ECLI:NL:GHARL:2014:5243

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
1 juli 2014
Publicatiedatum
1 juli 2014
Zaaknummer
200.119.797-01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid aannemer voor brand door gebrekkige rookafvoer

In deze zaak vorderde de gesubrogeerde verzekeraar, Algemene Friese Onderlinge Schadeverzekeringsmaatschappij 'Zevenwouden' U.A., schadevergoeding van de aannemer wegens een brand in de woonboerderij van de opdrachtgever. De brand vond plaats in de nacht van 28 februari op 1 maart 2010, nadat de aannemer enkele maanden eerder een nieuwe afvoerbuis had aangebracht in het oude rookkanaal. De verzekeraar stelde dat de aannemer de voorschriften van het Bouwbesluit 2003 had geschonden, wat zou hebben geleid tot de brand. De kern van het geschil was of de aannemer tekort was geschoten in de uitvoering van de aannemingsovereenkomst en of deze tekortkoming causaal verband hield met de brand.

Het hof oordeelde dat de aannemer niet had voldaan aan de eisen van het Bouwbesluit, met name artikel 2.84, en dat de brand een gevolg was van de gebrekkige rookafvoer. De aannemer had een flexibele buis aangebracht zonder de nodige isolatie, wat het risico op brand verhoogde. Het hof concludeerde dat er een causaal verband bestond tussen de werkzaamheden van de aannemer en het ontstaan van de brand. De vordering van de verzekeraar werd toegewezen, en de aannemer werd veroordeeld tot schadevergoeding.

De zaak benadrukt de verantwoordelijkheid van aannemers om te voldoen aan bouwvoorschriften en de gevolgen van nalatigheid in de uitvoering van hun werkzaamheden. Het hof heeft ook de noodzaak van deskundigenonderzoek benadrukt om de technische aspecten van de brand en de rol van de rookafvoer te verduidelijken.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.119.797/01
(zaaknummer rechtbank Leeuwarden 118061/ HA ZA 12-47)
arrest van de tweede kamer van 1 juli 2014
in de zaak van
Algemene Friese Onderlinge Schadeverzekeringsmaatschappij "Zevenwouden" U.A.,
gevestigd te Heerenveen,
appellante,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna:
Zevenwouden,
advocaat: mr. J.V. van Ophem, kantoorhoudend te Leeuwarden,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna:
[geïntimeerde],
advocaat: mr. B.M. Stroetinga, kantoorhoudend te Eindhoven.

1.Het geding in eerste aanleg

In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het vonnis van de Rechtbank Leeuwarden, (thans: rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure is als volgt:
- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 10 december 2012,
- de memorie van grieven (met producties),
- de memorie van antwoord (met producties),
- een akte van Zevenwouden,
- een antwoordakte van [geïntimeerde].
2.2
Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.
2.3
De vordering van Zevenwouden in hoger beroep luidt:
"het vonnis op 24 oktober 2012 tussen partijen onder rol en zaaknummer 118601/HA ZA 12-47 door de rechtbank te Leeuwarden gewezen, te vernietigen en de vorderingen van Zevenwouden zoals opgenomen in de dagvaarding van 10 februari 2012, voor wat betreft de buitengerechtelijke kosten in hoger beroep primair vermeerderd tot een bedrag van in hoofdsom € 4.500,--, alsnog toe te wijzen, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van de procedure in beide instanties, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het in deze zaak te wijzen (eind)arrest en - voor het geval voldoening binnen die termijn niet plaatsvindt - te vermeerderen met een bedrag van € 131,-- voor nasalaris en - indien betekening van dit arrest zal plaatsvinden - met een bedrag van € 68,-- ter zake van de kosten van dat exploot."

3.De feiten

3.1
De rechtbank heeft in rechtsoverweging 2 (2.1 tot en met 2.10) van het bestreden vonnis een aantal feiten vastgesteld. Hierover bestaat tussen partijen geen geschil, zodat het volgende vaststaat.
3.1.1
[geïntimeerde] drijft een eenmanszaak - [de eenmanszaak] te [woonplaats] - waarin hij zich
bezighoudt met het verkopen en plaatsen/aanbrengen van kachels en rookkanalen.
3.1.2
[geïntimeerde] heeft in opdracht van[opdrachtgever] (hierna: [opdrachtgever]) in de maand
november 2009 een nieuwe afvoerbuis aangebracht in het oude, gemetselde rookkanaal van
de woonboerderij van [opdrachtgever] te [woonplaats], welke afvoerbuis vervolgens door [opdrachtgever] is
aangesloten op een (door een derde geleverde) houtgestookte kachel. De door [geïntimeerde] geleverde en aangebrachte afvoerbuis betrof een flexbuis.
3.1.3
In de nacht van 28 februari op 1 maart 2010 heeft er een brand gewoed in de
woonboerderij van [opdrachtgever].
3.1.4
Zevenwouden is op grond van een tussen haar en [opdrachtgever] gesloten
brandverzekering gehouden om de door [opdrachtgever] geleden schade ten gevolge van de brand te
vergoeden.
3.1.5
In opdracht van Zevenwouden heeft onderzoeksbureau [onderzoeksbureau] -
hierna: [onderzoeksbureau] - de oorzaak van de onderhavige brand onderzocht. In het door [onderzoeksbureau]
opgestelde rapport van 22 april 2010 (hierna: het rapport [onderzoeksbureau]) is vermeld dat uit getuigenverklaringen ([opdrachtgever] en zijn schoonvader) blijkt dat [opdrachtgever] op 28 februari 2010 omstreeks 18.00 uur in de houtkachel in de woonkamer van de woonboerderij een vuur heeft aangelegd. Omstreeks 22.20 uur zijn [opdrachtgever] en zijn echtgenote naar hun slaapkamer op de begane grond gegaan. De kachel gloeide op dat moment nog slechts na. De schoonvader van [opdrachtgever] ([schoonvader van de opdrachtgever]) en diens echtgenote - die op die dag bij [opdrachtgever] logeerden - zijn ongeveer 22.45 uur naar hun slaapkamer gegaan op de eerste etage van de woonboerderij. [schoonvader van de opdrachtgever] heeft toen nog tv gekeken en heeft omstreeks 00.30 uur een doffe klap tegen de dakkapel of buitenmuur gehoord. Toen hij vervolgens een dakpan hoorde schuiven is hij poolshoogte
gaan nemen en heeft hij vuur in de nok van het dak gezien. Hij heeft vervolgens zijn
echtgenote en drie kleinkinderen in veiligheid gebracht en heeft [opdrachtgever] gewaarschuwd.
