ECLI:NL:GHARL:2014:567

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 januari 2014
Publicatiedatum
29 januari 2014
Zaaknummer
200.118.482-01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake bewijsvoering en afspraken tussen een zelfstandige en een bedrijf

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant], een zelfstandige ondernemer, tegen Window Gard Holding B.V., een bedrijf dat zich bezighoudt met het aanbrengen van anticondensfolie. De zaak betreft de vraag of de gemaakte afspraken tussen partijen correct zijn weergegeven en of de bewijslast voor bepaalde stellingen bij Windowgard ligt. In eerste aanleg heeft de rechtbank Zwolle-Lelystad in drie vonnissen geoordeeld over de vorderingen van [appellant], die onder meer betrekking hebben op de betaling voor werkzaamheden die hij heeft verricht voor Windowgard in Engeland. De rechtbank heeft geoordeeld dat [appellant] niet in zijn bewijs is geslaagd en dat de afspraken niet zo zijn gemaakt als hij stelt.

In hoger beroep heeft [appellant] zijn grieven uiteengezet, waarbij hij aanvoert dat de rechtbank zijn recht op hoor en wederhoor heeft geschonden en dat de bewijslast niet op hem rustte. Het hof heeft de procedure in hoger beroep gevolgd, waarbij partijen hun stukken hebben overgelegd en het hof uiteindelijk arrest heeft bepaald. De vordering van [appellant] is gericht op vernietiging van de eerdere vonnissen en betaling van de openstaande bedragen, terwijl Windowgard in incidenteel appel vorderingen heeft ingesteld om de eerdere vonnissen te vernietigen en betaling door [appellant] te eisen.

Het hof heeft vastgesteld dat de oorspronkelijke afspraken tussen partijen niet eenduidig zijn en dat [appellant] niet heeft aangetoond dat hij recht heeft op de gevorderde bedragen. De grieven van [appellant] zijn verworpen, en het hof heeft besloten dat er een comparitie van partijen zal plaatsvinden om te onderzoeken of er een minnelijke regeling kan worden getroffen. De beslissing van het hof is op 28 januari 2014 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.118.482/01
(zaaknummer rechtbank Zwolle-Lelystad 158215/ HA ZA 09-773)
arrest van de tweede kamer van 28 januari 2014
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant in het principaal hoger beroep,
geïntimeerde in het incidenteel hoger beroep,
in eerste aanleg: eiser,
hierna:
[appellant],
advocaat: mr. A. Hoekstra-Wagemans, kantoorhoudend te Leiden,
tegen
Window Gard Holding B.V.,
gevestigd te Lelystad,
geïntimeerde in het principaal hoger beroep,
appellante in het incidenteel hoger beroep,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna:
Windowgard,
advocaat: mr. L.F. Jagtenberg, kantoorhoudend te Hoofddorp.

