ECLI:NL:GHARL:2014:5717

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 juli 2014
Publicatiedatum
16 juli 2014
Zaaknummer
21-008275-13
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling poging tot overval en poging tot doodslag in Utrecht

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 juli 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte is veroordeeld voor poging tot een overval en poging tot doodslag. De feiten vonden plaats op 9 januari 2013, toen de verdachte samen met een mededader met een auto met hoge snelheid een Plus supermarkt in Utrecht binnendrong, terwijl daar medewerkers aanwezig waren. Het hof oordeelde dat de verdachte met zijn handelen een ernstig risico voor de medewerkers heeft gecreëerd. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar, een straf die het hof bevestigde. Het hof heeft de verklaringen van de verdachte als ongeloofwaardig terzijde geschoven en kwam tot de conclusie dat de verdachte betrokken was bij de tenlastegelegde feiten. De vorderingen van de benadeelde partijen, die schadevergoeding eisten, zijn toegewezen. De verdachte is hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schade.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-008275-13
Uitspraak d.d.: 18 juli 2014
TEGENSPRAAK
Promis

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 31 oktober 2013 met parketnummer 16-661042-13 in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Nederlandse Antillen) op [geboortedatum],
thans verblijvende in PI Utrecht - HvB locatie Nieuwegein te Nieuwegein.

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 1 juli 2014 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw,
mr W. Drummen, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewezenverklaring komt. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg- tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 09 januari 2013 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een hoeveelheid geld en/of goederen van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan Plus supermarkt, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of andere medewerkers van die supermarkt, te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of (een) aan andere deelnemer(s) van dat misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, als volgt heeft gehandeld:
zijnde en/of hebbende hij, verdachte, en/of (één of meer van) zijn mededader(s) met een (gestolen) personenauto (met hoge snelheid) (door) de toegangsdeur, althans de gevel van voornoemde Plus supermarkt (in)gereden, waar voornoemde medewerkers stonden en/of liepen en/of een of meer malen geduwd en/of getrapt tegen die toegangsdeuren en/of geramde pui,
zijnde de uitvoering van dat misdrijf niet voltooid.
2
primair:
hij op of omstreeks 09 januari 2013 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet als volgt heeft gehandeld:
zijnde en/of hebbende hij, verdachte, en/of (één of meer van) zijn mededader(s) met een personenauto (met hoge snelheid) (door) de (toegangs)deur, althans de voorgevel van de Plus supermarkt (in)gereden waarachter, althans in de directe nabijheid waarvan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] stonden,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.
2
subsidiair:
hij op of omstreeks 09 januari 2013 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben/is/zijn verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) met een personenauto (met hoge snelheid) (door) de toegangsdeur, althans de voorgevel van een Plus supermarkt (in)gereden, waarachter, althans in de directe nabijheid waarvan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] stonden.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Verzoeken van de verdediging

De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep bij pleidooi (opnieuw) verzocht om het horen van de navolgende getuigen/deskundige.
1.
Deskundige dr. I.E.P.M. Blom
De raadsvrouw heeft verzocht om, indien het hof voornemens is het rapport van het NFI te bezigen voor het bewijs, dr. I.E.P.M. Blom als deskundige te horen. Zij acht het in het belang van de verdediging om de deskundige te horen over haar bevindingen en over de vraag wat de precieze waarde van haar onderzoek is.
Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht om, indien het hof voornemens is het rapport van het NFI te bezigen voor het bewijs, en het hof het verzoek tot het horen van de deskundige Blom afwijst, een contra-expertise uit te laten voeren met betrekking tot de door de NFI-deskundige gerapporteerde DNA bevindingen.
Het hof maakt geen gebruik van het door dr. I.E.P.M. Blom opgestelde NFI-rapport (dossier p. 1465 t/m 1474). Gelet hierop behoeven de door de raadsvrouw gedane voorwaardelijke verzoeken geen bespreking.
2)
Verbalisant [verbalisant] en de getuigen [getuige 1], [getuige 2], [getuige 3] en [getuige 4]
De raadsvrouw heeft om het horen van deze getuigen verzocht om te kunnen toetsen welke betekenis dient te worden gegeven aan het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant], voor zover inhoudende dat één van de overige onder 2) genoemde getuigen 'dreadlocks' als de haardracht van een overvaller zou hebben genoemd.
Van een belang van de verdediging bij het horen van deze getuigen zou sprake kunnen zijn indien het hof voor het bewijs gebruik zou maken van het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] voor zover dit betrekking heeft op het geven van het dadersignalement zoals dit in genoemd proces-verbaal van bevindingen wordt vermeld.
Het hof maakt geen gebruik van het door verbalisant [verbalisant] opgemaakte proces-verbaal van bevindingen (dossier p. 1128 t/m 1130), voor zover dit betrekking heeft op het dadersignalement ('dreadlocks'). Gelet hierop behoeven de door de raadsvrouw gedane - als voorwaardelijk te beschouwen - verzoeken geen bespreking.
3)
Getuige [getuige 5]
Tenslotte heeft de raadsvrouw verzocht om, indien het hof voornemens is om de verklaring van getuige [getuige 5] voor het bewijs te bezigen, [getuige 5] als getuige te horen. De raadsvrouw heeft aangegeven dat zij wil weten op welke wijze de getuige is gehoord en of de getuige bij de door hem gedane waarnemingen en zijn daarover afgelegde verklaring blijft.
Het hof wijst het verzoek om de getuige [getuige 5] te horen af, nu moet worden aangenomen dat verdachte door het niet horen van de getuige redelijkerwijs niet in zijn verdediging wordt geschaad. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat gesteld noch gebleken is dat sprake is geweest van een wijze van verhoren van de getuige die zijn verklaring op enigerlei wijze heeft beïnvloed, terwijl de verklaring inhoudelijk niet wordt betwist.