Voorts is in het rapport [onderzoeksbureau] onder meer het volgende vermeld:
"[…]
1. Algemeen
Verzekerde stelt nog met een brandblusser naar de eerste etage te zijn gegaan en aldaar tegen de
onderzijde van de nok vuur te hebben gezien. [...]
3.3.
Expertise ontstaansgebied brand
[…]Gezien het algemene brandbeeld, heeft deze brand in aanvang gewoed in de ruimte boven de eerste
etage en onder het dak. Medegedeeld werd, dat deze brand zou zijn ontdekt tegen de onderzijde van
de nok van het dak. Het aangetroffen algemene brandbeeld is daarmee niet in tegenspraak. Echter een
meer exacte plaats van oorsprong van deze brand kon, vanwege de destructie niet worden vastgesteld.[…]3.7. Omschrijving houtkachel en rookkanaal
[…]Op een tweetal plaatsen werden in het oude kanaal "nieuwe" stenen aangetroffen. Verzekerde deelde
desgevraagd mede dat op deze plaatsen, tijdens het aanbrengen van de flexbuis, gaten uit het kanaal
waren gehakt om de buis verder te kunnen begeleiden. Na het aanbrengen van de flexbuis waren de
gaten weer dicht gemetseld. [...]
De vrije ruimte tussen de flexbuis en het gemetselde kanaal bleek verder niet te zijn geïsoleerd. In
ieder geval was deze vrije ruimte niet opgevuld met vermiculite of perlite.
3.8.
Productomschrijving
Volgens wederpartij [[geïntimeerde], toevoeging rechtbank] (zie het gestelde in paragraaf 4.4)
zou in voormeld rookkanaal een RVS Flexbuis zijn aangebracht van het merk en type Kopex Liss-
Inox 155, mm uitwendig. Namens deze wederpartij werd medegedeeld, dat deze dubbelwandig was
uitgevoerd (foto 49 toont een gedeelte van de gebruikte buis en een aangeleverd monster).
Ingewonnen informatie leerde dat fabrikant Kopex met betrekking tot deze Kopex Liss-lnox buis
spreekt over een meerlaagse schoorsteenvoering. Een productomschrijving afkomstig van internet
wordt als bijlage A bijgevoegd. De aangetroffen buis bleek inderdaad meerlaags te zijn uitgevoerd
(foto 49). Dit heeft naar de mening van rapporteur tot gevolg dat een dergelijke buis wat stabieler van
constructie is en aan de binnenzijde vlakker/gladder is afgewerkt. De maatvoering van deze was 150
mm. Hierbij dient te worden opgemerkt, dat een dergelijke buis niet is voorzien van een inwendige
isolatielaag. Dit heeft tot gevolg dat tijdens het stoken een dergelijke buis zowel aan de binnen- als
buitenzijde (nagenoeg) dezelfde temperatuur bereikt. Dit mag ook blijken uit de op de buis
aangetroffen blauwe verkleuring (foto 37). De genoemde productomschrijving schrijft met betrekking
tot de wijze van aanbrengen een statische (lees stilstaande) luchtkolom voor, eventueel op te vullen
met vermiculite of perlite (korrels).
[...]
9. Discussie
Met betrekking tot het ontstaan van deze brand wordt door rapporteur op basis van zijn kennis en
ervaring het navolgende gesteld:
Dat deze brand, volgens verklaarde waarnemingen van in ieder geval twee getuigen, in aanvang
gewoed heeft in de nok van het voorste deel (woonvertrekken) van het pand. Gelet op de lengte van
de nok, te weten de afstand tussen het voorste dakvlak en de brandmuur, welke aldaar slechts twee tot
drie meter is, is deze plaats tevens op of nabij de dakdoorvoer van het onderhavige rookkanaal. De
conclusie is dan ook gerechtvaardigd, dat deze brand in aanvang heeft gewoed tegen of nabij de
doorvoer van het rookkanaal. Een nadere plaatsbepaling kan op basis van de resultaten van het
ingestelde technische onderzoek niet worden gegeven. Wel kan worden gesteld, dat de resultaten van
dit technische onderzoek, niet weerspreken dat deze brand in aanvang inderdaad heeft gewoed op de
omschreven plaats.
Eerder in dit rapport is aangegeven dat zich boven het niveau van de zoldering boven de
slaapkamers/berging in het geheel geen elektraleidingen danwel aangesloten stroomverbruikers
bevonden. Een verklaarbare technische oorzaak voor het ontstaan van deze brand is dan ook niet
aangetroffen en kan bovendien aldaar geheel worden uitgesloten. Het is dan ook vrijwel zeker te
achten, dat het ontstaan van deze brand in relatie staat met de aanwezigheid aldaar van het
omschreven rookkanaal via welke, de uren voorafgaand aan de brand, de hete rookgassen van de
houtkachel zijn geleid. van belang hierbij is aan te geven, dat circa twee uur voor het ontdekken van
deze brand in de kachel nog slechts een smeulproces is waargenomen. Het scenario van vonken in het
pannendak als oorzaak van de brand is dan ook uiterst onwaarschijnlijk, zo deze brand het gevolg zou
zijn van vonken welke het rookkanaal hadden verlaten en via kieren tussen de pannen het riet hadden
bereikt, met brand tot gevolg, had dit op een eerder moment moeten plaatsvinden, namelijk tijdens het
aanleggen van een vuur in de kachel, danwel het oprakelen van het vuur of het volop branden van de
kachel, namelijk op 2 februari 2010 op enig moment voor 22.20 uur. Wat hierbij ook een rol speelt,
is de harde wind, welke blijkt uit de weergegevens en de inhoud van één van de verklaringen. Ook
tengevolge hiervan zou deze brand zich dan veel eerder gemanifesteerd hebben, Indien het ontstaan
van deze brand een gevolg zou zijn geweest van een zogenaamde "schoorsteenbrand" (brand in de
flexbuis), had deze zich eveneens eerder voorgedaan (tijdens het volop branden van de kachel) en
voorts was voor het ontdekken van de brand reeds een gierend/loeiend geluid waarneembaar geweest.
