Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
5 september 2012) onder meer haar standpunt dat [geïntimeerde] gedurende de opzegtermijn recht heeft op zijn volledige salaris. Dit ten vervolge op telefonisch contact met de advocaat van [appellante], die haar verzocht om belegging van een bespreking op korte termijn naar aanleiding van het verrichte boekenonderzoek. De advocaat van [geïntimeerde] vermeldde voorts op haar herhaalde vraag of de opzegging op 31 augustus 2012 was geschied met
– kortweg – misbruik van de company credit card en negeren van het verbod op uitkering van een bonus aan bepaalde medewerkers. Daarbij is aangegeven dat [geïntimeerde] door het ontslag op staande voet schadeplichtig is jegens de vennootschap en deze gefixeerde schadevergoeding in ieder geval het loon van [geïntimeerde] over de voor [appellante] geldende opzegtermijn van twaalf maanden salaris betreft.
4.De motivering van de beslissing in hoger beroep
€ 139.702,96 bruto, en tot betaling van het tantième over 2011 van € 55.913,25, vermeerderd met de wettelijke verhoging, alsmede vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 30 juni 2012 tot de dag der voldoening.
31 augustus 2012. Het hof neemt bij het voorgaande in aanmerking het feit dat partijen omtrent de beëindiging van de arbeidsovereenkomst door [appellante] een termijn van twaalf maanden waren overeengekomen, zomede het feit dat de strekking van (de voorloper van) de artikelen 2:134 en 2:244 BW, als hiervoor onder 4.7 bedoeld, door het belang van de vennootschap is ingegeven. Nu door [appellante] aan [geïntimeerde] kenbaar is gemaakt dat separaat bericht omtrent de termijn en voorwaarden van de beëindiging van de arbeidsverhouding zou volgen, ziet het hof in het voorgaande voorshands geen reden niettemin samenval van de beëindiging van de vennootschapsrechtelijke bestuursfunctie en de arbeidsverhouding aan te nemen. De grieven 2 tot en met 5 slagen derhalve.
31 augustus 2012 naar het voorlopig oordeel van het hof geen sprake.
10 september 2012 sprake was van dringende redenen om [geïntimeerde] op staande voet te ontslaan.
Er volgens het voorlopig oordeel van het hof van uitgaande dat de redenen ten onrechte als dringend zijn voorgesteld, is van misbruik van recht bij vordering van die vergoeding geen sprake.
Ook grief 6 faalt derhalve.
5.Slotsom
€ 5.264,-(2 punten x tarief V à € 2.632,-)