ECLI:NL:GHARL:2014:5836

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
25 juli 2014
Publicatiedatum
22 juli 2014
Zaaknummer
21-005110-13
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van gijzeling met gevangenisstraf van zes jaar

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 juli 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland. De verdachte, die in de periode van 24 tot en met 28 februari 2012 samen met anderen betrokken was bij de gijzeling van een persoon genaamd [slachtoffer 1], is veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar. De verdachte heeft het slachtoffer met geweld in een auto getrokken en vervolgens in een woning vastgehouden, waarbij losgeld werd geëist van de ouders van het slachtoffer. Het hof heeft vastgesteld dat de gijzeling zeer traumatisch was voor het slachtoffer en zijn familie, en dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van gijzeling. De verdediging voerde aan dat de verdachte geen bijstand had van een raadsman tijdens de politieverhoren, maar het hof verwierp dit verweer. Het hof oordeelde dat de verdachte strafbaar is en dat de opgelegde straf passend is, gezien de ernst van het delict. Daarnaast is er een vordering tot schadevergoeding van € 5.000,00 toegewezen aan de benadeelde partij, [slachtoffer 1]. Het hof heeft de vordering tot schadevergoeding toegewezen en de verdachte hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schade.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005110-13
Uitspraak d.d.: 25 juli 2014
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland van 3 mei 2013 met parketnummer 05-700358-12 in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedatum],
thans verblijvende in PI [verblijfplaats].

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 11 juli 2014 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. H. Raza, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
primair:
hij in of omstreeks de periode van 24 februari 2012 tot en met 28 februari 2012, althans in of omstreeks de maand februari 2012, te Ede en/of Kesteren en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een persoon, genaamd [slachtoffer 1], wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, met het oogmerk (een) ander(en), te weten [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] (ouders van [slachtoffer 1]) en/of -andere- familieleden van [slachtoffer 1], althans een of meer anderen, te dwingen iets te doen of niet te doen, hierin bestaande dat verdachte en/of verdachtes mededader(s) die [slachtoffer 1] met geweld in een auto hebben/heeft getrokken en/of (vervolgens) hebben/heeft gekneveld en/of vastgehouden in een woning/pand te Kesteren en/of een geldbedrag van 2 miljoen of 1,5 miljoen, althans een groot geldbedrag, hebben/heeft geëist en/of (daarbij, om die eis kracht bij te zetten) hebben/heeft gezegd/gemeld dat die [slachtoffer 1] vermoord zou worden indien dat geldbedrag niet zou worden overhandigd aan verdachte en/of zijn mededader(s);
subsidiair:
hij in of omstreeks de periode van 24 februari 2012 tot en met 28 februari 2012, althans in of omstreeks de maand februari 2012, te Ede en/of Kesteren en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, hierin bestaande dat verdachte en/of verdachtes mededader(s) opzettelijk die [slachtoffer 1] wederrechtelijk met geweld in een auto hebben/heeft getrokken en/of (vervolgens) hebben/heeft gekneveld en/of vastgehouden in een woning/pand te Kesteren;
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Ontvankelijkheid openbaar ministerie