Over een dergelijk geluid spreekt de schoonvader wel, maar pas na het ontdekken van de brand. Nu
de brand is ontdekt op 1maart 2010 omstreeks 00.30 uur kan nauwelijks tot een andere conclusie
worden gekomen dan dat door stralingswarmte danwel hete lucht, buiten het gemetselde rookkanaal.
in de houten dakconstructie een smeulproces is geïnitieerd over gaand in een vlammende brand.
Hierbij dient te worden gedacht aan een scheur in het gemetselde kanaal danwel dat de voeg tussen
stenen is losgeraakt. Door voormelde hitteontwikkeling buiten het rookkanaal in het hout van het dak
een proces van pyrofore verbranding is opgetreden. (proces van regelmatige, min of meer langdurige
toevoer van hitte waardoor de ontbrandingstemperatuur van bijvoorbeeld hout daalt) met het
ontstaan van brand tot gevolg.Voorts is van belang aan te geven dat het hier een gemetseld kanaal betreft van, volgens verzekerde
ongeveer 100 jaar oud, waarbij de stenen ‘op zijn kant’ zijn gemetseld. De wand van een normaal
gemetseld kanaal is, zoals eerder aangegeven 10 cm dik, in het onderhavige geval was deze maar 5 cm dik. Uit de verklaring afgelegd door [geïntimeerde] blijkt niet dat hij dit kanaal nauwgezet heeft
geïnspecteerd. Het gedeelte waar thans de brand is ontstaan, direct onder de nok, zonder gebruik te
maken van een ladder ook niet was te inspecteren. Inspectie van, met name dit gedeelte, dan ook
klaarblijkelijk achterwege is gebleven, zo blijkt uit de verklaringen. In dit oude gemetselde kanaal
vervolgens een RVS flexbuis is aangebracht en wel door stevig aan het ondereind van deze buis te
trekken. Het is dan absoluut niet ondenkbaar dat tijdens dit aanbrengen van de flexbuis in het
gemetselde kanaal scheuren zijn ontstaan danwel voegen hebben losgelaten. Via deze kieren
vervolgens hitte buiten het gemetselde kanaal is getreden met, zoals aangegeven, het ontstaan van
brand tot gevolg. Met betrekking tot de regelgeving wordt gesteld dat een rookkanaal of samenstel
daarvan aan de buitenzijde geen hogere temperatuur mag bereiken dan 373 K (ca. 93º). Van de
aangebrachte flexbuis is bekend dat deze totaal geen isolerende waarde heeft en deze buis dan ook
aan de buitenzijde tijdens het stoken nagenoeg dezelfde temperatuur zal bereiken dan aan de
binnenzijde. Vervolgens zal op de buitenzijde van het gemetselde kanaal dienen te worden gemeten
en gelet op het hiervoor gerelateerde op een enkele plaats of plaatsen zeker een hogere temperatuur
zijn bereikt dan 93°C (anders was deze brand niet ontstaan). Op basis daarvan kan gesteld worden, dat
dit kanaal derhalve niet voldeed aan het gestelde in het Bouwbesluit. Hierbij in ogenschouw genomen
dat de rookgassen van een houtkachel een temperatuur bereiken van boven de 800°C.
10. Samenvatting en conclusie
Gezien het vorenstaande, kan als resultaat van de ingestelde technische expertise en daarbij gelet op
de inhoud van de afgelegde verklaringen en de gedane mededelingen, alsmede overgelegde
bescheiden worden gesteld dat:
- deze brand in aanvang volgens verklaarde waarnemingen heeft gewoed tegen de nok van het dak;
- op of nabij deze plaats zich de doorvoer van het rookkanaat bevond;- op dit kanaal een houtkachel was aangesloten, welke tot ongeveer twee uur voor het ontdekken van
de brand nog had gebrand;- dat deze brand een gevolg zou zijn van een schoorsteenbrand, weliswaar was het kanaal vervuild,
danwel van vonken op het dak wordt in paragraaf 7 van dit rapport gemotiveerd weerlegt;
- op de plaats van het ontstaan van deze brand een verklaarbare technische oorzaak geheel en een
andere niet aan het rookkanaal gerelateerde oorzaak vrijwel zeker (van buiten komend onheil) kan
worden uitgesloten;
- het dan ook vrijwel zeker is te achten dat het ontstaan van deze brand in relatie staat met een defect
aan het gemetselde rookkanaal, zoals in paragraaf 7 beschreven;
- in dit gemetselde kanaal door wederpartij medio november 2009 de omschreven flexbuis is
aangebracht en
- nadien aan dit kanaal (door derden) geen veranderen zijn aangebracht.
Resumerend wordt dan ook gesteld, dat het vrijwel zeker is te achten, zoals eerder aangegeven, dat
het ontstaan van deze brand een gevolg is van een mankement in het omschreven rookkanaal. Nu
door wederpartij in dit kanaal medio november 2009 een flexbuis is aangebracht zonder verdere
voorzieningen ter voorkoming van hitte buiten het gemetselde kanaal, bestaat er een causaal verband
tussen de uitgevoerde werkzaamheden en het ontstaan van deze brand. Wederpartij had er verstandig
aan gedaan, nu hij van verzekerde daartoe alle vrijheid heeft gekregen, het oude gemetselde kanaal in
de woning te verwijderen en daarvoor in de plaats een dubbelwandig geïsoleerd kanaal aan te
brengen, bijvoorbeeld van het merk lsoduct, waar ook over zou zijn gesproken. De thans gecreëerde
oplossing had een verhoogd risico met betrekking tot het ontstaan van brand tot gevolg en voldeed
bovendien niet aan het gestelde in het Bouwbesluit."
3.1.6
In een gesprek tussen [opdrachtgever] en [onderzoeksbureau] heeft [opdrachtgever] blijkens een bij het
hiervoor bedoelde rapport [onderzoeksbureau] gevoegde en door [opdrachtgever] ondertekende verklaring
van 11 maart 2010 ter zake van de wijze van aanbrengen van de onderhavige buis onder
meer het volgende verklaard:
"[...]
De buis werd vanaf het dak van de woning geplaatst. Op enig moment heb ik nog meegeholpen.
