Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
4.De motivering van de beslissing in hoger beroep
“krachtens zakelijk recht”mag aanleggen en gebruiken afgewezen. Omdat de rechtbank oordeelde dat er wel sprake was van een noodweg ten behoeve van Gasunie, heeft zij deze verklaring van recht
“bij wege van uitweg”(noodweg) wel toegewezen.
“Opstal”) van toepassing (artikel 38 wet van 2 april 1991, Staatsblad 1991, 198 (Invoeringswet Nieuw BW, twaalfde gedeelte)). Artikel 5:103 BW bepaalt dat bij gebreke van een regeling daaromtrent in de akte van vestiging de opstaller ten aanzien van de zaak waarop zijn recht rust, de bevoegdheden heeft die voor het volle genot van zijn recht nodig zijn. In dit geval zijn de bevoegdheden van Gasunie met betrekking tot toegang tot het perceel in artikel III lid 2 AVL nader uitgewerkt:
“Het recht houdt mede in (…) dat zowel bij het aanbrengen als ingeval naar het oordeel van Gasunie onderhouds-, herstel- of vervangingswerkzaamheden dienen plaats te vinden, Gasunie en door haar aan te wijzen derden toegang zullen hebben tot de grond met de nodige vervoermiddelen, materialen en werktuigen, zulks op een in redelijk overleg met grondeigenaar casu quo gebruiker te bepalen wijze”.
Kamsteeg/Lisseren HR 14 februari 2014, ECLI:NL:HR:2014:337,
Bakermans en Moerland/Mitros).
“in redelijk overleg met grondeigenaar te bepalen wijze”, en de feitelijke kenmerken van het perceel. Dit betekent dat Gasunie de bevoegdheid heeft, ook tegenover een rechtsopvolger als het Burgerweeshuis, over de aangelegde verharde weg te komen en te gaan naar de afsluiterkooi. Een rechtsopvolger als het Burgerweeshuis kan daarom niet eenzijdig deze uit het redelijk overleg tussen Gasunie en [eigenaar 1] ontstane wijze van toegang tot het perceel beëindigen.