Overwegingen met betrekking tot het verweer en het bewijs

Het hof is van oordeel dat het door en namens verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt daarbij in het bijzonder als volgt.
Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij zich op 9 januari 2013 in de onmiddellijke omgeving bevond van de Plus supermarkt aan [adres] te Utrecht op het moment waarop een auto op de gesloten deuren van die supermarkt inreed.
Verdachte zegt dat hij daar een afspraak had met een hem bekende persoon, wiens naam hij echter niet wil noemen. Deze persoon had verdachte een paar dagen eerder gevraagd om hem een panty en een bivakmuts te bezorgen. Verdachte heeft vervolgens een aan hemzelf toebehorende panty en bivakmuts meegebracht en deze voorwerpen op 9 januari 2013 in de onmiddellijke omgeving van de Plus supermarkt, in een auto aan de hem bekende persoon overhandigd. Na het vertrek van die persoon heeft verdachte in de nabijheid van de Plus supermarkt een jointje gerookt. Toen hij een klap hoorde en vervolgens een auto die supermarkt binnen zag rijden, is verdachte geschrokken, en weggerend toen er paniek uitbrak. Hij heeft zich verscholen in de struiken, waardoor zijn kleren vies zijn geworden. Verdachte is een pizzeria binnengegaan en heeft daar een bestelling gedaan. In het toilet heeft hij zijn broek binnenste buiten aangetrokken en zijn riem in de prullenbak gedaan, aldus de verklaring van verdachte.
Aan deze door verdachte voor zijn aanwezigheid bij de Plus supermarkt en zijn op de gebeurtenissen aldaar volgende gedragingen gegeven verklaring - die er in het kort op neer komt dat hij toevallig getuige was van gebeurtenissen die zich volkomen onverwacht en buiten zijn invloed voltrokken - hecht het hof geen waarde. Het hof neemt hierbij mede in aanmerking dat verdachte eerder heeft verklaard dat hij geen bivakmuts bij zich had, en tevens weigert de naam te noemen van degene aan wie hij - zoals hij thans verklaart - vlakbij die Plus supermarkt een aan hem toebehorende panty en bivakmuts geleverd zou hebben. Het hof stelt de verklaring van verdachte op dit punt daarom ook als ongeloofwaardig terzijde.
Naar het oordeel van het hof is het gelet op verdachtes aanwezigheid bij de Plus supermarkt, het na het op de deur inrijden van de auto wegrennen daarvandaan, het zich verbergen in de struiken en de omstandigheden waaronder hij in de pizzeria is aangetroffen - in onderlinge samenhang bezien - buiten redelijke twijfel komen vast te staan dat verdachte betrokken is bij de tenlastegelegde feiten zoals hierna bewezenverklaard.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op
of omstreeks09 januari 2013 te Utrecht,
althans in het arrondissement Midden-Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een hoeveelheid geld en/of goederen van
zijn/hun gading,
geheel of ten deletoebehorende aan Plus supermarkt, in elk geval aan een ander
of anderendan aan verdachte en/of zijn mededader
(s),en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en
/ofte doen vergezellen
en/of te doen volgenvan
geweld en/ofbedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] en/of andere medewerkers van die supermarkt, te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken
en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of (een) aan andere deelnemer(s) van dat misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen,als volgt heeft gehandeld:
zijnde
en/of hebbendehij, verdachte, en
/of (één of meer van)zijn mededader
(s)met een
(gestolen)personenauto
(met hoge snelheid) (door
)de toegangsdeur,
althans de gevelvan voornoemde Plus supermarkt
(in)gereden, waar voornoemde medewerkers stonden en/of liepen
en/of een of meer malen geduwd en/of getrapt tegen die toegangsdeuren en/of geramde pui,
zijnde de uitvoering van dat misdrijf niet voltooid.
2
primair:
hij op
of omstreeks09 januari 2013 te Utrecht,
althans in het arrondissement Midden-Nederland,ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] van het leven te beroven,
althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,met dat opzet als volgt heeft gehandeld:
zijnde en/ofhebbende hij, verdachte,
en/of (één of meer van) zijn mededader(s)met een personenauto
(met hoge snelheid
) (door
)de
(toegangs
)deur,
althans de voorgevelvan de Plus supermarkt
(in)gereden
waarachter, althansin de directe nabijheid waarvan die [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] stonden,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken.
Het onder 2 primair bewezen verklaarde levert op:
poging tot doodslag, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van de onder 1 en 2 primair bewezenverklaarde feiten is het hof van oordeel dat sprake is van eendaadse samenloop.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De rechtbank heeft verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren.
De advocaat-generaal heeft oplegging van eenzelfde straf gevorderd.
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een poging tot een overval op een Plus supermarkt door met een auto met hoge snelheid die Plus supermarkt via gesloten toegangsdeuren binnen te rijden, terwijl op die plek op dat moment twee medewerkers van de supermarkt stonden. Door zich aldus gewelddadig toegang tot de plaats van het beoogde misdrijf te verschaffen, heeft verdachte die medewerkers welbewust het aanmerkelijke risico laten lopen dodelijk te worden getroffen door de auto en/of door de door die auto naar binnen gedrukte toegangsdeuren. Gewelddadige delicten als deze, die voor de daarbij willekeurig en onverhoeds betrokken rakende slachtoffers zeer traumatisch zijn, leveren een ernstige aantasting op van de in casu psychische integriteit van de slachtoffers. Bovendien brengen dergelijke feiten gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving teweeg, in het bijzonder nu meerdere personen getuigen waren van deze poging tot een overval. Het enig denkbare motief voor het door verdachte plegen van deze feiten is geldelijk gewin.
Voor wat betreft de persoon van verdachte heeft het hof gelet op het Uittreksel Justitiële documentatie, gedateerd 19 juni 2014, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor het plegen van geweldsmisdrijven. Daarnaast heeft het hof gelet op de zich in het dossier bevindende brieven van de reclassering en van I. Maksimovic, psychiater, waaruit blijkt dat verdachte niet heeft willen meewerken aan onderzoeken die tot meer inzicht zouden kunnen leiden met betrekking tot zijn persoon en persoonlijke omstandigheden.
Alles afwegende is het hof - met de rechtbank - van oordeel dat geen andere dan een vrijheidbenemende straf in aanmerking komt en een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren passend en geboden is.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 550,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 en/of 2 primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 600,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 en/of 2 primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Beslag

