[persoon 1] heeft aangifte gedaan van mishandeling door [geïntimeerde] op 7 oktober 2013. In het proces-verbaal van aangifte van 9 oktober 2013 heeft hij als volgt verklaard:
“(...) Op maandag 7 oktober 2013, omstreeks 16.30, was ik voor mijn werk, samen met mijn collega [persoon 2] aanwezig in de woning op de [adres 2], te [plaats]. Ik was daar samen met de dochter van de bewoners aanwezig om de woning op te leveren aan de bewoners, zij handelde dit af voor haar ouders omdat die op vakantie waren.
Ik hoorde vanuit de portiek luid geschreeuw komen. Ik hoorde “Dood aan [naam stichting] en de aannemer!” vanuit de portiek komen.
Ik heb toen de deur van de woning gesloten. Ik hoorde vanachter de deur harde bonken komen, ik hoorde iemand schreeuwen “Doe open of ik trap hem in!”. Ik heb toen de deur van de woning een klein stukje open gedaan, ongeveer 40 centimeter. Ik zag toen de bewoner van de woning gelegen op de [adres 3], staan. Ik zag dat links van deze man een andere man stond, op dat moment een voor mij onbekende. Ik hoorde de man met verheven stem zei: “Ik wil de sleutel hebben want ik moet mijn woning in!”
Ik wist niet welke woning de man bedoelde, ik heb toen aan hem gevraagd welke woning van hem was. De man zei toen alleen maar dat het de woning daarboven was. Ik wist dat er nog maar een woning op de andere verdieping was, namelijk de woning met huisnummer [adres 1], waarvan de sleutels nog niet bij de bewoner was. Ik ging er toen van uit dat de man de bewoner van de woning was.
Ik reageerde op de man, ook met een enigszins verheven stem: “Afgelopen vrijdag was de oplevering, toen zou u de sleutel krijgen. U was er niet, dus hij ligt nu bij ons. Als u even 10 minuten wacht ben ik met deze mevrouw klaar en kom ik bij u.” Ik heb toen de deur direct dicht gedaan.
Ik liep toen weg van de deur, tot ik ongeveer 60 centimeter van de deur verwijderd was. Ik hoorde achter mij weer harde bonken en klappen tegen de deur. Ik hoorde de man nog van alles schreeuwen maar weet niet precies meer wat hij toen zei. Ik zag dat dochter van de bewoners naar de voordeur liep. Ik zag dat zij de deur een centimeter of 5 open deed. Ik zag toen dat de deur met hoge snelheid open werd geduwd. Ik zag dat de man de woning binnen stapte. Ik zag dat de man mijn richting in stapte. Ik voelde opeens op mijn linkerwang en nek druk uitgeoefend worden. Ik voelde dat de man kennelijk opzettelijk en met kracht mij probeerde te verwonden. Ik zag toen dat de man met snelheid en kracht zijn linkerhand richting de rechterhelft mijn gezicht bracht. Ik heb toen mijn rechterarm omhoog gebracht tussen mijn gezicht en de linkerhand van de man, hierdoor heb ik zijn linkerhand afgeweerd.
Ik zag toen dat [persoon 2] richting de man stapte en hem richting de deur duwde. Ik zag dat [persoon 2] de man verder de woning uit duwde zodat deze in de portiek stond. Ik hoorde de man zeggen “Ik wil de sleutels van mijn woning hebben”. [persoon 2] is toen met de man meegelopen om hem de sleutels van zijn woning te geven.
Na ongeveer 10 minuten hoorde ik geklop op de deur en de stem van [persoon 2]. Ik heb toen de deur open gedaan en zag toen [persoon 2] en de man die mij net daarvoor had aangevallen.
[persoon 2] zei tegen mij “Deze meneer wil zijn excuses aanbieden.” De man die mij had
aangevallen heeft mij toen de hand geschut en gezegd “Sorry, ik voel mij behandeld als een hond.”
(...)”