Vanaf het dak werd de pijp in de schoorsteen gevoerd. Aan de pijp zat een zware ijzeren bal die aan
het uiteinde van de pijp bevestigd was. Het lukte de beide mannen niet de flexibele pijp door het
kanaal te voeren. Vanuit de woonkamer heb ik toen aan het touw getrokken waarna het lukte om de
gehele pijp door het bestaande kanaal te voeren. Op de eerste etage heeft [geïntimeerde] nog een gat van
20 x 20 centimeter gemaakt om de doorvoer goed voor elkaar te krijgen. Dit gat heb ik na de plaatsing zelf dichtgemetseld. Ik heb tijdens de plaatsing van het rookkanaal geen instructies gegeven. De enige die instructies gaf was [geïntimeerde] zelf. Verder hebben zich geen problemen voorgedaan bij de plaatsing van de flexibele pijp. In totaal zal de plaatsing zo’n 3 à 4 uur hebben geduurd. [...]"
3.1.7
In een gesprek tussen [geïntimeerde] en [onderzoeksbureau] heeft [geïntimeerde] blijkens een bij
het hiervoor bedoelde rapport [onderzoeksbureau] gevoegde en door [geïntimeerde] ondertekende
verklaring van 11 maart 2010 onder meer het volgende verklaard:
"[…]
Ik ben op die dag samen met mijn collega naar de woning gegaan. We hadden een flexibele
dubbelwandig, Kopex Liss-lnox buis met een diameter van ± 15,5 cm (uitwendig) bij ons om in het
gemetselde kanaal te brengen.[…]
Nadat ik voldoende ruimte had gemaakt hebben we de flexibele buis naar boven gebracht het dak op.
Vervolgens heb ik in een uiteinde een houten klos aangebracht. Dit is een klos die precies in de buis
past en waaraan een touw is bevestigd. Ik schroefde de buis met enkele parkers vast in de klos zodat
deze goed vast zat. Vervolgens liet ik het touw door het gemetselde schoorsteenkanaal naar beneden
zakken. Mijn collega stond in de woonkamer en ving het touw daar op.
Daarna lieten we de flexibele buis door het kanaal zakken waarbij mijn collega aan het touw trok en
ik de buis handmatig duwde. Op enig moment merkte ik dat de buis niet verder zakte. Dit komt vaker
voor omdat er aan de binnenzijde van het gemetselde kanaal dan een oneffenheid aanwezig is. We
hebben toen het gemetselde schoorsteenkanaal ongeveer op de plek waar de buis bleef steken
opengemaakt door er enkele stenen aan de zijkant uit te hakken. Vervolgens kon de buis weer vrij
worden gemaakt waarna deze weer zakte. Dit proces moesten we nog één keer herhalen waarna de
buis tot in de woonkamer kon worden doorgetrokken. De buis bestaat uit één geheel.
Wie de gehakte gaten weer dichtgemetselde weet ik zo niet meer, maar volgens mij deed ik dat. Ik
sluit niet geheel uit dat de heer [opdrachtgever], die zelf aannemer is, dit deed.
[...]
Het bestaande schoorsteenkanaal verkeerde, voor zover ik dat kon beoordelen, nog in een goede staat.
[...]"
3.1.8
In opdracht van de verzekeraar van [geïntimeerde] - Avéro Achmea - heeft [onderzoeksbureau 2] eveneens een onderzoek ingesteld naar de brand in de woonboerderij van [opdrachtgever]. In het rapport van 29 maart 2010 is onder meer vermeld:
"[…]
9.RESUMÉ/SLOTOPMERKINGENDe exacte plaats van ontstaan van de brand kon ten gevolge van de zeer grote vuurvernietiging niet
worden vastgesteld. Het is alleen zeker dat de brand niet op de begane grond van het woongedeelte en
in de aangrenzende schuur ontstond. Waar de brand op de slaapverdieping en/of in de open ruimte
daarboven wel ontstond kon niet meer worden bepaald.
* Op grond van het ontbreken van de juiste plek van ontstaan van de brand is het onmogelijk om de
oorzaak voor het ontstaan van de brand (met zekerheid) vast te kunnen stellen.
* De schoonvader van de heer [opdrachtgever] zag bij de ontdekking van de brand vuur in de nok van het dak
rondom de schoorsteen. Dit sluit echter niet uit dat er op dat moment ook elders al vuur (zichtbaar)
was.
* Rapporteur trof op internet een foto aan die kort na aankomst van de brandweer werd genomen. Op
dat moment is ter hoogte van de nok van het dak sprake van een uitslaande brand. Opvallend is echter
ook een felle vuurhaard in de woning ter hoogte van de slaapkamers aan keukenzijde. Dat beeld lijkt
zich niet te laten verklaren aan de hand van een ontstaan in de nok van het dak.
* De brandoorzaak kon niet meer met zekerheid worden vastgesteld. Er is een aantal mogelijke
oorzaken aan te wijzen. De oorzaak kan in ieder geval zijn gelegen in een elektrisch
defect/mankement, pyrolyse in hout, c.q. ander omringend materiaal ter hoogte van de dakdoorvoer
van de schoorsteen, het onder de pannen in het riet terecht komen van een gloeiend deel, enz.
* Verzekeringsnemer bracht in november 2009 in opdracht van de heer [opdrachtgever] een flexibele
schoorsteenvoering aan in het bestaande, gemetselde schoorsteenkanaal. De toegepaste
schoorsteenvoering is een flexibele meerlaags RVS buis die geschikt is voor alle soorten
verwarmingstoestellen. De toegepaste buis wordt door de fabrikant aanbevolen om te worden
gebruikt bij hout gestookte kachels.
* Vooralsnog is uit niets gebleken dat een foutieve montage of aansluiting van de schoorsteenvoering
door verzekeringnemer de oorzaak zou (kunnen) zijn. Vooralsnog blijkt ook niets van een causaal
verband tussen de werkzaamheden van verzekeringnemer en het ontstaan van de brand."
3.1.9
[onderzoeksbureau] heeft in opdracht van Zevenwouden een rapport opgesteld,
inhoudende een reactie op het rapport van [onderzoeksbureau 2] van 29 maart 2010. In
dit rapport van [onderzoeksbureau] van 15 september 2010 (hierna: het tweede rapport [onderzoeksbureau]) is onder meer vermeld:
"[...]
