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door (onder meer) informatie en/of adresgegevens te verstrekken over/van de familie van die [slachtoffer 1] en/of de woonomgeving van die [slachtoffer 1] te verkennen en/of te onderzoeken of [slachtoffer 2] aldaar aanwezig was;
meer subsidiair:
hij in of omstreeks de periode van 24 februari 2012 tot en met 28 februari 2012, althans in of omstreeks de maand februari 2012, te Ede en/of Kesteren en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, hierin bestaande dat verdachte en/of verdachtes mededader(s) opzettelijk die [slachtoffer 1] wederrechtelijk met geweld in een auto hebben/heeft getrokken en/of (vervolgens) hebben/heeft gekneveld en/of vastgehouden in een woning/pand te Kesteren;
meest subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 24 februari 2012 tot en met 28 februari 2012, althans in of omstreeks de maand februari 2012, te Ede en/of Kesteren en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter voorbereiding van het misdrijf gijzeling en/of wederrechtelijke vrijheidsberoving (van [slachtoffer 1]), opzettelijk voorwerpen, stoffen, informatiedragers, ruimten en/of vervoermiddelen (onder meer een papier met de tekst [adres], zijnde het adres van de moeder van het slachtoffer [slachtoffer 1], een of meer SIM-kaartjes en/of een Seat Leon met kenteken [kenteken]), bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of doorgevoerd en/of uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad;
Zaak met parketnummer 05-043848-12 (gevoegd):
primair:
hij op of omstreeks 25 februari 2012 te Ede, als vreemdeling in Nederland heeft verbleven, terwijl hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat hij op grond van artikel 67 van de Vreemdelingenwet 2000, in elk geval op grond van enig wettelijk voorschrift (bij beschikking van het Ministerie van Justitie d.d. 2 augustus 2001), tot ongewenst vreemdeling was verklaard en dat hij nog steeds ongewenst vreemdeling is;
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Parketnummer 05-043848-12: ontvankelijkheid openbaar ministerie

De raadsman heeft aangevoerd dat de ongewenstverklaring van verdachte op 25 februari 2012 feitelijk al ongeldig was. Derhalve is het openbaar ministerie niet ontvankelijk in de vervolging van dit feit, nu er geen enkel belang bij is gediend.
Het hof overweegt hiertoe het volgende. Verdachte is bij beschikking van 12 april 2001 ongewenst verklaard. Bij beschikking van 13 juni 2012 is de ongewenstverklaring van verdachte opgeheven. Met de rechtbank is het hof van oordeel dat uit de inwerkingtreding van de wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 niet kan worden afgeleid dat de beschikking van 12 april 2001 onmiddellijk van rechtswege zou vervallen, nu artikel 68 Vreemdelingenwet 2000 bepaalt dat de minister op aanvraag kan besluiten de ongewenstverklaring op te heffen. Die aanvraag is pas op 28 februari 2012 ingediend. Anders dan de raadsman stelt was de ongewenstverklaring op 25 februari 2012 niet feitelijk al ongeldig. Het verweer wordt verworpen.

Parketnummer 05-700360-12: vrijspraak primair tenlastegelegde

Anders dan de rechtbank acht het hof niet bewezen dat verdachte het feit tezamen en in vereniging heeft gepleegd met zijn medeverdachten. Verdachte is zelf niet aanwezig geweest bij de uitvoering van het delict, hij bevond zich op dat moment in vreemdelingenbewaring. Naar het oordeel van het hof heeft verdachte niet een actieve, initiërende, organiserende of coördinerende rol in de voorfase gehad, die gelijkwaardig is aan die van zijn medeverdachten, zodat hij niet als medepleger kan worden beschouwd.
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting dan ook niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 05-700360-12 primair tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Parketnummer 05-700360-12
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte geen opzet heeft gehad op de gijzeling en dat de tenlastegelegde medeplichtigheidshandelingen niet kunnen worden bewezen. Verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken.
