In deze zaak betreft het een hoger beroep over de wijziging van partner- en kinderalimentatie. De man, verzoeker in hoger beroep, heeft in eerste aanleg verzocht om wijziging van de alimentatiebijdragen die hij aan de vrouw, verweerster in hoger beroep, dient te betalen. De rechtbank Gelderland had op 2 juli 2013 het verzoek van de man afgewezen. Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld, waarbij de mondelinge behandeling op 22 april 2014 heeft plaatsgevonden. De man en de vrouw zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten.
De feiten van de zaak zijn als volgt: het huwelijk van partijen is op 20 januari 2011 ontbonden door echtscheiding. Ze hebben samen twee kinderen. De rechtbank had eerder bepaald dat de man een maandelijkse bijdrage voor levensonderhoud aan de vrouw en voor de kinderen moest betalen. De man heeft in hoger beroep vier grieven ingediend, die betrekking hebben op de behoefte van de vrouw, de kosten van de kinderen, de draagkracht van de man en de ingangsdatum van de wijziging.
Het hof heeft geoordeeld dat er sprake is van een relevante wijziging van omstandigheden die een herbeoordeling van de behoefte en de draagkracht rechtvaardigt. Het hof heeft de financiële gegevens van beide partijen in overweging genomen en vastgesteld dat de gezamenlijke draagkracht van de ouders lager is dan de behoefte van de kinderen. De man is geacht zijn volledige draagkracht aan kinderalimentatie te besteden, waardoor er geen draagkracht resteert voor de bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de vrouw.
Uiteindelijk heeft het hof de bestreden beschikking vernietigd en bepaald dat de man in de periode van 1 november 2012 tot 1 januari 2014 een bijdrage van € 127,50 per kind per maand zal betalen, en dat de bijdrage met ingang van 1 januari 2014 op nihil wordt gesteld. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders verzochte is afgewezen.