Uitspraak
1.[appellante 1],
[appellante 1],
2. [appellant 2],
[appellant 2],
3. [appellante 3],
[appellante 3],
[geïntimeerde],
1.Het geding in eerste aanleg
21 april 2010 en in het vonnis in verzet van 24 oktober 2012 van de rechtbank Assen, sector civiel recht.
2.Het geding in hoger beroep
- het herstelexploot van 3 januari 2013,
3.De beoordeling van het geschil
vaststaande feiten
“Ons paard [paard 2] struikelde en [geïntimeerde] viel
helaaskoprol achter eraf.”
Als vermoedelijke oorzaak is uit een keuzemenu gekozen voor “anders”. Ter toelichting is vermeld : “domme pech”. Andere mogelijkheden zoals “mate van rijvaardigheid slachtoffer, onoplettendheid/onvoorzichtigheid slachtoffer, karakter paard, onvoldoende kundige instructeur” zijn niet aangekruist.
De vraag “Welke actie is of wordt er ondernomen om dergelijke ongevallen in de toekomst te vermijden?” is beantwoord met: “Ruiters er
nog meerop attent maken rechtop te zitten en op hun houding attenderen.”
Procedure in eerste aanleg
Bespreking van de grieven
“Indien degene die een paard van een ander berijdt, schade lijdt ten gevolge van onberekenbaar gedrag van het paard als door het Hof bedoeld, is het enkele feit dat de benadeelde het paard uit vrije wil berijdt en met toestemming van de eigenaar, dus krachtens een overeenkomst met deze, niet voldoende om de conclusie te rechtvaardigen dat de uit art. 1404 (oud) BW (thans 6:179 BW) voortvloeiende aansprakelijkheid van de eigenaar van het paard geheel vervalt. Of en zo ja in hoeverre om die reden sprake is van een omstandigheid die in de risicosfeer van de berijder ligt en daarom aan hem moet worden toegerekend, hangt af van de inhoud van de overeenkomst en de overige omstandigheden van het geval. Ook voor toepassing van de hiervoor bedoelde billijkheidscorrectie is dit enkele feit niet voldoende. Een andere opvatting is niet te verenigen met de strekking van genoemde bepalingen, die juist is dat het risico van, kort gezegd, het onberekenbare gedrag van een dier in beginsel voor rekening van de eigenaar van dat dier komt.
a. voor zover de vordering van [geïntimeerde] is gebaseerd op 6:179 BW dient [geïntimeerde] te stellen, en zo nodig te bewijzen, dat schade is toegebracht door een paard waarvan [appellanten] de bezitter zijn. Dat dit het geval is, staat tussen partijen niet ter discussie;
b. voor zover de vordering van [geïntimeerde] (mede) is gebaseerd op een of meer fouten van [medewerkster van de manege] en/of [appellanten] zelf, rusten op [geïntimeerde] stelplicht en bewijslast ten aanzien van die fout(en);
c. [appellanten] dienen de feiten en omstandigheden te stellen en zo nodig te bewijzen die ten grondslag liggen aan hun beroep op eigen schuld. Daarbij geldt dat niet ter discussie staat dat [geïntimeerde] het paard heeft bereden. Die (aan [geïntimeerde] toe te rekenen) omstandigheid staat dan ook vast;
d. [geïntimeerde] heeft ook feiten en omstandigheden aangevoerd die aan de zijde van
[appellanten] hebben bijgedragen tot de schade en/of bij toepassing van de billijkheidscorrectie in het voordeel van haar in aanmerking dienen te worden genomen. Deze feiten en omstandigheden staan naar haar oordeel in de weg aan honorering van het betoog van [appellanten] dat rekening moet worden gehouden met eigen schuld en bevatten aldus een bevrijdend verweer tegen dat betoog. De stelplicht en bewijslast ten aanzien van die door [geïntimeerde] aangevoerde feiten en omstandigheden, die veelal zullen samenvallen met de onder b. bedoelde feiten omstandigheden, rusten dan ook op [geïntimeerde].
a. de leeftijd van [geïntimeerde], waardoor [geïntimeerde] ouder en stijver - en daardoor, naar het hof de stellingen van [appellanten] begrijpt, kwetsbaarder - was dan de gemiddelde leerling;
b. het dragen van een bodyprotector door [geïntimeerde];
c. het ongeval is, zoals [appellanten] op het schadeformulier hebben vermeld en [geïntimeerde] niet heeft bestreden, veroorzaakt door “domme pech”;
d. [geïntimeerde] heeft zelf gevraagd om les te krijgen op het paard [paard 2]. Dat paard was overigens een ouder, gewillig manegepaard dat geschikt was voor het niveau van [geïntimeerde];
e. [geïntimeerde] heeft zelf de onbalans van het paard veroorzaakt. Daarvan kan haar een verwijt worden gemaakt, evenals van het feit dat zij niet is afgestegen indien zij zich onzeker voelde;
f. de inhoud van de lesovereenkomst, op grond waarvan aan [geïntimeerde] door een FNRS (Federatie Nederlandse Ruitersport Centra) gediplomeerde instructrice onder uitstekende omstandigheden, en rekening houdend met de bekwaamheden en ervaring van [geïntimeerde], paardrijles werd gegeven. [appellanten] hebben in dit verband ook gewezen op het feit dat hun manege aan de strenge kwaliteits- en veiligheidseisen van de FNRS voldoet.
