Uitspraak
Zevenwouden,
[geïntimeerde],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
"[…]
"[…]
"[…]
4.Het geschil en de beoordeling in eerste aanleg
Met betrekking tot de grieven
Kern van het geschil tussen partijen betreft de vraag (1) of [geïntimeerde] bij de uitvoering van deze aannemingsovereenkomst is tekortgeschoten dan wel onrechtmatig heeft gehandeld, en (2) of deze eventuele tekortkoming en/of onrechtmatige daad de oorzaak is geweest van de brand in de woonboerderij in de nacht van 28 februari op 1 maart 2010. Zevenwouden is ter zake gesubrogeerd in de rechten van [opdrachtgever] jegens [geïntimeerde].
Het is vrijwel zeker te achten dat het ontstaan van de brand in relatie staat met
een defect aan het gemetselde rookkanaal. Nu [geïntimeerde] in november 2009 in dit kanaal een flexbuis heeft aangebracht zonder verdere voorzieningen ter voorkoming van hitte buiten het gemetselde kanaal, bestaat een causaal verband tussen de uitgevoerde werkzaamheden en het ontstaan van de brand. De door [geïntimeerde] gecreëerde oplossing had een verhoogd risico met betrekking tot het ontstaan van brand tot gevolg en voldeed bovendien niet aan het gestelde in het Bouwbesluit.
In hoger beroep heeft Zevenwouden de grondslag in deze zin uitgewerkt, dat het achterwege laten van isolatiemaatregelen in de constructie een (zelfstandige) oorzaak van de brand is geweest, dus zónder de eventuele aanwezigheid van openingen en/of kieren in het gemetselde rookkanaal. Zevenwouden beroept zich in dit verband op strijd met artikel 2.84 van het bouwbesluit in combinatie met NEN 6062.
Strijd met het bouwbesluit?
"1. Een voorziening voor de afvoer van rook is, bepaald volgens NEN 6062, brandveilig.2. Materiaal waaruit een voorziening voor de afvoer van rook is samengesteld, is, bepaald volgens NEN 6064, onbrandbaar. Dit geldt uitsluitend indien in dat materiaal een temperatuur, bepaald volgens NEN 6062, kan optreden van meer dan 363 K.3. De horizontale afstand tussen de uitmonding van een voorziening voor de afvoer van rook van een op vaste brandstof gestookt toestel en een brandgevaarlijk dak van een ander bouwwerk is ten minste 15 m."
Artikel 2.1
rookafvoervoorziening: Bouwkundige constructie voor de afvoer van rook, inclusief de eventueel voorziene omkokering.
Artikel 2.3
rookkanaal: Onderdeel van de rookafvoervoorziening waardoor de rook wordt afgevoerd.
lid 1Bouwbesluit, in combinatie met NEN 6062, de eis van brandveiligheid hier inhoudt dat de temperatuur van de buitenzijde van het gemetselde kanaal maximaal 75 graden in temperatuur mag stijgen ten opzichte van de omgevingstemperatuur (15 à 20 graden).
In hoger beroep heeft zij - ter nadere onderbouwing van de door haar gestelde strijd met het Bouwbesluit - een rapport van WNP raadgevend ingenieurs (hierna WNP) d.d. 26 juni 2013 (hierna: het WNP rapport) overgelegd (productie 3 bij de memorie van grieven). Aan de hand daarvan licht zij de overtreding van het Bouwbesluit als volgt toe (memorie van grieven sub 40 e.v.)
Gelet op de krapte van de binnenzijde van het gemetselde rookkanaal en mede gelet op het feit dat er geen isolatiemateriaal was aangebracht, had de constructie nagenoeg geen isolerende werking. Op grond van artikel 2.84
lid 2Bouwbesluit mag de temperatuur op het grensvlak van de metselwerkconstructie met de houten draagconstructie niet hoger zijn dan 90ºC (= 363K). In casu wordt na circa 2 tot 3 uren stoken op genoemd grensvlak de voor ontbranding kritische temperatuur van 90ºC (= 363 K) bereikt, aldus Zevenwouden (zie ook akte sub 8). Ook zonder de aanwezigheid van scheuren en kieren werd na het plaatsen van de flexbuis de maximale buitentemperatuur van de gemetselde schoorsteen in de bestaande constructie hoe dan ook overschreden. Volgens Zevenwouden hoeft van een echt defect in het metselwerk derhalve niet eens sprake te zijn geweest (memorie van grieven sub 62 en 69).
lid 1Bouwbesluit foutief interpreteert.
