ECLI:NL:GHARL:2014:4935

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 juni 2014
Publicatiedatum
19 juni 2014
Zaaknummer
ks 21-001309-13
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake hennepkwekerijen en criminele organisatie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 juni 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte, geboren in 1976, was betrokken bij meerdere hennepkwekerijen en werd beschuldigd van het medeplegen van hennepteelt, witwassen, deelname aan een criminele organisatie en diefstal van elektriciteit. Het hof heeft de zaak behandeld op basis van de terechtzittingen van 7 oktober 2013, 21 mei 2014 en 6 juni 2014. De advocaat-generaal had een gevangenisstraf van vier jaar geëist, maar het hof heeft uiteindelijk een gevangenisstraf van negentien maanden opgelegd. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het telen en verkopen van hennep in samenwerking met anderen, en dat hij deel uitmaakte van een criminele organisatie die zich bezighield met de teelt en verkoop van hennep. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, waaronder het witwassen van geld dat was verkregen uit de hennepteelt. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, en het openbaar ministerie werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere straf. Het hof heeft de straf verlaagd met 5% omdat er meer dan twee jaar waren verstreken sinds het instellen van het hoger beroep.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001309-13
Uitspraak d.d.: 20 juni 2014
TEGENSPRAAK
Promis
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 1 maart 2012 met parketnummer 07-663432-10 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 08-750499-07, in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1976],
wonende te [woonplaats], [adres].

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 7 oktober 2013, 21 mei 2014, 6 juni 2014 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, met aftrek van voorarrest, niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij in de vordering tot schadevergoeding en niet-ontvankelijk verklaring van het openbaar ministerie in de vordering tot tenuitvoerlegging. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. C.F. Roza, naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

Met betrekking tot het ten laste gelegde onder 1, 4 en 5 is sprake van een impliciet cumulatieve tenlastelegging. Het hof zal verdachte derhalve niet-ontvankelijk verklaren in het hoger beroep voor zover dat is gericht tegen de vrijspraken van:
- het ten laste gelegde onder 1 met betrekking tot de [straat], [straat], [straat], [straat], en de levering aan [medeverdachte6] en/of [medeverdachte7];
- het onder 4 ten laste gelegde met betrekking tot de [straat], [straat], [straat], [straat] en [straat];
- het onder 5 ten laste gelegde met betrekking tot de [straat], [straat], [straat], [straat], [straat] en [straat].

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen vernietigen en opnieuw rechtdoen.

Partiele nietigheid van de dagvaarding onder 2 primair en subsidiair

Het hof zal de dagvaarding onder 2 primair en subsidiair nietig verklaren voor zover deze betrekking heeft op de zinsneden “onbekend gebleven luxe/dure en/of op geld waardeerbare goederen” aangezien deze bewoordingen onvoldoende concreet zijn voor verdachte om zich daar tegen te kunnen verweren.
Voor het overige acht het hof de tenlastelegging voldoende duidelijk. Het verweer van de raadsman dat de gehele tenlastelegging met betrekking tot feit 2 nietig dient te worden verklaard, wordt derhalve verworpen.

