ECLI:NL:GHARL:2014:4946

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 juni 2014
Publicatiedatum
19 juni 2014
Zaaknummer
ks 21-001313-13
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake deelname aan criminele organisatie en witwassen met betrekking tot hennepkwekerijen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 juni 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 1 maart 2012. De verdachte, geboren in 1983 en woonachtig in Nederland, was in eerste aanleg veroordeeld voor deelname aan een criminele organisatie en witwassen. Het hof heeft het hoger beroep van de verdachte behandeld na meerdere terechtzittingen in mei en juni 2014. De advocaat-generaal had een gevangenisstraf van 30 maanden geëist, maar het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en een andere bewijsbeslissing genomen. Het hof heeft de dagvaarding gedeeltelijk nietig verklaard, omdat bepaalde bewoordingen onvoldoende concreet waren voor de verdachte om zich daartegen te verweren.

De tenlastelegging omvatte onder andere het witwassen van geldbedragen en goederen, verkregen uit misdrijven, en deelname aan een organisatie die zich bezighield met de teelt en handel in hennep. Het hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen van witwassen, omdat de verdachte niet kon worden aangetoond dat zij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat het geld afkomstig was uit misdrijf. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de verdachte en haar echtgenoot onvoldoende legale inkomsten hadden, maar het hof oordeelde dat de verklaringen van de verdachte over de herkomst van het geld niet hoogst onwaarschijnlijk waren.

Met betrekking tot de deelname aan de criminele organisatie heeft het hof echter wel bewezen geacht dat de verdachte als medeoprichter en leider van de organisatie heeft gefunctioneerd. De organisatie was betrokken bij de illegale hennepteelt en de verdachte had een significante rol in de activiteiten van de growshop die op haar naam stond. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 240 dagen, waarvan een deel voorwaardelijk, en een werkstraf van 240 uren. De straf is gematigd vanwege de zorg voor haar twee jonge kinderen met ernstige beperkingen. Het hof heeft de wettelijke voorschriften toegepast zoals deze golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001313-13
Uitspraak d.d.: 20 juni 2014
TEGENSPRAAK
Promis
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 1 maart 2012 met parketnummer 07-663035-11 in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1983],
wonende te [woonplaats], [adres].

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 21 mei 2014, 6 juni 2014 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van voorarrest. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en haar raadsman, mr. V. Wolting, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

Partiele nietigheid van de dagvaarding onder 1

Het hof zal de dagvaarding nietig verklaren voor zover deze betrekking heeft op de zinsneden “onbekend gebleven luxe/dure en/of op geld waardeerbare goederen” aangezien deze bewoordingen onvoldoende concreet zijn voor verdachte om zich daar tegen te kunnen verweren.

De tenlastelegging

Na wijzing van de tenlastelegging in eerste aanleg, en met inachtneming van de partiele nietigverklaring van de dagvaarding is aan verdachte tenlastegelegd dat:
1
primair:
zij op één of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 april 2010 tot en met 10 april 2011, in de gemeente [gemeente], althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) van het plegen van witwassen een gewoonte heeft/hebben gemaakt, immers heeft zij, verdachte, en/of een of meer van haar mededader(s) (telkens) enig(e) geldbedrag(en) verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, althans (telkens) van die/dat geldbedrag(en) gebruik gemaakt door de aanschaf van onder meer:
- een auto (merk [automerk], kenteken [kenteken], kleur zwart), ter waarde van Euro 17.500,= en/of contant betaald euro 12.000,-
- het laten uitvoeren van cosmetische chirurgie, ter waarde van Euro 4.150,=, welke niet door een ziektekostenverzekering wordt gedekt,
- 1200 euro en/of 480 euro,
terwijl zij en/of haar mededader(s) wist(en) dat bovenomschreven geldbedrag(en)
- onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
1
subsidiair:
zij op één of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 april 2010 tot en met 28 maart 2011, in de gemeente [gemeente], althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, enig(e) geldbedrag(en) en/of goederen heeft verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet, althans van dit/deze geldbedrag(en) en/of goederen gebruik heeft/hebben gemaakt, te weten:
- een auto (merk [automerk], kenteken [kenteken], kleur zwart), ter waarde van Euro 17.500,= en/of
- het laten uitvoeren van cosmetische chirurgie, ter waarde van Euro 4.150,=, welke niet door een ziektekostenverzekering wordt gedekt en/of
- 1200 euro en/of 480 euro,
terwijl zij en/of haar mededader(s) wist(en) of althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dit/deze geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
2:
zij in of omstreeks de periode van 1 april 2010 tot en met 10 april 2011 in de gemeente [gemeente] en/of op één of meerdere locaties elders in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, welke werd gevormd door verdachte en/of één of meer medeverdachten, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk - het opzettelijk telen en/of bereiden en/of bewerken en/of vervoeren en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of aanwezig hebben van één of meerdere kilogram(men) hennep en/of hennepstekken en/of een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet en/of welke organisatie (mede) door haar, verdachte, en/of één of meer medeverdachte(n) is opgericht en/of aan welke organisatie (mede) door haar, verdachte, en/of één of meer medeverdachte(n) feitelijk leiding is/werd gegeven en/of tot het plegen van bovengenoemd(e) misdrijf/misdrijven (mede) door haar, verdachte, en/of één of meer van haar medeverdachte(n) opdracht is/werd gegeven en/of aan welke bovengenoemde verboden gedraging(en) (mede) door haar, verdachte, en/of één of meer van haar medeverdachte(n) feitelijk leiding is/werd gegeven.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Feit 1 Vrijspraak

Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Met betrekking tot de ten laste gelegde onderdelen van witwassen overweegt het hof dat het voorwerp dat wordt witgewassen afkomstig dient te zijn uit een misdrijf. In het arrest van 28 september 2004 (LJN: AP2124) heeft de Hoge Raad geoordeeld dat uit het bewijs geen nauwkeurig aangeduid misdrijf behoeft te worden afgeleid en evenmin door wie, wanneer en waar het misdrijf is gepleegd. Voor het bewijs van dit bestanddeel kan de conclusie dat het niet anders kan dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is voldoende zijn.
De rechtbank heeft met betrekking tot de aanschaf van de [automerk] en de cosmetische chirurgie geoordeeld dat het niet anders kan dan dat deze zijn betaald met crimineel geld, omdat verdachte en haar echtgenoot onvoldoende legale inkomsten hebben. Verdachte heeft voorts geen aannemelijke verklaring afgelegd over de herkomst van het geld, aldus de rechtbank.
Het hof overweegt dat, alhoewel van verdachte mag worden verlangd dat deze een verklaring geeft voor de herkomst van het geld, dit er niet zonder meer toe leidt dat het dan ook aan verdachte is om aannemelijk te maken dat het geld niet van misdrijf afkomstig is (vgl. HR 13 juli 2010, LJN: BM0787). In het arrest van 13 juli 2010 (LJN: BM2471) heeft de Hoge Raad overwogen dat het moet gaan om een concrete verifieerbare en niet op voorhand als hoogst onwaarschijnlijk aan te merken verklaring omtrent de herkomst van het geld.
Er zijn geen bewijsmiddelen waaruit ondubbelzinnig blijkt dat verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat het geld waarmee de [automerk] is gekocht van misdrijf afkomstig was. De door haar afgelegde verklaringen omtrent de herkomst van het geld waarmee die [automerk] is betaald, namelijk grotendeels uit de opbrengst van de growshop, zijn op voorhand niet hoogst onwaarschijnlijk. De opbrengst van de growshop is niet zondermeer als van misdrijf afkomstig te beschouwen. Het betrof immers een op zichzelf legale onderneming. Er heeft geen boekenonderzoek plaatsgevonden met betrekking tot de resultaten van de growshop. Hoewel is komen vast te staan dat er binnen de growshop (om meer dan incidentele basis) criminele activiteiten plaatsvonden, is niet inzichtelijk geworden in hoeverre die criminele activiteiten hebben bijgedragen aan het financiële resultaat van de growshop en het inkomen van verdachte. Op voorhand is gedane aanschaf van de auto niet zodanig disproportioneel dat het niet anders kan zijn dan dat deze is bekostigd van uit misdrijf afkomstige gelden. Van witwassen van de [automerk] kan derhalve geen sprake zijn.
De in de woning aangetroffen contante geldbedragen van 1200 euro en 480 euro zijn – gelet op voorgaande overwegingen – evenmin aan te merken als van misdrijf afkomstig. Van witwassen van genoemde bedragen kan derhalve evenmin sprake zijn.
Verdachte heeft ten aanzien van de cosmetische chirurgie verklaard dat dit is betaald uit een bruidsschat. Van de zijde van het openbaar ministerie is hiernaar geen enkel onderzoek gedaan. Het hof acht de verklaring van verdachte niet hoogst onwaarschijnlijk. Derhalve kan niet de conclusie worden getrokken dat het niet anders kan dan dat het geld afkomstig is uit enig misdrijf.