aa. de instructrice voldeed niet aan de (opleidings)vereisten van de FNRS;
bb. [appellanten] zijn tekortgeschoten in de op hen rustende verplichtingen bij het aanmelden van een nieuwe ruiter;
cc. de rijbaan voldeed niet aan de daarvoor geldende vereisten;
dd. aan [geïntimeerde] is niet het juiste paard toegewezen;
ee. bij de dressuurles van 26 september 2006 zijn fouten gemaakt, die aan [appellanten] moeten worden toegerekend.
Daar staat tegenover dat van [appellanten] mag worden verwacht dat zij bij het geven van paardrijlessen aan [geïntimeerde] rekening houdt met de leeftijd van [geïntimeerde]. Bij de bespreking van de omstandigheden die verband houden met de uitvoering van de overeenkomst door [appellanten] zal het hof dit aspect betrekken.
bodyprotectordroeg. [geïntimeerde] heeft dat zowel in eerste aanleg als in hoger beroep gemotiveerd weersproken. Zij heeft aangevoerd dat zij een brede, zachte en dunne band met klittenbandsluiting om haar middel droeg en heeft een foto van de desbetreffende band in het geding gebracht. [appellanten] zijn niet gemotiveerd ingegaan op dit betoog van [geïntimeerde], maar hebben slechts herhaald dat [geïntimeerde] een bodyprotector droeg. Aldus hebben zij hun betoog onvoldoende onderbouwd. Het hof zal er dan ook aan voorbij gaan.
“domme pech” op het schadeformulieris geen omstandigheid die in het voordeel van [appellanten] meetelt. Deze vermelding geeft slechts aan hoe [appellanten] het ongeval destijds kwalificeerden.
Gesteld noch gebleken is dat [geïntimeerde] het schadeformulier heeft ondertekend, zodat alleen om die reden al niet kan worden aangenomen dat zij deze kwalificatie van [appellanten] heeft onderschreven. Het hof laat dan nog daar dat hetgeen [appellanten] in deze procedure hebben betoogd over de bijdrage van [geïntimeerde] aan het ongeval zich niet gemakkelijk laat combineren met de kwalificatie “domme pech”.
de keuze van het paard [paard 2]een omstandigheid die in het nadeel van de andere partij moet uitvallen. Uit de stellingen van partijen volgt dat [geïntimeerde] geruime tijd les heeft gehad op het paard [paard 1] en dat ze van mening was dat ze op dit paard weinig vorderingen maakte. [paard 1] was een 24 jaar oud manegepaard, dat langzaam was en "afgestompt”, dat wil zeggen minder gevoelig voor ruiterhulpen. Partijen zijn het er over eens dat de echtgenoot van [geïntimeerde] heeft gevraagd of [geïntimeerde] les kon krijgen op een ander paard.
Vast staat dat [appellanten] aan dit verzoek gehoor hebben gegeven; aan [geïntimeerde] is immers het paard [paard 2] toegewezen. Het staat naar het oordeel van het hof niet vast dat [geïntimeerde] om het paard [paard 2] heeft gevraagd. [appellanten] hebben dat wel gesteld maar, zeker in het licht van het gemotiveerde verweer van [geïntimeerde], volstrekt onvoldoende onderbouwd. Het hof gaat er dan ook van uit dat [geïntimeerde] (via haar echtgenoot) om een ander paard dan het paard [paard 1] heeft gevraagd en dat [appellanten] vervolgens het paard [paard 2] voor haar hebben uitgezocht. Nu [appellanten] niet hebben gesteld dat het verzoek van [geïntimeerde] om een ander paard een onverstandig verzoek was – en evenmin dat zij [geïntimeerde] dat andere paard hebben afgeraden -, legt dit verzoek geen gewicht in de schaal in het nadeel van [geïntimeerde].
onbalans van het paardveroorzaakt. Zij zou voor het ongeval het bovenlichaam te ver naar voren hebben gehouden, terwijl zij op grond van de door haar gevolgde lessen wist dat zij dat niet moest doen. Bovendien heeft de instructrice kort voor het ongeval nog tegen [geïntimeerde] gezegd dat zij rechtop moest gaan zitten. Volgens [appellanten] heeft [geïntimeerde] door voorover te buigen een van de basisregels van het paardrijden geschonden. Dat kan haar, gelet op het elementaire karakter van die regel, ondanks de lessituatie worden verweten, menen [appellanten] Zij stellen ook dat [geïntimeerde] het paard niet attent heeft gehouden, terwijl zij wel wist hoe zij dat moest doen. Indien [geïntimeerde] zich onzeker zou hebben gevoeld, had zij haar verantwoordelijkheid moeten nemen en hebben moeten afstappen, aldus [appellanten] [geïntimeerde] heeft de stellingen van [appellanten] gemotiveerd betwist. Volgens haar heeft de instructrice het commando “draf" gegeven op een moment dat [geïntimeerde] nog niet goed op het paard zat en het paard nog niet goed was losgereden. [geïntimeerde] kon haar houding om die reden niet corrigeren. Toen het paard ook nog struikelde, is zij gevallen, aldus [geïntimeerde].