4. Samenvatting
Met betrekking tot de plaats van ontdekken van deze brand, tegen de onderzijde van de nok en op of
nabij de dakdoorvoer van het rookkanaal, is de beer [schoonvader van de opdrachtgever] in zijn verklaring duidelijk. Middels
technisch onderzoek kon deze plaats niet worden vastgesteld, maar eveneens dient te worden gesteld
dat het aangetroffen algemene brandbeeld zich tegen een dergelijke plaats van oorsprong niet verzet.
voorts dient hierbij in ogenschouw te worden genomen dat het bovenste deel van de dakvlakken aan
de binnenzijde niet was afgewerkt. Dit heeft tot gevolg dan indien op een lager niveau brand zou
ontstaan, welk vuur zich zou verspreiden via het met riet onderschoten dakvlak, dit direct zichtbaar is
indien men op de eerste etage van een slaapkamer naar de trap loopt, temeer daar deze dakvlakken op
dat moment in duisternis waren gehuld. Daar wordt in het rapport [onderzoeksbureau 2] in het
geheel niet over gesproken. Naar de mening van rapporteur is de conclusie dan ook gerechtvaardigd,
dat deze brand zijn oorsprong had op de door de heer [schoonvader van de opdrachtgever] aangegeven plaats. Volgens de methode
van [methode] (algemeen gehanteerd door brandoorzaakonderzoekers) dient op een dergelijke
plaats volgens eliminatie van alle bekende brandoorzaken er slechts één te resteren.
Op basis van feiten en omstandigheden, zoals neergelegd in het eerder opgestelde rapport (075/10)
heeft rapporteur geconcludeerd, dat het vrijwel zeker is te achten dat het ontstaan van deze brand het
gevolg is van een defect in het rookkanaal, in combinatie met een flexibele niet geïsoleerde stalen
pijp. Wederpartij heeft zelf gekozen voor de oplossing van het aanbrengen van een flex-pijp in hetbestaande rookkanaal, dit terwijl er door verzekerde ruimte is geboden voor een goed alternatief.
Verzekerde en getuige de heer [getuige] verklaren dit onafhankelijk van elkaar. Dit alternatief
betrof het slopen van het oude kanaal en aanbrengen van een nieuwe dubbelwandige en geïsoleerde
rookgasafvoer. Daarnaast heeft wederpartij klaarblijkelijk zowel voor als na het aanbrengen van de
flexpijp, het gemetselde kanaal in het geheel (met name het bovenste gedeelte) niet geïnspecteerd.
Derhalve is de conclusie gerechtvaardigd, dat er een causaal verband bestaat tussen de door
wederpartij uitgevoerde werkzaamheden en het ontstaan van de brand."
3.1.10
Zevenwouden heeft ter zake van de onderhavige brand een bedrag van in totaal € 56.886,50 aan [opdrachtgever] uitgekeerd en een bedrag van € 24.608,96 aan derden.

4.Het geschil en de beoordeling in eerste aanleg

4.1
Zevenwouden heeft in eerste aanleg gevorderd dat de rechtbank, bij vonnis
uitvoerbaar bij voorraad:
1. [geïntimeerde] veroordeelt om aan Zevenwouden te voldoen een bedrag van
€ 500.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag der
verschuldigdheid daarvan tot aan de dag der algehele voldoening;
II. [geïntimeerde] ter zake van de buitengerechtelijke kosten veroordeelt om aan
Zevenwouden te voldoen een bedrag van € 1.004,71, te vermeerderen met de wettelijke
rente daarover vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
III. [geïntimeerde] veroordeelt in de kosten van het geding, te vermeerderen met nakosten
ten bedrage van € 131,- dan wel - indien betekening van het in deze te wijzen vonnis
plaatsvindt - ten bedrage van € 199,-, zulks met bepaling dat daarover wettelijke rente
verschuldigd zal zijn met ingang van veertien dagen na de datum van het in deze te wijzen
vonnis.
4.2
De rechtbank heeft de vordering afgewezen.
5.
Met betrekking tot de grieven
5.1
Het hof stelt voorop dat de overeenkomst tot het aanbrengen door [geïntimeerde] van een nieuwe afvoerbuis in het oude, gemetselde rookkanaal van de woonboerderij van [opdrachtgever] kan worden gekwalificeerd als aanneming van werk (artikel 7:750 BW).
Kern van het geschil tussen partijen betreft de vraag (1) of [geïntimeerde] bij de uitvoering van deze aannemingsovereenkomst is tekortgeschoten dan wel onrechtmatig heeft gehandeld, en (2) of deze eventuele tekortkoming en/of onrechtmatige daad de oorzaak is geweest van de brand in de woonboerderij in de nacht van 28 februari op 1 maart 2010. Zevenwouden is ter zake gesubrogeerd in de rechten van [opdrachtgever] jegens [geïntimeerde].
5.2
Zevenwouden legt - met een beroep op het rapport [onderzoeksbureau] (zie onder 3.1.5) aan de door haar gestelde tekortkoming en/of onrechtmatige daad, samengevat, het volgende ten grondslag.
Het is vrijwel zeker te achten dat het ontstaan van de brand in relatie staat met
een defect aan het gemetselde rookkanaal. Nu [geïntimeerde] in november 2009 in dit kanaal een flexbuis heeft aangebracht zonder verdere voorzieningen ter voorkoming van hitte buiten het gemetselde kanaal, bestaat een causaal verband tussen de uitgevoerde werkzaamheden en het ontstaan van de brand. De door [geïntimeerde] gecreëerde oplossing had een verhoogd risico met betrekking tot het ontstaan van brand tot gevolg en voldeed bovendien niet aan het gestelde in het Bouwbesluit.
In hoger beroep heeft Zevenwouden de grondslag in deze zin uitgewerkt, dat het achterwege laten van isolatiemaatregelen in de constructie een (zelfstandige) oorzaak van de brand is geweest, dus zónder de eventuele aanwezigheid van openingen en/of kieren in het gemetselde rookkanaal. Zevenwouden beroept zich in dit verband op strijd met artikel 2.84 van het bouwbesluit in combinatie met NEN 6062.
Strijd met het bouwbesluit?
5.3
Het hof stelt voorop dat ten tijde van de uitvoering van de onderhavige opdracht het Bouwbesluit 2003 (hierna: het Bouwbesluit) gold. Krachtens artikel 1.11 Bouwbesluit dient de verbouw van een woning te geschieden overeenkomstig de eisen voor nieuwbouw, zodat in casu artikel 2.84 van toepassing is.