1.Het geding in eerste aanleg

In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in de vonnissen van 19 mei 2010, 9 februari 2011 en 25 juli 2012 van de rechtbank Zwolle-Lelystad, locatie Lelystad.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure is als volgt:
- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 16 oktober 2012,
- de memorie van antwoord, tevens van grieven in incidenteel hoger beroep,
- de memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep.
2.2
Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.
2.3
De vordering van [appellant] luidt:
"al het bovenstaande leidt tot de conclusie, dat (de bestreden onderdelen in) de vonnissen in deze zaak tussen partijen gewezen door de rechtbank Zwolle-Lelystad onder nummer158215 / HA ZA 09-773op 19 mei 2010, 9 februari 2011 en 25 juli 2012, uitsluitend voor dat gedeelte van die vonnissen waarin aan [appellant] bewijs is opgedragen terwijl de bewijslast rechtens niet op hem rustte of hem zijn vordering is ontzegd dan wel voor zover zijn vordering daarin is afgewezen, niet in stand kunnen blijven, en [appellant] u verzoekt dat deze door uw gerechtshof worden vernietigd, en dat uw gerechtshof, opnieuw recht doende, bij arrest zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1.
WGH zal veroordelen om aan [appellant] te betalen al hetgeen hij in eerste instantie heeft gevorderd, namelijk volledige betaling van de werkzaamheden en het meerwerk dat [appellant] als z.z.p.-er op verzoek en ten behoeve van WGH in Nederland en Engeland heeft verricht, van de btw over dat werk, van de met dat werk gemoeide onkosten die [appellant] voor WGH heeft voorgeschoten, alsmede van de wettelijke handelsrente over de openstaande bedragen en vergoeding van de gerechtelijke en buitgerechtelijke kosten die [appellant] heeft gemaakt en zal moeten maken ter bewaring van zijn recht en om betaling van zijn vordering van WGH te verkrijgen, waarvan de hoofdsom in eerste insantie is begroot op € 23.365,22 (ex btw), althans enig door het gerechtshof in goede justitie te bepalen bedrag, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de verschillende verzuimdata tot aan de dag der algehele voldoening;
2.
WGH zal veroordelen in de kosten van beide instanties, aldus inclusief de volledige kosten in eerste instantie geheel naar rato van de vordering van [appellant], te vermeerderen met de nakosten, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het arrest, en - voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening".
2.4
In incidenteel appel heeft Windowgard gevorderd:
"het uw Gerechtshof behage bij arrest uitvoerbaar bij voorraad:
- de vonnissen d.d. 9 februari 2011 en 25 juli 2012 van de rechtbank Zwolle-Lelystad onder rolnummer 158215 / HA ZA 09-773 te vernietigen en
- alle vorderingen van [appellant] alsnog integraal af te wijzen
- te bepalen dat [appellant] al hetgeen Windowgard ter uitvoering van dat vonnis heeft betaald aan Windowgard moet terugbetalen
- [appellant] in de kosten van de eerste aanleg en in hoger beroep te veroordelen en deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad te verklaren".
In het principaal en het incidenteel appel

3.De feiten

3.1
Tegen de weergave van de vaststaande feiten in rechtsoverweging 2 van genoemd vonnis van 19 mei 2010 is geen grief ontwikkeld en ook anderszins is niet van bezwaren daartegen gebleken, zodat ook in hoger beroep van die feiten zal worden uitgegaan. Deze feiten luiden:
3.1.1
[appellant] drijft een eenmanszaak genaamd Allround Reclame.
3.1.2
Windowgard houdt zich onder meer bezig met het aanbrengen van anticondensfolie bij supermarkten. Zij heeft medio 2008 werk aangenomen bij Tesco-supermarkten in Engeland.
3.1.3
In augustus 2008 heeft Windowgard een deel van dat werk opgedragen aan [appellant]. Ter bevestiging van hun afspraken ter zake heeft [appellant] op 25 augustus 2008 een e-mail gezonden aan Windowgard die onder meer het volgende inhoudt.
"(…) Uiteraard wil ik het adres weten waar ik ga slapen, eten en wonen tussen de werkzaamheden. Hoe is dit geregeld en wat wordt er van mij verwacht. Welke spullen moet ik zelf meenemen inzake geslapen, handdoeken end.
Over het reizen tussen Nederland en Engeland en van het verblijf naar het werk wil ik ook weten of dit is geregeld. Ik ga om de twee weken even naar Nederland om daar dingen te regelen. Want ook daar gaat het leven door! Ik weet inmiddels dat de werkzaamheden 's nachts zijn en van zaterdag tot en met woensdag. Donderdag en vrijdag zijn de vrije dagen.
Er is een tarief voor het beplakken van de koelkast met Window Gard folie afgesproken van € 15,- voor een grote (+/- 1,3 m2) en € 7,50 voor een kleine (+/- 0,7) deur. Deze prijzen zijn exclusief b.t.w. Om de twee weken stuur ik daarover Window Gard een factuur (…)."
3.1.4
Van 1 tot en met 28 september 2008 heeft [appellant] werkzaamheden voor Windowgard in Engeland uitgevoerd.
3.1.5
Bij e-mail van 13 oktober 2008 heeft Windowgard becijferd dat aan [appellant] € 734,21 toekomt.
3.1.6
Bij facturen van respectievelijk 20 november 2008 en 2 december 2008 heeft [appellant] Windowgard € 17.391,42 en € 6.111,50 in rekening gebracht. [appellant] heeft Windowgard doen sommeren tot betaling van deze bedragen, maar Windowgard heeft, op een bedrag van € 1.000,- na, niet aan deze sommatie voldaan.
In het principaal appel