[geïntimeerde] ten onrechte niet is afgestapt. Vaststaat dat het ongeval gebeurde toen de les nog maar net was begonnen en zeer kort nadat het commando draf was gegeven, derhalve zeer kort na het inrijden.
[appellanten] hebben niet aannemelijk gemaakt dat het [geïntimeerde], die naar zij hebben benadrukt geen getalenteerd ruiter was, toen duidelijk moest zijn dat het niet verantwoord was om verder te rijden. Bovendien is gesteld noch gebleken dat de instructrice een voortgezet verblijf van [geïntimeerde] op het paard onverantwoord achtte en al helemaal niet dat de instructrice [geïntimeerde] heeft geadviseerd van het paard te stappen. Onder deze omstandigheden kan het feit dat [geïntimeerde] niet is gestopt haar niet euvel worden geduid.
baan niet voldeedten tijde van de rijles. De baan zou onvoldoende zijn uitgevlakt. [appellanten] hebben dat gemotiveerd weersproken. Zij hebben zich in dat verband beroepen op de schriftelijke verklaringen van de instructrice en op schriftelijke verklaringen van enkele medeleerlingen en van een werknemer. Nu [geïntimeerde] een voldoende gespecificeerd bewijsaanbod heeft gedaan betreffende haar stelling dat de baan niet was uitgevlakt zal het hof haar tot bewijslevering door getuigen toelaten.
de verplichtingen bij het aanmelden van een nieuwe ruiterzijn nagelaten. Zo is haar, in strijd met een van de eisen die de FNRS aan haar leden stelt, geen folder uitgereikt over veilig paardrijden en zijn de risico’s van de paardensport niet met haar besproken. Bovendien is zij niet in de gelegenheid gesteld te starten in een beginnersgroep voordat zij in een lesgroep werd ingedeeld. Juist in een beginnersgroep wordt veel aandacht besteed aan zit, houding en balans van de ruiter, aldus [geïntimeerde] zowel in eerste aanleg als in hoger beroep. [geïntimeerde] heeft in dat verband aangevoerd dat zij voordat zij bij [appellanten] les nam niet elders rijlessen had gevolgd en dat zij ten tijde van het ongeval nog steeds het niveau van een beginner had.
hebben betoogd dat [geïntimeerde] ten tijde van het ongeval op de hoogte was van de risico’s die waren verbonden aan paardrijden. [geïntimeerde] was toen ook geen beginnend ruiter meer. Ze kon draven, stappen en galopperen.
Opleiding Ruiter Unie Nederland (ORUN). Volgens [geïntimeerde] voldoet dit diploma niet aan de eisen die in het FNRS handboek worden gesteld aan het lesgeven op een FNRS manege. Met het diploma van de instructrice - een diploma op niveau 2 - mag slechts onder supervisie van een ander worden lesgegeven. Voor zelfstandig lesgeven is een diploma op niveau 3 vereist. [geïntimeerde] heeft deze stelling uitvoerig toegelicht, onder verwijzing naar het handboek van de FNRS en reglementen van de KNHS (Koninklijke Nederlandse Hippische Sportfederatie). Daarover hebben [appellanten] weer opgemerkt dat [geïntimeerde] ten onrechte de FNRS en de KNHS vereenzelvigt en dat de reglementen van de KNHS bovendien dateren van na 2006, toen het ongeval plaatsvond.
a. de baan niet vlak was;
b. sprake was van chaotische omstandigheden doordat de les te laat begon en/of de lespaarden niet op tijd beschikbaar waren en/of nog springmateriaal in de rijbak stond en/of de ruiters niet gelijktijdig met de les begonnen en/of er tijdens de les werkzaamheden werden verricht naast de rijbaan;
c. de instructrice het commando “draf” heeft gegeven op het moment dat het paard nog niet voldoende was losgereden en/of [geïntimeerde] nog niet goed (in balans) op het paard zat;
mr. H. de Hek, die daartoe zitting zal houden in het paleis van justitie aan het Wilhelminaplein 1 te Leeuwarden en wel op een nader door deze vast te stellen dag en tijdstip;
beidepartijen, van hun advocaten en van de getuigen zullen opgeven op de
roldatum dinsdag 12 augustus 2014waarna de raadsheer-commissaris dag en uur van het verhoor (ook indien voormelde opgave van een of meer van partijen ontbreekt) vaststelt;
15 juli 2014.