5.4
Artikel 2.84 Bouwbesluit luidt als volgt:
"1. Een voorziening voor de afvoer van rook is, bepaald volgens NEN 6062, brandveilig.2. Materiaal waaruit een voorziening voor de afvoer van rook is samengesteld, is, bepaald volgens NEN 6064, onbrandbaar. Dit geldt uitsluitend indien in dat materiaal een temperatuur, bepaald volgens NEN 6062, kan optreden van meer dan 363 K.3. De horizontale afstand tussen de uitmonding van een voorziening voor de afvoer van rook van een op vaste brandstof gestookt toestel en een brandgevaarlijk dak van een ander bouwwerk is ten minste 15 m."
5.5
NEN 6062 definieert de begrippen rookafvoervoorziening en rookkanaal als volgt.
Artikel 2.1
rookafvoervoorziening: Bouwkundige constructie voor de afvoer van rook, inclusief de eventueel voorziene omkokering.
Artikel 2.3
rookkanaal: Onderdeel van de rookafvoervoorziening waardoor de rook wordt afgevoerd.
5.6
Zevenwouden betoogt dat krachtens artikel 2.84
lid 1Bouwbesluit, in combinatie met NEN 6062, de eis van brandveiligheid hier inhoudt dat de temperatuur van de buitenzijde van het gemetselde kanaal maximaal 75 graden in temperatuur mag stijgen ten opzichte van de omgevingstemperatuur (15 à 20 graden).
In hoger beroep heeft zij - ter nadere onderbouwing van de door haar gestelde strijd met het Bouwbesluit - een rapport van WNP raadgevend ingenieurs (hierna WNP) d.d. 26 juni 2013 (hierna: het WNP rapport) overgelegd (productie 3 bij de memorie van grieven). Aan de hand daarvan licht zij de overtreding van het Bouwbesluit als volgt toe (memorie van grieven sub 40 e.v.)
Gelet op de krapte van de binnenzijde van het gemetselde rookkanaal en mede gelet op het feit dat er geen isolatiemateriaal was aangebracht, had de constructie nagenoeg geen isolerende werking. Op grond van artikel 2.84
lid 2Bouwbesluit mag de temperatuur op het grensvlak van de metselwerkconstructie met de houten draagconstructie niet hoger zijn dan 90ºC (= 363K). In casu wordt na circa 2 tot 3 uren stoken op genoemd grensvlak de voor ontbranding kritische temperatuur van 90ºC (= 363 K) bereikt, aldus Zevenwouden (zie ook akte sub 8). Ook zonder de aanwezigheid van scheuren en kieren werd na het plaatsen van de flexbuis de maximale buitentemperatuur van de gemetselde schoorsteen in de bestaande constructie hoe dan ook overschreden. Volgens Zevenwouden hoeft van een echt defect in het metselwerk derhalve niet eens sprake te zijn geweest (memorie van grieven sub 62 en 69).
5.7
[geïntimeerde] betoogt dat Zevenwouden artikel 2.84
lid 1Bouwbesluit foutief interpreteert.
Volgens hem gaat NEN 6062 uit van een omgevingstemperatuur van 20ºC plus of min 10ºC, zodat de temperatuur aan de buitenzijde van het gemetselde kanaal 105ºC mag bedragen (memorie van antwoord sub 21-23).
Artikel 7.1 NEN 6062 bepaalt dat een rookafvoervoorziening wordt geacht brandveilig te zijn indien voldaan wordt aan alle in 6.4 genoemde criteria. Artikel 6.4.1 bepaalt onder meer de criteria voor thermische isolatie, inhoudend dat de maximale temperatuurstijging van de buitenzijde van het proefstuk gedurende de proef - 3 uur verhitten met 600ºC - niet meer mag bedragen dan 75ºC. Er is geen enkele bepaling in het Bouwbesluit of de NEN die de eis van temperatuurstijging aanvullend stelt, aldus [geïntimeerde]. Hij betoogt dat bepalend is of de beweerdelijke overtreding van de NEN-normen zich heeft voorgedaan ter hoogte van de nok van het dak, waar de brand zou zijn ontstaan; het rookgasafvoerkanaal is immers in ieder geval langer geweest dan drie meter en tijdens het transport koelt rookgas af (memorie van antwoord sub 36). Gelet op de lengte van het rookkanaal is de maximaal toelaatbare temperatuurstijging ter hoogte van de nok van het dak na drie uur hoogstwaarschijnlijk nog niet bereikt, en voldoet het afvoerkanaal derhalve aan de regelgeving, aldus nog steeds [geïntimeerde]. Zevenwouden heeft volgens hem niet de juiste berekening gepresenteerd door alleen te rekenen met de intreetemperaturen (antwoordakte sub 13).
5.8
[geïntimeerde] betoogt voorts dat Zevenwouden ook artikel 2.84
lid 2Bouwbesluit verkeerd interpreteert. Deze bepaling houdt in, dat als in het rookgasafvoerkanaal temperaturen van 90ºC of meer kunnen optreden, de "pijp" van onbrandbaar materiaal moet zijn. Aan deze eis is in casu voldaan, aldus [geïntimeerde] (antwoordakte sub 7).
Ad artikel 2.84 lid 1 Bouwbesluit
5.9
Het hof overweegt als volgt.
Nu partijen van mening verschillen over de vraag wat de maximale temperatuur is die het metselwerk van de rookafvoervoorziening aan de buitenzijde mag bereiken, heeft het hof op dit punt behoefte aan voorlichting door een deskundige.
Aangezien partijen bovendien twisten over de vraag of de maximale temperatuur wordt overschreden indien gedurende drie uur wordt verhit met 600ºC, heeft het hof ook op dat punt behoefte aan voorlichting door een deskundige. Daarbij wenst het hof van de deskundige te vernemen of inderdaad, zoals [geïntimeerde] stelt, bepalend is of deze overschrijding heeft plaatsgevonden ter hoogte van de nok van het dak, althans ter plaatse waar de brand is ontstaan.
Ad artikel 2.84 lid 2 Bouwbesluit
5.1
Voor de vraag of in casu sprake is van strijd met artikel 2.84
lid 2Bouwbesluit, is allereerst bepalend of de houten draagconstructie al dan niet geacht moet worden onderdeel uit te maken van de rookafvoervoorziening. Het hof begrijpt uit het gestelde op pagina 2 van het rapport van WNP, waarop Zevenwouden haar stellingen baseert, dat WNP de houten ondersteuning van het gemetselde kanaal als onderdeel van de rookafvoervoorzieining beschouwt, nu zij op grond van artikel 2.84 lid 2 Bouwbesluit aanneemt dat de hier optredende temperatuur niet hoger mag worden dan 90ºC (= 363 K).