Het tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan en voorbereid met behulp van de hierna te noemen inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen. Niet is vastgesteld aan wie de voorwerpen toebehoren. Zij zullen daarom worden verbeurd verklaard.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 33, 33a, 36f, 45, 47, 55, 57, 287, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Wijst af het verzoek van de raadsvrouw om de getuige [getuige 5] te horen.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- Muts, gemaakt van panty (805384);
- Handschoen (kl. zwart), Nike (805383);
- Muts (kl. zwart), gebreide bivakmuts (805360);
- Jas (kl. beige), vest/jack, rits kapot (805377).

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 2] ter zake van het onder 1 en/of 2 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 550,-- (vijfhonderdvijftig euro) ter zake van immateriële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 2], een bedrag te betalen van
€ 550,-- (vijfhonderdvijftig euro) als vergoeding voor immateriële schade,bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
11 (elf) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] ter zake van het onder 1, 2 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 600,-- (zeshonderd euro) bestaande uit € 50,-- (vijftig euro) materiële schade en € 550,-- (vijfhonderdvijftig euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële en immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 9 januari 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1], een bedrag te betalen van
€ 600,-- (zeshonderd euro) bestaande uit € 50,-- (vijftig euro) materiële schade en € 550,-- (vijfhonderdvijftig euro) immateriële schade,bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
12 (twaalf) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële en immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 9 januari 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Aldus gewezen door
mr H. Abbink, voorzitter,
mr P. van Kesteren en mr J.W. Rijkers, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr E.C.M. Steeghs, griffier,
en op 18 juli 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.