4.De inhoud van de overeenkomst (de grieven 1 tot en met 6)

4.1
Het gaat in deze zaak in essentie om de vraag welk tarief partijen voor welke werkzaamheden zijn overeengekomen en in hoeverre [appellant] daarnaast door hem gemaakte kosten in rekening kan brengen. De grieven van [appellant] hebben overwegend betrekking op de vraag of vaststaat dat hij op grond van de gemaakte afspraken € 15,- per door zijn team beplakte grote deur en € 7,50 per beplakte kleine deur exclusief btw zou ontvangen. Deze grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling. De strekking ervan is onder te verdelen in de hierna te bespreken stellingen en klachten.
Schending processuele beginselen
4.2
Voor zover [appellant] erover klaagt dat de rechtbank zijn recht op hoor en wederhoor heeft geschonden en zijn oordeel niet op de volledige inhoud van de stukken heeft gebaseerd (of anderszins processuele regels heeft geschonden die hem hebben benadeeld), heeft hij geen afzonderlijk belang bij de grieven omdat het hoger beroep hem gezien de herstelfunctie daarvan in staat stelt ten aanzien van het gehele geschil al datgene aan te orde te stellen wat hij van belang acht.
Bewijslast
4.3
[appellant] voert aan dat Windowgard niet heeft bestreden dat de op 18 augustus 2008 gemaakte afspraken correct in de e-mail van 25 augustus 2008 zijn weergegeven, en dat de daarin genoemde bedragen op grond van die afspraken door [appellant] konden worden gedeclareerd. Naar hij aanvoert, heeft Windowgard (uiteindelijk) het verweer gevoerd dat nadien een nieuwe, daarvan afwijkende afspraak is gemaakt. De strekking van de grieven is ondermeer dat Windowgard van die nadere afspraak de bewijslast draagt.
4.4
De grieven falen op dit onderdeel, omdat de inhoud van het verweer van Windowgard ermee wordt miskend. Dat verweer komt er op neer dat de oorspronkelijke afspraak, waar [appellant] zich op beroept, uitsluitend betrekking had op door hem zelf beplakte deuren, zonder dat toen al aan de orde was dat hij een leidinggevende positie zou innemen. Windowgard voert aan dat [appellant] zelf geen deuren heeft geplakt, maar dat hij dit werk heeft overgelaten aan de leden van zijn ploeg. In het verlengde hiervan ligt het betoog van Windowgard dat na
18 augustus 2008 nadere afspraken zijn gemaakt, waarbij een stukloon is afgesproken voor alle deuren die zouden worden geplakt door het team waar [appellant] leiding aan zou gaan geven. Een en ander betekent dat het op de weg van [appellant] ligt om te stellen en zo nodig te bewijzen dat de afspraken die op 18 augustus 2008 zijn gemaakt luiden zoals hij stelt. Meer concreet betekent dit dat hij dient te stellen en desnoods te bewijzen dat de toen overeengekomen vergoeding ziet op alle door zijn ploeg geplakte deuren. Aan zijn vordering ligt immers niet ten grondslag dat hij zelf de gedeclareerde deuren heeft geplakt, maar dat van meet af aan duidelijk was dat hij voor zijn werkzaamheden als teamleider (meewerkend voorman) zou worden betaald, en wel op basis van stukloon, gelerelateerd aan de prestatie van de gehele ploeg. Voor zover wel is bedoeld dat [appellant] persoonlijk deuren heeft geplakt, wordt dat bestreden door Windowgard, terwijl er door [appellant] geen bewijs van is aangeboden. Het hof zal er daarom hierna vanuit gaan dat [appellant] geen deuren heeft geplakt, en dat de vordering is gebaseerd op de hoogte van een een op 18 augustus 2008 overeengekomen stukloon voor de door zijn ploeg uitgevoerde plakwerkzaamheden.
Bewijslevering
4.5