De raadsman heeft primair verzocht het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren nu verdachte in strijd met artikel 6 EVRM geen bijstand heeft gehad van een raadsman tijdens de politieverhoren.
Naar het oordeel van het hof volgt uit vaste rechtspraak van de Hoge Raad dat uit de EHRM rechtspraak geen recht op bijstand van een raadsman tijdens een politieverhoor kan worden afgeleid. Verdachte heeft bovendien voorafgaand aan de verhoren overleg gehad met zijn raadsvrouw en bij ieder verhoor werd de raadsvrouw de mogelijkheid geboden om aanwezig te zijn, van welke mogelijkheid zij geen enkele keer gebruik heeft gemaakt. Het hof is dan ook van oordeel dat er geen sprake is van een vormverzuim als bedoeld in art. 359a Sv en verwerpt het verweer.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Het hof is van oordeel dat het namens verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte in strijd met artikel 6 EVRM geen bijstand heeft gehad van een raadsman tijdens de politieverhoren zodat de door verdachte bij de politie afgelegde verklaringen moeten worden uitgesloten van het bewijs.
Gelet op hetgeen hierboven is overwogen onder ‘ontvankelijkheid openbaar ministerie’ kan er naar het oordeel van het hof geen sprake zijn van bewijsuitsluiting. Het hof verwerpt dan ook het verweer.
De raadsman heeft voorts aangevoerd dat de door het slachtoffer afgelegde verklaringen dusdanig inconsistent, onduidelijk en derhalve onbetrouwbaar zijn, dat deze niet als grondslag voor een bewezenverklaring kunnen dienen.
Het hof is van oordeel dat, als er al sprake zou zijn van inconsistenties in de verschillende door het slachtoffer afgelegde verklaringen, dit niet zijn gehele verklaring onbetrouwbaar maakt. Naar het oordeel van het hof heeft het slachtoffer niet op essentiële onderdelen afwijkend verklaard en bovendien wordt zijn verklaring op onderdelen ondersteund door andere bewijsmiddelen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
primair:
hij in
of omstreeksde periode van 24 februari 2012 tot en met 28 februari 2012,
althans in of omstreeks de maand februari 2012,te Ede en
/ofKesteren
en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen,opzettelijk een persoon, genaamd [slachtoffer 1], wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en
/ofberoofd gehouden, met het oogmerk
(een)ander
(en
), te weten [slachtoffer 2] en
/of[slachtoffer 3] (ouders van [slachtoffer 1]
) en/of -andere- familieleden van [slachtoffer 1], althans een of meer anderen,te dwingen iets te doen
of niet te doen, hierin bestaande dat verdachte en/of verdachtes mededader
(s)die [slachtoffer 1] met geweld in een auto hebben
/heeftgetrokken en
/of (vervolgens
)hebben
/heeftgekneveld en
/ofvastgehouden in een woning/pand te Kesteren en
/ofeen geldbedrag van 2 miljoen of 1,5 miljoen,
althans een groot geldbedrag,hebben
/heeftgeëist en
/of (daarbij, om die eis kracht bij te zetten
)hebben
/heeftgezegd/gemeld dat die [slachtoffer 1] vermoord zou worden indien dat geldbedrag niet zou worden overhandigd aan verdachte en/of zijn mededader
(s);
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

het primair bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van gijzeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen -en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden- dat verdachte zich samen met zijn medeverdachte schuldig heeft gemaakt aan gijzeling van [slachtoffer 1]. De verdachten zijn vanuit het buitenland naar Nederland gekomen om het slachtoffer te gijzelen en losgeld te eisen bij de ouders van het slachtoffer. Het slachtoffer is door de verdachten vanaf een parkeerplaats in een auto geduwd en naar een vakantiewoning gebracht. Hij is door de verdachten gekneveld en geblinddoekt en ruim 24 uur vastgehouden, meermalen met de dood bedreigd en mishandeld. De ouders van het slachtoffer zijn gedurende die 24 uur gebeld met de mededeling dat hun zoon zou worden vermoord als zij geen losgeld zouden betalen.
De gijzeling is voor het slachtoffer en zijn familieleden zeer beangstigend en traumatisch geweest. Uit een schriftelijke slachtofferverklaring blijkt dat het slachtoffer nog steeds dagelijks de nadelige gevolgen ondervindt van hetgeen hem is overkomen.
Naar het oordeel van het hof is het door verdachte gepleegde feit zo ernstig en voor de direct betrokkenen en de samenleving zo verontrustend dat alleen een vrijheidsbenemende straf van langere duur in aanmerking komt.
De raadsman heeft verzocht om de door de rechtbank opgelegde straf te matigen, onder meer op grond van zijn nog blanco strafblad en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Het hof ziet echter geen aanleiding om een lagere straf op te leggen dan door de rechtbank werd opgelegd. Aan verdachte zal dan ook een gevangenisstraf worden opgelegd voor de duur van zes jaar. Naar het oordeel van het hof is deze straf passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 5.000,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 47 en 282a van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] ter zake van het primair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 5.000,00 (vijfduizend euro) ter zake van immateriële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de een of meer anderen daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 27 februari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1], een bedrag te betalen van
€ 5.000,00 (vijfduizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 27 februari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededaders van de verdachte voormeld bedrag hebben betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Aldus gewezen door
mr M. Otte, voorzitter,
mr P. van Kesteren en mr J.M.J. Denie, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr I.I.D. Leene, griffier,
en op 25 juli 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr P. van Kesteren is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 25 juli 2014.
Tegenwoordig:
mr J.D. den Hartog, voorzitter,
mr J.J.T.M. Pieters, advocaat-generaal,
mr G.J.B. van Weegen, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.