Het hof is van oordeel dat het door en namens verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het in de zaak met parketnummer 05-700360-12 subsidiair tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt daarbij in het bijzonder het volgende. Verdachte heeft verklaard dat hij met twee mannen vanuit Duitsland naar Nederland is gegaan. Hij had gehoord dat [slachtoffer 2] – de vader van het slachtoffer – geld schuldig was aan iemand. Dat geld moest worden terugbetaald. Zijn taak was om te kijken of [slachtoffer 2] thuis was. Aan verdachte was € 5000 of € 10.000 euro geboden voor die taak. Verdachte is op 25 februari 2012 met medeverdachten [mededader 2] en [mededader 1] aangetroffen in een Seat in de buurt van het woonwagenkamp aan de [adres] te [plaats], waar het slachtoffer [slachtoffer 1] woont. Verdachte heeft bij de rechtbank verklaard dat hij op 25 februari 2012 naar de woning van [slachtoffer 2] is gegaan. Bij de insluiting van verdachte is in zijn fouillering een briefje aangetroffen met daarop het adres [adres] te [plaats], zijnde het adres van de moeder van het slachtoffer. Verdachte is op 24 februari samen met [mededader 1] en [mededader 2] gesignaleerd bij Albert Heijn te Rhenen, waar zij drie sim-kaarten hebben gekocht. In het vakantiehuisje waar het slachtoffer werd vastgehouden zijn spullen van verdachte aangetroffen.
Uit het voorgaande volgt naar het oordeel van het hof dat verdachte inlichtingen heeft verschaft en dat hij behulpzaam is geweest bij het plegen van het misdrijf door adresgegevens te verstrekken over de familie van het slachtoffer en door de woonomgeving van (de familie van) het slachtoffer te verkennen. De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte geen opzet heeft gehad op het gronddelict. Het hof overweegt hierover dat het opzet van de medeplichtige niet gericht behoeft te zijn op de precieze wijze waarop het gronddelict wordt begaan. Het misdrijf waarop het opzet van de medeplichtige wel was gericht moet in ieder geval voldoende verband moet houden met het gronddelict. Uit de hiervoor geschetste feiten en omstandigheden volgt dat verdachte, in de wetenschap dat [slachtoffer 2] een schuld had die moest worden terugbetaald, naar Nederland is gekomen om inlichtingen te verstrekken over de verblijfplaats van de familie van het slachtoffer [slachtoffer 1] en om de woonomgeving te observeren. Verdachte is een aantal keer samen met de medeverdachten aangetroffen en spullen van verdachte zijn aangetroffen in het vakantiehuisje waar het slachtoffer werd vastgehouden. Het hof acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte (in ieder geval in voorwaardelijke zin) opzet heeft gehad op het plegen van de gijzeling en daartoe inlichtingen heeft verschaft en opzettelijk behulpzaam is geweest.
Parketnummer 05-043848-12
De raadsman heeft aangevoerd dat de ongewenstverklaring van verdachte op 25 februari 2012 feitelijk al ongeldig was en heeft vrijspraak bepleit. Zoals hierboven overwogen onder ‘ontvankelijkheid openbaar ministerie’ was de ongewenstverklaring van verdachte naar het oordeel van het hof niet feitelijk ongeldig op 25 februari 2012, nu de aanvraag tot opheffing pas op 28 februari 2012 is ingediend. Het hof is dan ook van oordeel dat verdachte op 25 februari 2012 als ongewenst vreemdeling in Nederland verbleef. Het verweer wordt verworpen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het in de zaak met parketnummer 05-700360-12 subsidiair en in de zaak met parketnummer 05-043848-12 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Zaak met parketnummer 05-700360-12:
subsidiair:
[mededader 1] en
/of[mededader 2] in
of omstreeksde periode van 24 februari 2012 tot en met 28 februari 2012,
althans in of omstreeks de maand februari 2012,te Ede en
/ofKesteren
en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een persoon, genaamd [slachtoffer 1], wederrechtelijk van de vrijheid hebben
/heeftberoofd en
/ofberoofd gehouden, met het oogmerk
(een)ander
(en
), te weten [slachtoffer 2] en
/of[slachtoffer 3] (ouders van [slachtoffer 1])
en/of -andere- familieleden van [slachtoffer 1], althans een of meer anderen,te dwingen iets te doen
of niet te doen, hierin bestaande dat die [mededader 1] en
/ofdie [mededader 2]
en/of hun/zijn mededader(s)die [slachtoffer 1] met geweld in een auto hebben
/heeftgetrokken en
/of (vervolgens
)hebben
/heeftgekneveld en
/ofvastgehouden in een woning/pand te Kesteren en
/ofeen geldbedrag van 2 miljoen of 1,5 miljoen
, althans een groot geldbedrag,hebben
/heeft geëist en
/of (daarbij, om die eis kracht bij te zetten
)hebben
/heeftgezegd/gemeld dat die [slachtoffer 1] vermoord zou worden indien dat geldbedrag niet zou worden overhandigd aan die [mededader 1] en/of die [mededader 2]
en/of hun/zijn mededader(s), tot
en/of bijhet plegen van welk misdrijf verdachte in
of omstreeksde periode van 24 februari 2012 tot en met 28 februari 2012,
althans in of omstreeks de maand februari 2012,te Ede
en/of Kesterenen/of
(elders
)in Nederland
, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
gelegenheid, middelen en/ofinlichtingen heeft verschaft en
/ofopzettelijk behulpzaam is geweest door
(onder meer
)informatie en
/ofadresgegevens te verstrekken over/van de familie van die [slachtoffer 1] en
/ofde woonomgeving van die [slachtoffer 1] te verkennen en
/ofte onderzoeken of [slachtoffer 2] aldaar aanwezig was;
Zaak met parketnummer 05-043848-12 (gevoegd):
hij op
of omstreeks25 februari 2012 te Ede, als vreemdeling in Nederland heeft verbleven, terwijl hij wist
of ernstige reden had te vermoedendat hij op grond van artikel 67 van de Vreemdelingenwet 2000, in elk geval op grond van enig wettelijk voorschrift (bij beschikking van het Ministerie van Justitie d.d. 2 augustus 2001), tot ongewenst vreemdeling was verklaard en dat hij nog steeds ongewenst vreemdeling is;
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

het in de zaak met parketnummer 05-700360-12 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
medeplichtigheid aan gijzeling.