De tenlastelegging

Na wijziging van de tenlastelegging in eerste aanleg, is aan de verdachte tenlastegelegd – voor zover nog aan het oordeel van het hof onderworpen - dat:
1:
hij op één of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 april 2010 tot en met 28 maart 2011 in de gemeente(n) [gemeente1] en/of [gemeente2] en/of [gemeente3] en/of [gemeente4] en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans éénmaal, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of vervoerd en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt aan [medeverdachte8] ([adres] te [plaats1]) en/of [medeverdachte2] ([adres]) te [plaats1]) en/of [medeverdachte1] ([adres] te [plaats1] en/of [adres] te [plaats1]) en/of [medeverdachte9] ([adres] te [plaats2],) en/of [medeverdachte10] [adres] te [plaats2]) en/of [medeverdachte11] ([adres] te [plaats3]) en/of [medeverdachte3] (loods [adres] te [plaats4] en/of [medeverdachte12] en/of één of meerdere (tot nu toe onbekend gebleven) personen, een hoeveelheid hennep en/of hennepstekken, in elk gevat opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid hennep en/of hennepstekken en/of hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens her vijfde lid van artikel 3a van die wet,
2
primair:
hij op één of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 april 2010 tot en met 28 maart 2011, in de gemeente [gemeente1], althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) van het plegen van witwassen een gewoonte heeft/hebben gemaakt, immers heeft hij, verdachte, en/of een of meer van zijn mededader(s) (telkens) enig(e) geldbedrag(en) verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, althans (telkens) van die/dat geldbedrag(en) gebruik gemaakt door de aanschaf van onder meer:
- een auto (merk [automerk], kenteken [kenteken], kleur zwart), ter waarde van Euro 17.500, = en/of contant betaald Euro 12.000, = en/of
- het laten uitvoeren van cosmetische chirurgie, ter waarde van Euro 4.150, =, welke niet door een ziektekostenverzekering wordt gedekt en/of
- 1200,- Euro en/of 480 Euro
terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en) dat bovenomschreven geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
2
subsidiair:
hij op één of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 april 2010 tot en met 28 maart 2011, in de gemeente [gemeente1], althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, enig(e) geldbedrag(en) en/of goederen heeft verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet, althans van dit/deze geldbedrag(en) en/of goederen gebruik heeft/hebben gemaakt te weten:
- een auto (merk [automerk], kenteken [kenteken], kleur zwart), ter waarde van Euro 17.500, en/of
- het laten uitvoeren van cosmetische chirurgie, ter waarde van Euro 4.150, =, welke niet door een ziektekostenverzekering wordt gedekt en/of
- 1200,- Euro en/of 480 Euro,
terwijl hij en/of zijn mededaders wist(en), of althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dit/deze geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
3:
hij in of omstreeks de periode van 1 april 2010 tot en met 28 maart 2011 in de gemeente [gemeente1] en/of op één of meerdere locaties elders in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, welke werd gevormd door verdachte en/of één of meer medeverdachten, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk - het opzettelijk telen en/of bereiden en/of bewerken en/of vervoeren en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of aanwezig hebben van één of meerdere kilogram(men) hennep en/of hennepstekken en/of een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijn de hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet en/of welke Organisatie (mede) door hem, verdachte, en/of één of meer medeverdachte(n) is opgericht en/of aan welke organisatie (mede) door hem, verdachte, en/of één of meer medeverdachte(n) feitelijk leiding is/werd gegeven en/of tot het plegen van bovengenoemde) misdrijf/misdrijven (mede) door hem, verdachte, en/of één of meer van zijn medeverdachte(n) opdracht is/werd gegeven en/of aan welke bovengenoemde verboden gedraging(en) (mede) door hem, verdachte, en/of één of meer van zijn medeverdachte(n) feitelijk leiding is/werd gegeven;
4:
hij op één of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 april 2011 tot en met 28 maart 2011 in de gemeente(n) [gemeente1] en/of [gemeente2] en/of Kampen en/of [gemeente3] en/of [gemeente4] en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektrische energie (stroom), [adres] te [plaats1] en/of [adres] te [plaats1] en/of [adres] te [plaats4]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde1] en/of [bedrijf2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
5:
hij in of omstreeks de periode van 1 april 2010 tot en met 28 maart 2011 te in de gemeente(n) [gemeente1] en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk een elektriciteitswerk, te weten een zogenaamde meterkast en/of elektriciteitsinstallatie voor de stroomvoorziening in (een) woning(en)/pand(en)/loods aan de en/of [adres] te [plaats1] en/of de [adres] te [plaats1], heeft/hebben vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of een stoornis in de gang en/of in de werking van die meterkast en/of elektriciteitsinstallatie voor die stroomvoorziening heeft/hebben veroorzaakt en/of een ten opzichte van die meterkast en/of elektriciteitsinstallatie voor die stroomvoorziening, genomen veiligheidsmaatregel(en) heeft/hebben verijdeld, immers heeft hij, verdachte, en/of één of meer van zijn mededader(s) in een electriciteitsnetwerk/electriciteitsinstallatie/electriciteitsaansluiting, welke onderdeel uitmaakt van voornoemde woning(en)/pand(en)loods,
- de zegels/verzegeling van de hoofdaansluitkast verbroken en/of vervalst en/of
- aan de bovenzijde van de zekeringhouders een illegale (1 fase) elektriciteitsaansluiting gemaakt en/of
- de hoofdbeveiliging ten behoeve van de elektrische installatie verzwaard, zodanig dat daardoor gemeen gevaar voor brand en/of kortsluiting en/of elektrocutie in die woning(en)/pand(en)/loods en/of in één of meer belendende woning(en)/pand(en)loods, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor één of meer in die belendende woning(en)/pand(en)/loods aanwezige personen en/of in elk geval van brand, één of meer personen, belast met het blussen van die brand, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen, te duchten was.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 2 primair en onder 5 tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Met betrekking tot het ten laste gelegde gewoontewitwassen (feit 2 primair) overweegt het hof dat slechts één witwashandeling door verdachte bewezen kan worden. Derhalve is geen sprake van gewoontewitwassen.
Er zijn geen bewijsmiddelen waaruit blijkt dat verdachte op de hoogte was van het feit dat er in enkele hennepkwekerijen waarbij hij betrokken was op een gevaarzettende wijze stroom werd afgetapt (feit 5).