De uitleg die [appellant] aan de oorspronkelijke afspraak geeft, wordt door Windowgard bestreden. Daarom heeft de rechtbank terecht aan [appellant] bewijs van zijn stellingen opgedragen. In dat licht moeten de grieven ook worden begrepen als betwisting van de daarop volgende conclusie van de rechtbank dat hij in dat bewijs niet is geslaagd.
4.6
De vraag of het hof, anders dan de rechtbank, wel van oordeel is dat [appellant] (voorshands) in het bewijs van zijn stellingen is geslaagd, wordt als volgt beantwoord.
4.7
Het hof constateert dat uit de al genoemde e-mail niet valt op te maken dat [appellant] ook kosten in rekening kon brengen voor deuren die niet door hemzelf zouden worden geplakt, maar door leden van de plakploeg waar hij deel van zou gaan uitmaken. Uit de afgelegde verklaringen en de overige stukken blijkt niet eenduidig dat op het moment dat deze afspraken werden gemaakt er al sprake van was dat [appellant] leiding zou gaan geven aan een dergelijke ploeg. Weliswaar heeft hij die rol later wel op zich genomen, maar dat is in dit geval onvoldoende aanwijzing voor de stellingen van [appellant]. Windowgard heeft immers gemotiveerd aangevoerd dat deze (volgens Windowgard nieuwe) invulling van de werkzaamheden van [appellant] in nader overleg met hem is overeengekomen en dat met hem op grond van die nadere afspraken een stukprijs zou worden betaald, onafhankelijk van de vraag of hij zelf ook deuren zou plakken. Dat verweer komt het hof niet op voorhand ongeloofwaardig voor, omdat [appellant] over een periode van 18 dagen dan circa € 10.000,- had kunnen declareren indien zijn ploeg het gemiddelde zou hebben gehaald waarmee de overige door Windowgard voor dit project ingeschakelde plakploegen volgens deze partij zijn geëindigd. De lezing van [appellant] hierover wordt bovendien door een aantal getuigen tegengesproken. Met de stellingen van [appellant] is ook slecht verenigbaar dat de gemaakte afspraak de mogelijkheid bood om een uurtarief te declareren van circa € 45,-, (€ 10,- meer dan voor hem gangbaar was), zoals volgens hem en zijn vader van meet af aan in het vooruitzicht is gesteld. Met de bedragen die [appellant] aan Windowgard in rekening brengt, zou het uurtarief immers uitkomen op ongeveer het dubbele daarvan. Een uurtarief van € 45,- is daarentegen wel in overeenstemming met de uitleg die Windowgard aan de op 18 augustus 2008 gemaakte afspraken geeft, uitgaande van de gemiddelde productie die volgens deze partij is gerealiseerd. Dat uiteindelijk aanzienlijk minder aan hem is uitbetaald, houdt verband met inhoudingen die in dit hoger beroep niet afzonderlijk ter discussie zijn gesteld.
Bewijsaanbod
4.8
Nu de stellingen van [appellant] niet al op voorhand vaststaan, doet de vraag zich voor of hij in dit hoger beroep opnieuw de gelegenheid moet krijgen tot bewijslevering. Omdat al getuigen zijn gehoord, brengt de eis dat het bewijsaanbod voldoende specifiek en ter zake dienend moet zijn, in dit geval mee dat daartoe is vereist dat [appellant] nader aangeeft in hoeverre de al gehoorde getuigen meer of anders kunnen verklaren dan zij al hebben gedaan. Omdat hij dat heeft nagelaten, wordt zijn bewijsaanbod in dit hoger beroep gepasseerd.
Conclusie
4.9
De conclusie luidt dat deze grieven falen.

5.Instructie-uren (meerwerk; grief 7)

5.1.1 Met zijn zevende grief handhaaft [appellant] de door de rechtbank verworpen stelling dat hij de uren die hij ten behoeve van Windowgard op 18 augustus 2008 aan instructie heeft besteed als meeruren kan vorderen.
5.1.2 Gegeven het feit dat niet is komen vast te staan dat [appellant] van meet af aan als ploegleider of meewerkend voorman is aangetrokken, ontbreekt het deze vordering aan een deugdelijke grondslag. De grief faalt.

