ECLI:NL:GHARL:2014:5628

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
15 juli 2014
Publicatiedatum
15 juli 2014
Zaaknummer
21-008936-13
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis politierechter inzake betekening dagvaarding en terugwijzing naar rechtbank Overijssel

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 15 juli 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Overijssel. De politierechter had geoordeeld dat de dagvaarding in eerste aanleg niet op de juiste wijze was betekend. Dit oordeel was gebaseerd op de stelling dat de betekening aan de griffier van de rechtbank van het arrondissement waar de zaak zou dienen, niet correct was uitgevoerd. Het hof heeft deze conclusie echter niet gedeeld en het vonnis van de politierechter vernietigd.

Het hof heeft vastgesteld dat de betekening van de dagvaarding op 16 oktober 2013 door een buitengriffier in Arnhem heeft plaatsgevonden, terwijl de zaak diende bij de politierechter in Almelo, wat in het arrondissement Overijssel ligt. De politierechter had geoordeeld dat de betekening in Arnhem niet rechtsgeldig was, omdat Arnhem niet in het juiste arrondissement ligt. Het hof heeft echter overwogen dat de wetgeving omtrent buitengriffiers niet vereist dat de werkzaamheden enkel binnen het arrondissement van het gerecht waar de zaak dient, kunnen worden uitgevoerd.

Het hof heeft geconcludeerd dat de belangen van de verdachte niet zijn geschaad, aangezien de gerechtelijke mededeling naar het GBA-adres van de verdachte is verzonden. Daarom heeft het hof besloten het vonnis van de politierechter te vernietigen en de zaak terug te wijzen naar de rechtbank Overijssel, zodat deze met inachtneming van het arrest opnieuw recht kan doen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-008936-13
Uitspraak d.d.: 15 juli 2014
VERSTEK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Overijssel van 21 november 2013 met parketnummer 08-174044-13 in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres].

Het hoger beroep

De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 1 juli 2014 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.