Overweging met betrekking tot het bewijs

Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen. In het bijzonder overweegt het hof nog het volgende:
Feit 1:
[medeverdachte8] ([adres] te [plaats1])
Het hof acht op grond van de verklaring van [medeverdachte8] alsmede getapte telefoongesprekken (dossierpagina 2773 t/m 2780) wettig en overtuigend bewezen dat verdachte medepleger is van deze hennepkwekerij. Uit deze bewijsmiddelen blijkt dat verdachte de inrichtingsspullen heeft geleverd alsmede de hennepstekjes.
[medeverdachte2] ([adres]) te [plaats1])
Het hof acht medeplegen door verdachte van dit feit wettig en overtuigend bewezen op grond van de verklaringen van medeverdachten [medeverdachte2] en [medeverdachte13]. Hieruit blijkt dat verdachte opdracht heeft gegeven aan medeverdachte [medeverdachte13] om de zolder om te bouwen tot hennepkwekerij en de inrichtingsspullen alsmede de hennepstekken daar heen te brengen. Tevens heeft verdachte een schema gemaakt met betrekking tot het water geven aan de stekken.
Anders dan verdachte ter zitting heeft verklaard, blijkt uit de verklaring van [medeverdachte2] dat de stekjes werden geleverd door verdachte, hetgeen steun vindt in de verklaring van [medeverdachte13]
.
[medeverdachte1] ([adres] te [plaats1] en/of [adres] te [plaats1])
Uit de verklaring van [medeverdachte1] blijkt dat verdachte de huur van het pand aan de [straat] heeft betaald. [medeverdachte13] heeft verklaard dat hij in opdracht van verdachte deze hennepkwekerij heeft opgebouwd, samen met [medeverdachte1] en [medeverdachte14]. [medeverdachte14] heeft verklaard dat de stekken geleverd zijn door verdachte. Gelet op het voorgaande acht het hof medeplegen door verdachte bewezen.
Met betrekking tot de kwekerij aan de [straat] heeft [medeverdachte13] verklaard dat verdachte alles ten behoeve van deze kwekerij regelde. [medeverdachte13] werd door verdachte gestuurd om te helpen met de kwekerij. Hij heeft onder meer stekjes in potten gedaan, hetgeen verdachte tot medepleger van dit feit maakt.
[medeverdachte9] en [medeverdachte10] ([adres] te [plaats2],)
Zowel [medeverdachte9] als [medeverdachte10] hebben verdachte (alias [alias]) aangewezen als degene die deze hennepkwekerij heeft opgezet. Volgens [medeverdachte9] deed verdachte alles, ook het aanleveren van stekjes. Het hof volgt het betoog van verdachte niet dat zij zich vergissen en eigenlijk medeverdachte [medeverdachte15] bedoelen. Het hof overweegt dat [medeverdachte15] heeft verklaard dat hij regelmatig bij [medeverdachte10] en [medeverdachte9] is geweest. Zij kennen [medeverdachte15] goed en daarom acht het hof het onaannemelijk dat zij zich vergissen in de persoon.
[medeverdachte11] ([adres] te [plaats3])
Uit de verklaringen van [medeverdachte16], [medeverdachte11] en van verdachte zelf blijkt dat verdachte medepleger is van dit feit. Het verweer van de raadsman dat [medeverdachte16] niet is gewezen op zijn verschoningsrecht en dat zijn verklaringen derhalve niet voor het bewijs gebruikt kunnen worden, vindt geen steun in het recht.
[medeverdachte3] (loods [adres] te [plaats5])
Het hof acht medeplegen van verdachte bij deze hennepkwekrij bewezen op grond van de verklaring van de medeverdachten [medeverdachte13] en [medeverdachte3]. Uit deze verklaringen blijkt dat de stekjes afkomstig zijn van verdachte. [medeverdachte13] heeft deze stekjes geplant en verzorgd in opdracht van verdachte. [medeverdachte3] heeft voorts verklaard dat verdachte de opbrengst van de kwekerij wilde opkopen na de oogst.
Levering aan [medeverdachte12]
Uit tapgesprekken blijkt dat verdachte over de telefoon met iemand die zich [medeverdachte12] noemt in versluierd taalgebruik spreekt over een hoeveelheid van “6”. Vanaf de growshop vertrekt verdachte vervolgens met anderen. Later wordt gezien dat hij in een [automerk] aan komt rijden met anderen bij het woonwagenkamp aan de [straat] te [plaats1]. De [automerk] wordt daar geparkeerd. Tevens is verdachte gezien bij de overdracht van een plastic (vuilnis)zak aan inzittenden van de [automerk]. De anderen, waarmee verdachte eerder in de betreffende [automerk] is komen aanrijden, rijden vervolgens weg in de [automerk]. De [automerk] wordt gevolgd. In [plaats6] wordt de [automerk] geparkeerd. Verbalisanten roken een sterke weedlucht bij de geparkeerde en afgesloten auto. In de [automerk] worden 2 grijze vuilniszakken met weed en een AH-tas met weed aangetroffen. Op één van die vuilniszakken wordt de vingerafdruk van [medeverdachte12] aangetroffen. In die vuilniszak wordt 6 kilo hennep aangetroffen.