6.Reisuren en kosten administratief werk (meerwerk; grieven 8 en 9)

6.1.1
Grief 8 ziet op gemaakte reisuren. De negende grief heeft betrekking op door [appellant] gevorderde administratiekosten. Het hof begrijpt dat deze laatste grief voorwaardelijk is ingesteld namelijk voor het geval dat hij niet als ploegleider wordt beloond overeenkomstig de eerste zes grieven.
6.1.2
Deze beide kostenposten moeten het doen zonder een deugdelijke feitelijke onderbouwing. Daarbij dient te worden bedacht dat ook Windowgard uitgaat van een stukvergoeding voor leidinggevende activiteiten, echter op basis van andere prijsafspraken. Op die constatering stranden de grieven.
6.2
Pinopname (grief 10)
6.2.1
Met zijn laatste grief bestrijdt [appellant] dat Windowgard erin is geslaagd te bewijzen dat [appellant] op 1 september om 11.33 uur in Lelystad € 250,- heeft opgenomen met de pinpas van Windowgard.
6.2.2
Het hof leest in de grieven en in de daarop gegeven toelichting in essentie geen andere relevante stellingen of verweren dan die reeds in eerste aanleg waren aangevoerd en door de rechtbank gemotiveerd zijn verworpen. Het hof onderschrijft hetgeen de rechtbank ter motivering van haar beslissing heeft overwogen en neemt die motivering over.
In het incidenteel appel

7.Comparitie

7.1
Het hof zal een comparitie van partijen gelasten teneinde een minnelijke regeling te beproeven met betrekking tot hetgeen Windowgard heeft gevorderd. Elk oordeel over die vorderingen wordt nu aangehouden.
De beslissing
Het hof, recht doende in hoger beroep:
alvorens nader te beslissen:
bepaalt dat partijen [appellant] in persoon en Windowgard vertegenwoordigd door iemand die van de zaak op de hoogte en tot het geven van de verlangde inlichtingen in staat is en bevoegd is tot het aangaan van een schikking, samen met hun advocaten zullen verschijnen voor het hierbij tot raadsheer-commissaris benoemde lid van het hof
mr. M.W. Zandbergen, die daartoe zitting zal houden in het paleis van justitie aan het Wilhelminaplein 1 te Leeuwarden op een nader door deze te bepalen dag en tijdstip, opdat kan worden onderzocht of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden;
bij deze comparitie bestaat geen gelegenheid om pleitnotities voor te dragen;
bepaalt dat partijen de verhinderdagen van partijen en hun advocaten in de maanden februari, maart en april 2014 zullen opgeven op
de rol van dinsdag 11 februari 2014, waarna dag en uur van de comparitie (ook indien voormelde opgave van een of meer van partijen ontbreekt) door de raadsheer-commissaris zullen worden vastgesteld;
bepaalt dat indien een partij ter comparitie nog een proceshandeling wenst te verrichten en/of producties in het geding wil brengen, zij ervoor dient te zorgen dat aan het hof en de wederpartij schriftelijk wordt meegedeeld wat de inhoud is van de ter comparitie te verrichten proceshandeling (voorzien van stukken) en indien een partij ter comparitie nog producties in het geding wenst te brengen dat zij daarvan goed leesbare afschriften aan het hof en de wederpartij dient over te leggen, in beide gevallen uiterlijk veertien dagen voorafgaand aan de zitting;
verstaat dat de advocaat van [appellant] uiterlijk
twee wekenvoor de verschijning zal plaatsvinden een kopie van het volledige procesdossier ter griffie van het hof doet bezorgen, bij gebreke waarvan de advocaat van Windowgard alsnog de gelegenheid heeft uiterlijk
éénweek voor de vastgestelde datum een kopie van de processtukken over te leggen.
Dit arrest is gewezen door mr. M.W. Zandbergen, mr. W. Breemhaar en mr. G. van Rijssen en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 28 januari 2014.