Feit 2 Overweging met betrekking tot het bewijs

Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde onder 2. wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof acht bewezen dat sprake is geweest van een criminele organisatie. Alhoewel sprake is geweest van een eenvoudige organisatie die beperkt was in omvang, is wel sprake geweest van een gestructureerd samenwerkingsverband. Deze werd opgericht en geleid door verdachte en haar echtgenoot [medeverdachte4]. De organisatie draaide om de growshop [growshop], welke op naam van verdachte is ingeschreven bij de kamer van koophandel. Via (klanten van) de growshop werden hennepstekken geleverd aan kwekerijen, werd advies gegeven over het kweken van hennep en in sommige gevallen werd geholpen bij de teelt van hennep en de verkoop van de oogst. De organisatie beschikte derhalve over het netwerk om zich, waar de gelegenheid zich voordeed, te bemoeien met het volledige proces van het kweken van hennep.
Medeverdachte [medeverdachte13] heeft in deze organisatie de rol van “handige jongen” vervuld, die de kwekerijen heeft helpen opzetten en – indien nodig - draaiende heeft gehouden. Dit alles deed hij in opdracht van de echtgenoot van verdachte, al dan niet in dienstverband van de growhop met materialen die afkomstig waren uit de growshop. De stekken werden veelal geleverd door [medeverdachte4], die ook de contacten met de kwekers onderhield. Verdachte is degene op wiens naam de growshop werd gedreven, maar in feite bestierde zij deze samen met haar echtgenoot. Uit tapgesprekken blijkt dat verdachte invloed uitoefende op het reilen en zeilen van de growshop. Anders dan de raadsman heeft betoogd blijkt hieruit dat zij wist van de illegale activiteiten en dat zij blijkens tapgesprekken invloed heeft gehad op de te nemen beslissingen met betrekkingen tot deze activiteiten. In het bijzonder noemt het hof als bewijsmiddelen de tapgesprekken van p. 1071 (persoonsdossier verdachte) d.d. 15 maart 2011 met betrekking tot de verkoop van hennepstekjes, p. 980-981 d.d. 17 februari 2011, p. 2445 d.d. 30 maart 2011 met betrekking tot het voorhanden hebben van hennep(stekjes).
Gelet op het voorgaande acht het hof bewezen dat verdachte als medeoprichter/-leider heeft deelgenomen aan de criminele organisatie. Het verweer van de raadsman dat verdachte niet als leider kan worden gezien, omdat zij geen betekenisvolle beslissingen heeft genomen, wordt verworpen, nu uit de bewijsmiddelen het tegendeel blijkt.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2:
zij in de periode van 1 april 2010 tot en met 10 april 2011 in de gemeente [gemeente] heeft deelgenomen aan een organisatie, welke werd gevormd door verdachte en medeverdachten, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk - het opzettelijk telen en/of bereiden en/of bewerken en/of vervoeren en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of aanwezig hebben van één of meerdere kilogram(men) hennep en/of hennepstekken en/of een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, zijn de hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
en welke organisatie mede door haar, verdachte, en een medeverdachte is opgericht en aan welke organisatie mede door haar, verdachte, en een medeverdachte leiding werd gegeven en/of tot het plegen van bovengenoemd(e) misdrijf/misdrijven (mede) door haar, verdachte, en/of haar medeverdachte opdracht werd gegeven en aan welke bovengenoemde verboden gedraging(en) mede door haar, verdachte, en één van haar medeverdachten leiding werd gegeven.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
als leider deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het als leider deelnemen aan een criminele organisatie die zich bezig hield met het plegen van strafbare feiten betreffende de hennepteelt en de handel in hennep.
Verdachte en haar echtgenoot hebben deze organisatie opgericht en verdachte had verregaande bemoeienis met de organisatie. Anders dan de rechtbank, overweegt het hof dat het een eenvoudige kleinschalige organisatie betrof, bestaande uit verdachte, haar echtgenoot en een hulp. Ter zitting van het hof heeft verdachte er geen blijk van gegeven dat zij het strafwaardige van haar handelen inziet.
Uit een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 22 april 2014 blijkt dat zij een beperkt strafblad heeft. Zij is veroordeeld wegens sociale zekerheidsfraude, gepleegd in 2005.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat voor deze feiten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden in beginsel passend en geboden is.
Anders dan de advocaat-generaal heeft geëist zal het hof deze straf niet opleggen. De reden daarvoor is gelegen in de omstandigheid dat verdachte als alleenstaande moeder de zorg heeft over twee jonge kinderen met ernstige beperkingen. Het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van deze omvang zal disproportionele gevolgen hebben voor deze zeer hulpbehoevende kinderen.
Het hof zal daarom het onvoorwaardelijke deel van de op te leggen gevangenisstraf beperken tot de duur van het voorarrest (43 dagen) en zal een forse voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen alsmede de maximaal op te leggen werkstraf.
In hoger beroep is niet binnen twee jaren beslist op het door verdachte ingestelde hoger beroep. Er is sprake van een geringe overschrijding van de redelijke termijn. Verdachte is echter reeds in voldoende mate gecompenseerd door het opleggen van de onderhavige straf. Daarom zal het hof deze straf niet verminderen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 140 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart de dagvaarding onder 1 primair en subsidiair nietig voor zover deze betrekking heeft op de zinsneden “onbekend gebleven luxe/dure en/of op geld waardeerbare goederen”.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 1 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
283 (tweehonderddrieëntachtig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
240 (tweehonderdveertig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf bestaande uit een
werkstraf voor de duur van 240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Aldus gewezen door
mr. G. Dam, voorzitter,
mr. G.M. Meijer-Campfens en mr. T.H. Bosma, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. E.M. Mulder, griffier,
en op 20 juni 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.