het in de zaak met parketnummer 05-043848-12 bewezen verklaarde levert op:
als vreemdeling in Nederland verblijven, terwijl hij weet, dat hij op grond van een wettelijk voorschrift tot ongewenste vreemdeling is verklaard.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen -en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden- dat de medeverdachten zich schuldig hebben gemaakt aan gijzeling van [slachtoffer 1] en dat verdachte hieraan medeplichtig is geweest. De medeverdachten zijn vanuit het buitenland naar Nederland gekomen om het slachtoffer te gijzelen en losgeld te eisen bij de ouders van het slachtoffer. Het slachtoffer is door de medeverdachten vanaf een parkeerplaats in een auto geduwd en naar een vakantiewoning gebracht. Hij is door de medeverdachten gekneveld en geblinddoekt en ruim 24 uur vastgehouden, meermalen met de dood bedreigd en mishandeld. De ouders van het slachtoffer zijn gedurende die 24 uur gebeld met de mededeling dat hun zoon zou worden vermoord als zij geen losgeld zouden betalen. Verdachte heeft aan zijn medeverdachten adresgegevens en informatie verschaft over (de familie van) het slachtoffer en heeft samen met zijn medeverdachten de woonomgeving van het slachtoffer geobserveerd.
De gijzeling is voor het slachtoffer en zijn familieleden zeer beangstigend en traumatisch geweest. Uit een schriftelijke slachtofferverklaring blijkt dat het slachtoffer nog steeds dagelijks de nadelige gevolgen ondervindt van hetgeen hem is overkomen.
Naar het oordeel van het hof is het door verdachte gepleegde feit zo ernstig en voor de direct betrokkenen en de samenleving zo verontrustend dat alleen een vrijheidsbenemende straf van langere duur in aanmerking komt.
Nu het hof, anders dan de rechtbank, tot vrijspraak komt van medeplegen zal aan verdachte een lagere straf worden opgelegd dan door de rechtbank is opgelegd. Aan verdachte zal een gevangenisstraf worden opgelegd voor de duur van vier jaar. Naar het oordeel van het hof is deze straf passend en geboden. Het hof ziet in de door de raadsman genoemde omstandigheden geen reden om de straf verder te matigen.
Met betrekking tot het in de zaak met parketnummer 05-043848-12 bewezen verklaarde merkt het hof op dat voor dit feit geen straf zal worden opgelegd.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 5.000,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 05-700360-12 subsidiair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 48, 57, 197 en 282a van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 05-700360-12 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 05-700360-12 subsidiair en in de zaak met parketnummer 05-043848-12 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 05-700360-12 subsidiair en in de zaak met parketnummer 05-043848-12 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] ter zake van het in de zaak met parketnummer 05-700360-12 subsidiair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 5.000,00 (vijfduizend euro) ter zake van immateriële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de een of meer anderen daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 27 februari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1], een bedrag te betalen van
€ 5.000,00 (vijfduizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 27 februari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededaders van de verdachte voormeld bedrag hebben betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Aldus gewezen door
mr M. Otte, voorzitter,
mr P. van Kesteren en mr J.M.J. Denie, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr I.I.D. Leene, griffier,
en op 25 juli 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr P. van Kesteren is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 25 juli 2014.
Tegenwoordig:
mr J.D. den Hartog, voorzitter,
mr J.J.T.M. Pieters, advocaat-generaal,
mr G.J.B. van Weegen, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.