[geïntimeerde] legt deze bepaling enger uit, in die zin dat de pijp, dat wil zeggen de flexbuis en het gemetselde kanaal onbrandbaar moeten zijn, hetgeen volgens hem vanzelfsprekend het geval is.
Het hof heeft ook op dit punt behoefte aan voorlichting door een deskundige. Voor het geval dat de deskundige deze bepaling in de door Zevenwouden gestelde zin uitlegt, wenst het hof van de deskundige te vernemen of de constructie tot gevolg had dat sprake was van een overschrijding van de maximumtemperatuur van 90ºC ter plaatse van het grensvlak van het gemetselde rookkanaal en de houten draagconstructie.
Strijd met de installatievoorschriften?
5.11
Zevenwouden beroept zich voorts op strijd met de installatievoorschriften. Deze houden in dat de flexbuis moet worden aangebracht in een "STATISCHE LUCHTKOLOM", "Eventueel op te vullen met Vermiculite of Perlite". Dit laatste betreft de noodzakelijke isolatie, aldus Zevenwouden (memorie van grieven sub 61).
5.12
[geïntimeerde] bestrijdt dat hij een montagevoorschrift heeft geschonden. Hij betoogt dat Zevenwouden heeft nagelaten te onderbouwen dat niet is voldaan aan de eis van een statische luchtkolom. Voorts betwist hij dat het aanbrengen van isolatiemateriaal verplicht was (memorie van antwoord sub 62).
5.13
Het hof constateert dat de woorden "eventueel op te vullen" erop duiden dat het aanbrengen van isolatiemateriaal niet altijd verplicht is. De vraag die derhalve ter beoordeling voorligt, is of [geïntimeerde], gelet op de bestaande constructie, isolatiemateriaal had moeten aanbrengen, en of hij, door dit na te laten, heeft gehandeld in strijd met de montagevoorschriften. Het hof heeft ook op dit punt behoefte aan voorlichting door een deskundige.
5.14
Ook ten aanzien van de vraag of het voorschrift van de aanwezigheid van een statische luchtkolom is geschonden, heeft het hof behoefte aan voorlichting door een deskundige.
Kieren en/of openingen in het metselwerk?
5.15
Zevenwouden heeft in eerste aanleg - met een beroep op het rapport [onderzoeksbureau] - een mogelijk defect aan het metselwerk van de rookafvoervoorziening als (mede)oorzaak van de brand aangevoerd. Het hof begrijpt uit de memorie van grieven sub 21 en sub 56 (slot), dat Zevenwouden dit thans niet meer als causaal aanvoert. Voor het geval Zevenwouden dit niet zo mocht hebben bedoeld, overweegt het hof het volgende.
5.16
Volgens Zevenwouden is dit (eventuele) defect waarschijnlijk veroorzaakt bij het aanbrengen van de flexbuis door [geïntimeerde]. Als gevolg van de krapte van de gemetselde rookafvoervoorziening is de buis er immers met enig "geweld" doorheen getrokken, terwijl bovendien op sommige plaatsen stenen uit het metselwerk zijn verwijderd (en later weer teruggeplaatst).
5.17
[geïntimeerde] bestrijdt dat hij bij de uitvoering van zijn werkzaamheden het metselwerk heeft beschadigd. Voorts betwist hij dat hij stenen uit het rookgasafvoerkanaal heeft verwijderd of heeft teruggezet. Volgens hem heeft [opdrachtgever] dat gedaan.
5.18
Zevenwouden betoogt voorts dat, zo vorenbedoeld (mogelijk aanwezige) defect al niet door [geïntimeerde] zou zijn veroorzaakt, [geïntimeerde] het metselwerk had dienen te inspecteren op eventueel aanwezige kieren en openingen. [geïntimeerde] bestrijdt dat hij tot deze inspectie gehouden was. Hij voert bovendien aan, dat hij geen kieren en/of openingen in het metselwerk heeft waargenomen en redelijkerwijs ook niet heeft kunnen waarnemen.
5.19
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Nu tussen partijen in geschil is of inderdaad sprake was van kieren en/of openingen in het metselwerk, dient Zevenwouden dit krachtens de hoofdregel van artikel 150 Rv te bewijzen. Anders dan Zevenwouden betoogt, kan dit bewijs, op grond van hetgeen thans aan bewijsmateriaal voorligt, niet voorshands geleverd worden geacht. Nu Zevenwouden ter zake geen specifiek bewijsaanbod heeft gedaan (zie memorie van grieven sub 89 jo. 86), zal het hof haar niet toelaten tot dit bewijs.
5.2
Uit het voorgaande volgt dat tussen partijen niet is komen vast te staan dat
de factosprake was van kieren en/of openingen in het metselwerk. Voor zover de vordering van Zevenwouden erop is gebaseerd dat [geïntimeerde] deze gebreken heeft veroorzaakt, dan wel had moeten ontdekken (schending van inspectie- en/of waarschuwingsplicht), stuit deze hierop af.
Causaal verband?
5.21
Het hof overweegt thans reeds dat indien sprake is geweest van schending van één of meer van de brandveiligheidsvoorschriften van het Bouwbesluit en/of de voorschriften voor het plaatsen van de flexbuis, plaats is voor toepassing van de zogenoemde omkeringsregel. Deze voorschriften strekken immers ter voorkoming van een specifiek gevaar, te weten het ontstaan van brand, welk gevaar zich in casu heeft verwezenlijkt. Dit zou betekenen dat wordt vermoed dat de brand is veroorzaakt door overtreding van deze norm(en), behoudens door [geïntimeerde] te leveren tegenbewijs.
5.22
Nu het hof echter voornemens is om een deskundige te benoemen teneinde onderzoek te doen naar de vraag of [geïntimeerde] één of meer van vorenbedoelde brandveiligheidsvoorschriften heeft geschonden, zal het hof tevens aan hem verzoeken om - in geval van een bevestigende beantwoording van deze vraag - zijn oordeel te geven over de vraag naar de mate van waarschijnlijkheid is dat de brand als gevolg hiervan is ontstaan. Daarbij zal de deskundige verzocht worden om in te gaan op de vraag of hierdoor pyrolyse in het omliggende hout kan zijn opgetreden, en of daardoor de brand kan ontstaan.