Volgens hem gaat NEN 6062 uit van een omgevingstemperatuur van 20ºC plus of min 10ºC, zodat de temperatuur aan de buitenzijde van het gemetselde kanaal 105ºC mag bedragen (memorie van antwoord sub 21-23).
Artikel 7.1 NEN 6062 bepaalt dat een rookafvoervoorziening wordt geacht brandveilig te zijn indien voldaan wordt aan alle in 6.4 genoemde criteria. Artikel 6.4.1 bepaalt onder meer de criteria voor thermische isolatie, inhoudend dat de maximale temperatuurstijging van de buitenzijde van het proefstuk gedurende de proef - 3 uur verhitten met 600ºC - niet meer mag bedragen dan 75ºC. Er is geen enkele bepaling in het Bouwbesluit of de NEN die de eis van temperatuurstijging aanvullend stelt, aldus [geïntimeerde]. Hij betoogt dat bepalend is of de beweerdelijke overtreding van de NEN-normen zich heeft voorgedaan ter hoogte van de nok van het dak, waar de brand zou zijn ontstaan; het rookgasafvoerkanaal is immers in ieder geval langer geweest dan drie meter en tijdens het transport koelt rookgas af (memorie van antwoord sub 36). Gelet op de lengte van het rookkanaal is de maximaal toelaatbare temperatuurstijging ter hoogte van de nok van het dak na drie uur hoogstwaarschijnlijk nog niet bereikt, en voldoet het afvoerkanaal derhalve aan de regelgeving, aldus nog steeds [geïntimeerde]. Zevenwouden heeft volgens hem niet de juiste berekening gepresenteerd door alleen te rekenen met de intreetemperaturen (antwoordakte sub 13).
lid 2Bouwbesluit verkeerd interpreteert. Deze bepaling houdt in, dat als in het rookgasafvoerkanaal temperaturen van 90ºC of meer kunnen optreden, de "pijp" van onbrandbaar materiaal moet zijn. Aan deze eis is in casu voldaan, aldus [geïntimeerde] (antwoordakte sub 7).
Ad artikel 2.84 lid 1 Bouwbesluit
Nu partijen van mening verschillen over de vraag wat de maximale temperatuur is die het metselwerk van de rookafvoervoorziening aan de buitenzijde mag bereiken, heeft het hof op dit punt behoefte aan voorlichting door een deskundige.
lid 2Bouwbesluit, is allereerst bepalend of de houten draagconstructie al dan niet geacht moet worden onderdeel uit te maken van de rookafvoervoorziening. Het hof begrijpt uit het gestelde op pagina 2 van het rapport van WNP, waarop Zevenwouden haar stellingen baseert, dat WNP de houten ondersteuning van het gemetselde kanaal als onderdeel van de rookafvoervoorzieining beschouwt, nu zij op grond van artikel 2.84 lid 2 Bouwbesluit aanneemt dat de hier optredende temperatuur niet hoger mag worden dan 90ºC (= 363 K).
[geïntimeerde] legt deze bepaling enger uit, in die zin dat de pijp, dat wil zeggen de flexbuis en het gemetselde kanaal onbrandbaar moeten zijn, hetgeen volgens hem vanzelfsprekend het geval is.
Het hof heeft ook op dit punt behoefte aan voorlichting door een deskundige. Voor het geval dat de deskundige deze bepaling in de door Zevenwouden gestelde zin uitlegt, wenst het hof van de deskundige te vernemen of de constructie tot gevolg had dat sprake was van een overschrijding van de maximumtemperatuur van 90ºC ter plaatse van het grensvlak van het gemetselde rookkanaal en de houten draagconstructie.
Strijd met de installatievoorschriften?
Kieren en/of openingen in het metselwerk?