Overwegingen van het hof

De politierechter heeft geoordeeld dat de dagvaarding in eerste aanleg niet op de juiste wijze is betekend en heeft daartoe het volgende overwogen:
“Op grond van artikel 588 lid 1 sub b onder 3 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) dient de dagvaarding te worden betekend aan de griffier van de rechtbank van het arrondissement waar de zaak zal dienen. Deze zaak dient bij de politierechter te Almelo en de dagvaarding dient dus te worden betekend aan de griffier van de rechtbank Overijssel.
Het is de politierechter bekend dat de op de akte van betekening vermelde medewerker griffie bij besluit namens het gerechtsbestuur van de rechtbank Overijssel, is aangewezen ‘om bij die rechtbank werkzaamheden te verrichten die bij of krachtens de wet aan de griffier zijn opgedragen’. Het is de politierechter ook bekend dat medewerkers van het Openbaar Ministerie, waaronder G.W. Holthuis, zijn aangewezen als buitengriffier, omdat het Openbaar Ministerie geen kantoor meer houdt in Overijssel.
Een buitengriffier is van rechtswege - artikel 14 lid 4 Wet op de rechterlijke organisatie juncto artikel 14 lid 3, tweede volzin, Wet op de rechterlijke organisatie - bevoegd werkzaamheden voor andere gerechten uit te voeren. Dit betekent dat uit de plaats van handeling moet worden afgeleid voor welk gerecht een buitengriffier zijn werkzaamheden uitvoert. Daarbij komt dat een buitengriffier dient te worden benoemd vanwege zijn werkzaamheden bij de rechtbank en niet vanwege de locatie waar het parket (geen) kantoor houdt. Voor dat laatste geval heeft de wetgever voorzien in een andere regeling, namelijk artikel 588 lid 4 Sv juncto artikel 3 lid 1 Besluit kennisgeving gerechtelijke mededelingen juncto artikel 1 Regeling bepalingen aan griffier ex. artikel 3, eerste lid, Besluit kennisgeving gerechtelijke mededelingen, waarin het arrondissementsparket Oost-Nederland niet is opgenomen.
Blijkens de akte van betekening heeft de betekening plaats gevonden in Arnhem. Arnhem ligt niet in het arrondissement Overijssel, maar in het arrondissement Gelderland. Dit maakt dat de dagvaarding bij de griffier van het verkeerde arrondissement is betekend. De dagvaarding wordt daarom nietig verklaard. “.
In zijn appelschriftuur heeft de officier van justitie naar het hof begrijpt als grief tegen deze beslissing aangevoerd dat de politierechter ten onrechte van oordeel is dat de medewerker die de betekening doet, dit in het arrondissement dient te doen bij (een van de locaties van) het gerecht waar de zaak zal dienen, in dit geval derhalve de rechtbank Overijssel.
Dienaangaande overweegt het hof het volgende. Uit de stukken blijkt dat de uitreiking van de inleidende dagvaarding op het GBA-adres van verdachte is mislukt en de dagvaarding vervolgens is teruggestuurd naar het openbaar ministerie. Op de akte van betekening is aangetekend dat een medewerker van het openbaar ministerie, K. Sanders, op 16 oktober 2013 de gerechtelijke brief in Arnhem heeft uitgereikt aan de griffier en hiervan een afschrift heeft verzonden naar het GBA-adres van verdachte.
De akte van uitreiking is door een medewerker van de griffie, G. Holthuis, ondertekend.
Ter zitting van het hof heeft de advocaat-generaal medegedeeld dat K. Sanders en
G. Holthuis medewerkers zijn van het openbaar ministerie en dat beide personen zijn aangewezen als buitengriffier.
Artikel 14 lid 4 juncto lid 3 van de wet op de Rechterlijke Organisatie bepaalt dat buitengriffiers bevoegd zijn om werkzaamheden te verrichten die bij of krachtens de wet aan de griffier zijn opgedragen. Voorts is bepaald dat zij bevoegd zijn om deze werkzaamheden ook voor andere gerechten uit te voeren.
De verdachte was gedagvaard door de officier van justitie van het arrondissementsparket Oost-Nederland in Arnhem tegen de zitting van de politierechter op 21 november 2013 in Almelo.
Het hof leidt uit deze informatie af dat de inleidende dagvaarding op 16 oktober 2013 is uitgereikt aan een buitengriffier in Arnhem.
Artikel 588 lid 3 onder c van het Wetboek van Strafvordering bepaalt, voor zover van belang voor de onderhavige situatie, dat de mededeling wordt uitgereikt aan de griffier van de rechtbank van het arrondissement waar de zaak zal dienen of laatstelijk heeft gediend.
De politierechter heeft overwogen dat uit de plaats van handeling moet worden afgeleid voor welk gerecht een buitengriffier zijn werkzaamheden uitvoert teneinde te kunnen vaststellen of de dagvaarding naar de juiste griffie is verzonden. Het hof deelt dit oordeel niet nu dit zou betekenen dat de werkzaamheden van de buitengriffier slechts in een plaats, gelegen binnen het arrondissement van dat gerecht, rechtsgeldig zouden kunnen worden verricht. Deze beperking valt niet in genoemd artikel 14 lid 4 jo. lid 3 te lezen. Daarbij komt dat de informatiefunctie van de griffiersbetekening (bij de griffie is bekend welke stukken zijn betekend) tegenwoordig gering is. Ook aan de waarborgfunctie van de griffiersbetekening (vastgesteld wordt dat de betekeningsprocedure correct is doorlopen) is in dit geval voldaan doordat het dossier met daarin de akte van uitreiking aan de rechtbank Overijssel is verstuurd, waarna griffie en rechter hebben kunnen nagaan of de betekeningsprocedure juist is doorlopen. In dat verband stelt het hof vast dat de belangen van verdachte niet zijn geschonden nu de gerechtelijke mededeling door het Openbaar Ministerie naar zijn GBA-adres is verzonden.
Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat het vonnis van de politierechter dient te worden vernietigd.
Nu de advocaat-generaal in hoger beroep heeft verzocht om terugwijzing van de zaak, zal het hof voorts, op grond van artikel 423, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, de zaak terugwijzen naar de rechtbank Overijssel, teneinde met inachtneming van dit arrest recht te doen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Wijst de zaak terug naar de rechtbank Overijssel, teneinde met inachtneming van dit arrest recht te doen.
Aldus gewezen door
mr A.J. Smit, voorzitter,
mr Y.A.J.M. van Kuijck en mr M. Ynzonides, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr N.D. Mavus-ten Elshof, griffier,
en op 15 juli 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.