Bevrijding van aansprakelijkheid?
5.23
[geïntimeerde] doet ter afwering van zijn eventuele aansprakelijkheid een beroep op artikel 7:758 lid 3 BW (memorie van antwoord sub 13 e.v.). Hij betoogt dat indien al sprake is van gebreken in de uitvoering van het werk, deze gebreken kenbaar waren aan [opdrachtgever], temeer nu deze als aannemer beschikte over deskundigheid op het gebied van de bouw. Als gevolg van de oplevering heeft [opdrachtgever] deze (eventuele) gebreken aanvaard, zodat [geïntimeerde] ter zake niet langer aansprakelijk is.
5.24
Het hof stelt het volgende voorop.
Weliswaar beschikt [opdrachtgever] als aannemer over deskundigheid op het gebied van de bouw, maar [geïntimeerde] moet ten opzichte van hem geacht worden over specifieke deskundigheid op het terrein van rookafvoervoorzieningen te beschikken, reden waarom [opdrachtgever] hem ook heeft ingeschakeld. Waar [geïntimeerde] thans aanvoert dat hij niet over specialistische kennis aangaande de brandveiligheidsvoorschriften in het Bouwbesluit en NEN 6062 beschikt (memorie van antwoord sub 58/59), kan hij dit niet aan [opdrachtgever] tegenwerpen. Als (specialistisch) aannemer wordt hij geacht van deze regelgeving op de hoogte te zijn en dienovereenkomstig te bouwen.
Voor zover [geïntimeerde] met zijn betoog in de memorie van antwoord sub 53 e.v. bedoelt te stellen dat zijn opdracht beperkt was tot het aanbrengen van een nieuw rookkanaal in een bestaande constructie, waarvoor [opdrachtgever] in juridisch en bouwkundig opzicht de (volledige) verantwoordelijkheid draagt, miskent hij dat artikel 1.11 Bouwbesluit meebrengt dat hij als aannemer jegens [opdrachtgever] verplicht was om bij het aanbrengen van het nieuwe rookkanaal de voorschriften van artikel 2.84 Bouwbesluit in combinatie met NEN 6062 in acht te nemen, althans om [opdrachtgever] ervoor te waarschuwen dat het op deze wijze vervangen van het rookkanaal tot strijd met deze voorschriften zou leiden.
5.25
Nu [geïntimeerde] betoogt dat hij zelf niet op de hoogte was van de (eventuele) gebreken, kan hij niet aan [opdrachtgever] tegenwerpen dat het gaat om voor [opdrachtgever] kenbare gebreken.
5.26
Het beroep op artikel 7:758 lid 3 BW faalt derhalve.
Eigen schuld [opdrachtgever]?
5.27
Het beroep van [geïntimeerde] op eigen schuld aan de zijde van [opdrachtgever] als bedoeld in artikel 6:101 BW (memorie van antwoord sub 64/65) stuit af op hetgeen het hof hiervoor onder 5.27 heeft overwogen.
Slotsom
5.28
Het hof zal een deskundigenbericht gelasten teneinde antwoord te verkrijgen op de volgende vragen:
1) Wat is krachtens artikel 2.84 lid 1 van het Bouwbesluit 2003 jo. NEN 6062 de maximale temperatuur die het metselwerk van de rookafvoervoorziening aan de buitenzijde mocht bereiken?
2) Werd in casu deze maximale temperatuur overschreden indien gedurende drie uur werd verhit met 600ºC? Zo ja, hoe beoordeelt u de mate van waarschijnlijkheid dat als gevolg daarvan de brand is ontstaan. Is in dit verband van belang of deze overschrijding heeft plaatsgevonden ter hoogte van de nok van het dak, althans ter plaatse waar de brand is ontstaan?
3) Moet voor de toepassing van artikel 2.84 lid 2 van het Bouwbesluit 2003 jo. NEN 6062 de houten draagconstructie geacht worden onderdeel uit te maken van de rookafvoervoorziening? Zo ja, had de constructie in de woning van [opdrachtgever] tot gevolg dat sprake was van een overschrijding van de maximumtemperatuur van 90ºC ter plaatse van het grensvlak van het gemetselde rookkanaal en de houten draagconstructie?
4) Heeft [geïntimeerde] de flexbuis aangebracht in strijd met de installatievoorschriften
("statische luchtkolom, eventueel op te vullen met Vermiculite of Perlite")? Had [geïntimeerde], gelet op de bestaande constructie, isolatiemateriaal moeten aanbrengen? In hoeverre is het wel of niet aanbrengen van isolatie van invloed op het risico van brand?
5) Geeft het onderzoek overigens nog aanleiding tot het maken van opmerkingen, die in verband met de beslissing van dit geschil van belang zouden kunnen zijn?
5.29
Beide partijen zullen in de gelegenheid worden gesteld om bij gelijktijdig te verzoeken akte zelf vragen te formuleren en om zich uit te laten over de door het hof voorgestelde vragen, over de personen, hoedanigheden en relevante kwaliteiten van de te benoemen deskundige(n), bereikbaarheid (adressen, telefoonnummers en e-mailadressen), de marges waarbinnen het loon, inclusief btw, mag of moet liggen (waaronder de maximale hoogte daarvan) en de verdere (algemene) voorwaarden waaronder de opdracht aan de deskundige zou moeten worden verstrekt.
Het hof verzoekt aan partijen tijdig en zo mogelijk gezamenlijk een of meerdere personen voor te dragen voor benoeming. Indien partijen niet slagen in een gezamenlijke voordracht, verzoekt het hof aan partijen in hun tevoren over en weer aan elkaar toe te zenden akten in te gaan op de door de wederpartij voor te dragen personen en op eventuele bezwaren tegen benoeming van bepaalde personen, dan wel mee te delen dat partijen zich op dit punt refereren aan het oordeel van het hof.
Volgens de hoofdregel van artikel 195 Rv moet Zevenwouden als eisende partij het voorschot dragen.
5.3
Het hof zal iedere verdere beslissing aanhouden.

6.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
verwijst de zaak naar de rol van
dinsdag 29 juli 2014teneinde partijen in de gelegenheid te stellen een akte te nemen zoals hiervoor bedoeld onder 5.29;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mr. M.W. Zandbergen, mr. I. Tubben en mr. G. van Rijssen en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 1 juli 2014.