Nu tussen partijen in geschil is of inderdaad sprake was van kieren en/of openingen in het metselwerk, dient Zevenwouden dit krachtens de hoofdregel van artikel 150 Rv te bewijzen. Anders dan Zevenwouden betoogt, kan dit bewijs, op grond van hetgeen thans aan bewijsmateriaal voorligt, niet voorshands geleverd worden geacht. Nu Zevenwouden ter zake geen specifiek bewijsaanbod heeft gedaan (zie memorie van grieven sub 89 jo. 86), zal het hof haar niet toelaten tot dit bewijs.
de factosprake was van kieren en/of openingen in het metselwerk. Voor zover de vordering van Zevenwouden erop is gebaseerd dat [geïntimeerde] deze gebreken heeft veroorzaakt, dan wel had moeten ontdekken (schending van inspectie- en/of waarschuwingsplicht), stuit deze hierop af.
Causaal verband?
Bevrijding van aansprakelijkheid?
Weliswaar beschikt [opdrachtgever] als aannemer over deskundigheid op het gebied van de bouw, maar [geïntimeerde] moet ten opzichte van hem geacht worden over specifieke deskundigheid op het terrein van rookafvoervoorzieningen te beschikken, reden waarom [opdrachtgever] hem ook heeft ingeschakeld. Waar [geïntimeerde] thans aanvoert dat hij niet over specialistische kennis aangaande de brandveiligheidsvoorschriften in het Bouwbesluit en NEN 6062 beschikt (memorie van antwoord sub 58/59), kan hij dit niet aan [opdrachtgever] tegenwerpen. Als (specialistisch) aannemer wordt hij geacht van deze regelgeving op de hoogte te zijn en dienovereenkomstig te bouwen.
Voor zover [geïntimeerde] met zijn betoog in de memorie van antwoord sub 53 e.v. bedoelt te stellen dat zijn opdracht beperkt was tot het aanbrengen van een nieuw rookkanaal in een bestaande constructie, waarvoor [opdrachtgever] in juridisch en bouwkundig opzicht de (volledige) verantwoordelijkheid draagt, miskent hij dat artikel 1.11 Bouwbesluit meebrengt dat hij als aannemer jegens [opdrachtgever] verplicht was om bij het aanbrengen van het nieuwe rookkanaal de voorschriften van artikel 2.84 Bouwbesluit in combinatie met NEN 6062 in acht te nemen, althans om [opdrachtgever] ervoor te waarschuwen dat het op deze wijze vervangen van het rookkanaal tot strijd met deze voorschriften zou leiden.
Eigen schuld [opdrachtgever]?
Slotsom
1) Wat is krachtens artikel 2.84 lid 1 van het Bouwbesluit 2003 jo. NEN 6062 de maximale temperatuur die het metselwerk van de rookafvoervoorziening aan de buitenzijde mocht bereiken?
2) Werd in casu deze maximale temperatuur overschreden indien gedurende drie uur werd verhit met 600ºC? Zo ja, hoe beoordeelt u de mate van waarschijnlijkheid dat als gevolg daarvan de brand is ontstaan. Is in dit verband van belang of deze overschrijding heeft plaatsgevonden ter hoogte van de nok van het dak, althans ter plaatse waar de brand is ontstaan?
3) Moet voor de toepassing van artikel 2.84 lid 2 van het Bouwbesluit 2003 jo. NEN 6062 de houten draagconstructie geacht worden onderdeel uit te maken van de rookafvoervoorziening? Zo ja, had de constructie in de woning van [opdrachtgever] tot gevolg dat sprake was van een overschrijding van de maximumtemperatuur van 90ºC ter plaatse van het grensvlak van het gemetselde rookkanaal en de houten draagconstructie?
4) Heeft [geïntimeerde] de flexbuis aangebracht in strijd met de installatievoorschriften
("statische luchtkolom, eventueel op te vullen met Vermiculite of Perlite")? Had [geïntimeerde], gelet op de bestaande constructie, isolatiemateriaal moeten aanbrengen? In hoeverre is het wel of niet aanbrengen van isolatie van invloed op het risico van brand?
5) Geeft het onderzoek overigens nog aanleiding tot het maken van opmerkingen, die in verband met de beslissing van dit geschil van belang zouden kunnen zijn?
6.De beslissing
dinsdag 29 juli 2014teneinde partijen in de gelegenheid te stellen een akte te nemen zoals hiervoor bedoeld onder 5.29;