ECLI:NL:GHARL:2014:5261

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
1 juli 2014
Publicatiedatum
1 juli 2014
Zaaknummer
200.116.376
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzetexploot in hoger beroep zonder gronden en de gevolgen daarvan

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gaat het om een verzetexploot in hoger beroep dat geen gronden bevat. De opposante heeft op 1 april 2014 verzet aangetekend tegen een eerder bij verstek gewezen arrest van 28 januari 2014. Het hof heeft in zijn uitspraak van 1 juli 2014 geoordeeld dat het ontbreken van gronden in de verzetdagvaarding niet leidt tot nietigheid of niet-ontvankelijkheid. Dit is gebaseerd op artikel 353 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat stelt dat de regels omtrent verzet ook in hoger beroep van toepassing zijn, maar dat de specifieke eisen voor het vermelden van gronden niet van toepassing zijn. Het hof heeft vastgesteld dat het verzetexploot als memorie van antwoord geldt, en dat de opposante niet het recht heeft om alsnog een memorie van antwoord in te dienen. De zaak is verwezen naar de rol voor beraad partijen, zoals bedoeld in het Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de hoven.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.116.376/02
(zaaknummer rechtbank Arnhem, sector kanton, locatie Tiel 790097)
arrest van de eerste kamer van 1 juli 2014
inzake
[opposante],
wonende te [woonplaats],
opposante,
advocaat: mr. M.P.J. Rubens,
tegen:
[geopposeerde], h.o.d.n.
[bedrijfsnaam],
wonende te [woonplaats],
geopposeerde,
advocaat: mr. R.H.G. Evers.
Partijen zullen hierna [opposante] en [geopposeerde] worden genoemd.

1.Het geding in hoger beroep

1.1
Voor het verloop van de procedure tot dan toe verwijst het hof naar het in deze zaak tussen partijen bij verstek gewezen arrest van 28 januari 2014 van dit hof.
1.2
Bij exploit van 1 april 2014 is [opposante] in verzet gekomen van het bij verstek gewezen arrest van 28 januari 2014. Op de rol van 15 april 2014 is de zaak aangebracht bij het hof.
1.3
Daarna heeft het hof arrest bepaald op het griffiedossier.

2.De motivering van de beslissing in hoger beroep

2.1
Het verzetexploot bevat geen gronden. Op grond van artikel 353 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is de tweede titel van boek 1 Rv, waaronder de achtste afdeling inzake verzet, van overeenkomstige toepassing in hoger beroep. In artikel 146 Rv zijn de eisen opgenomen waaraan een exploot van verzet moet voldoen. Artikel 111 lid 2 sub d Rv betreffende het vermelden van de eis en gronden is echter niet van overeenkomstige toepassing verklaard. De voorganger van artikel 146 lid 1 Rv, artikel 83 (oud) Rv, bepaalde nog wel dat het verzetexploot summierlijk de middelen moest bevatten op straffe van nietigheid (vlg. HR 3 december 1971, ECLI:NL:HR:1971:AB3673). Ook artikel 146 lid 1 Rv zoals dat luidde voor de inwerkingtreding van de Wet van 8 september 2005 tot aanpassing van enkele onderdelen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en enige andere wetten in verband met het nieuwe procesrecht (Stb. 2005, nr. 455, 28863), bepaalde dat het verzetexploot de gronden van het verzet vermeldt. De wetgever heeft bij voornoemde wet van 8 september 2005 artikel 146 lid 1 Rv aangepast. Uit de nota van wijziging volgt dat de wetgever ervoor heeft gekozen om artikel 111 Rv niet van overeenkomstige toepassing te laten zijn op het verzetexploot, voor zover de aard van de verzetprocedure zich niet met die eisen verdraagt (
Kamerstukken II2003/04, 28 863, nr. 6, p. 6). Dit laatste geldt volgens de wetgever voor het in artikel 111 lid 2 onder d Rv opgenomen vereiste dat de dagvaarding de eis en de gronden daarvan vermeldt. De verzetprocedure is immers naar haar aard een voortgezette instantie. Om die reden bepaalt artikel 147 Rv dat het exploot van verzet als conclusie van antwoord geldt.
2.2
Uit het voorgaande volgt dat het vermelden van de gronden van verzet in het verzetexploot geen wettelijk vereiste (meer) is en dat het ontbreken daarvan niet tot nietigheid van de verzetdagvaarding of niet-ontvankelijkheid van [opposante] dient te leiden. Uit het ingevolge eerdergenoemd artikel 353 lid 1 Rv ook in hoger beroep van toepassing zijnde artikel 147 lid 1 Rv volgt dat het verzetexploot in hoger beroep als memorie van antwoord dient te worden aangemerkt. Dat het verzetexploot van [opposante] geen gronden bevat, maakt dat niet anders. [opposante] had de gelegenheid van het uitbrengen van het verzetexploot dienen te benutten voor het aanvoeren van de gronden van het verzet (en het alsnog antwoorden op de memorie van grieven). [opposante] heeft niet het recht om alsnog een inhoudelijke memorie van antwoord te nemen.
2.3
De zaak zal worden verwezen naar de rol voor beraad partijen zoals bedoeld in artikel 2.24 Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de hoven.

3.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
verwijst de zaak naar de rol van 15 juli 2014 voor beraad partijen.
Dit arrest is gewezen door mrs. F.J.P. Lock, K.J. Haarhuis en M. Ynzonides en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 1 juli 2014.