Uitspraak
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking.
De vader verzoekt het hof die beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende het door de vader gedane verzoek, om de door hem gedane erkenning van [kind], geboren
[in 2012], op grond van dwaling te vernietigen en te bepalen dat de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [gemeente] deze erkenning dient door te halen, toe te wijzen.
3.De vaststaande feiten
4.De motivering van de beslissing
- kort gezegd - stelt gedwaald te hebben ten aanzien van zijn vaderschap en het in het belang van [kind] is dat de erkenning door de vader wordt vernietigd. Het hof overweegt het volgende.
is bewogen. Geldende jurisprudentie is dat voor een op dwaling gegrond verzoek tot vernietiging van de erkenning geldt, dat het verzoek niet voor toewijzing vatbaar is ingeval bij de erkenner geen sprake is geweest van een valse voorstelling van zaken ten aanzien van het biologische vaderschap.
om die reden toestemming gegeven voor de erkenning door de vader.
Een en ander kan ook worden afgeleid uit het feit dat de vader na de uitslag van de DNA-
test nog bij de zwangerschap, de geboorte en het eerste half jaar van het leven van [kind] betrokken was. Bovendien staat vast dat er objectieve twijfel bestond over het vaderschap van de vader, dat de vader dat wist, en dat hij desondanks tot erkenning is overgegaan.
In een dergelijke situatie komt hem geen beroep op dwaling toe; hij heeft de kans dat hij
de biologische vader niet zou zijn willens en wetens aanvaard.
de vader en de moeder zijn gespannen. Daarnaast kan uit de stukken en het verhandelde ter zitting worden afgeleid dat de biologische vader een (grotere) rol in het leven van [kind] wil spelen. De huidige situatie lijkt niet in het belang van [kind] en zou voor de bijzondere curator wellicht aanleiding kunnen zijn om, eventueel in overleg met de raad en/of de biologische vader, een zelfstandig verzoek namens [kind] in te dienen betreffende de vernietiging van de erkenning. Aangezien deze mogelijkheid bestaat ziet het hof geen aanleiding om te onderzoeken of het belang van [kind] zo zwaar moet wegen dat de wettelijke bepaling omtrent vernietiging van de erkenning doorbroken zou dienen te worden.
5.De beslissing
mr. A.W. Jongbloed, bijgestaan door mr. S.C. Lok als griffier, uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 26 juni 2014.