Gelet op deze bewijsmiddelen acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de 6 kilo weed door verdachte aan [medeverdachte12] is verstrekt en verkocht.
Feit 2:
Ter zitting van het hof heeft verdachte bekend dat hij het geld waarmee hij de [automerk] heeft gekocht heeft gekregen van [medeverdachte3]. Verdachte kreeg dit geld voor de spullen die [medeverdachte3] bij verdachte had gekocht ten behoeve van de hennepkwekerij. Gelet op het voorgaande heeft het geld een criminele herkomst en heeft verdachte dit witgewassen door er een auto van te kopen.
Het hof zal verdachte vrijspreken van witwassen door middel van cosmetische chirurgie en de genoemde geldbedragen.
Het hof overweegt dat het voorwerp dat wordt witgewassen afkomstig dient te zijn uit een misdrijf. In het arrest van 28 september 2004 (LJN: AP2124) heeft de Hoge Raad geoordeeld dat uit het bewijs geen nauwkeurig aangeduid misdrijf behoeft te worden afgeleid en evenmin door wie, wanneer en waar het misdrijf is gepleegd. Voor het bewijs van dit bestanddeel kan de conclusie dat het niet anders kan dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is voldoende zijn.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het niet anders kan dan dat de cosmetische chirurgie is betaald met crimineel geld, omdat verdachte en zijn echtgenote onvoldoende legale inkomsten hebben. Verdachte heeft voorts geen aannemelijke verklaring afgelegd over de herkomst van het geld, aldus de rechtbank.
Het hof overweegt dat alhoewel van verdachte mag worden verlangd dat deze een verklaring geeft voor de herkomst van het geld, dit er niet zonder meer toe leidt dat het dan ook aan verdachte is om aannemelijk te maken dat het geld niet van misdrijf afkomstig is (vgl. HR 13 juli 2010, LJN: BM0787). In het arrest van 13 juli 2010 (LJN: BM2471) heeft de Hoge Raad overwogen dat het moet gaan om een concrete verifieerbare en niet op voorhand als hoogst onwaarschijnlijk aan te merken verklaring omtrent de herkomst van het geld.
Verdachte heeft ten aanzien van de cosmetische chirurgie verklaard dat dit is betaald uit van spaargeld/eigen geld van zijn echtgenote. Van de zijde van het openbaar ministerie is hiernaar geen enkel onderzoek gedaan. Het hof acht de verklaring van verdachte niet hoogst onwaarschijnlijk, gelet op het feit dat de echtgenote heeft verklaard een bruidsschat te hebben ontvangen waarvan zij de ingreep heeft betaald. Derhalve kan niet de conclusie worden getrokken dat het niet anders kan dan dat het geld afkomstig is uit enig misdrijf.
Ten aanzien van de geldbedragen van 1200 euro en 480 euro overweegt het hof dat uit het dossier niet blijkt wat de verhouding is tussen de legale en illegale omzet van de growshop. Gelet hierop kan niet zondermeer gesteld worden dat deze geldbedragen uit misdrijf afkomstig zijn.
Feit 3 criminele organisatie
Het hof acht bewezen dat sprake is geweest van een criminele organisatie. Alhoewel sprake is geweest van een eenvoudige organisatie die beperkt was in omvang, is wel sprake geweest van een gestructureerd samenwerkingsverband. Deze werd opgericht en geleid door verdachte en zijn echtgenote [medeverdachte5]. De organisatie draaide om de growshop [growshop], welke door [medeverdachte5] is ingeschreven bij de kamer van koophandel. Via (klanten van) de growshop werden hennepstekken geleverd aan kwekerijen en werd advies gegeven over het kweken van hennep en in sommige gevallen werd geholpen bij de teelt van hennep en de verkoop van de oogst. De organisatie beschikte derhalve over het netwerk om zich, waar de gelegenheid zich voordeed, te bemoeien met het volledige proces van het kweken van hennep.
Medeverdachte [medeverdachte13] heeft in deze organisatie de rol van “handige jongen” vervuld, die de kwekerijen heeft helpen opzetten en –indien nodig - draaiende heeft gehouden. Dit alles deed hij in opdracht van verdachte, al dan niet in dienstverband van de growhop met materialen die afkomstig waren uit de growshop. De stekken werden veelal geleverd door verdachte, die ook de contacten met de kwekers onderhield. [medeverdachte5] is degene op wiens naam de growshop werd gedreven, maar in feite bestierde zij deze samen met verdachte. [medeverdachte5] oefende invloed uit op het reilen en zeilen van de growshop. Zij wist van de illegale activiteiten en heeft invloed gehad op de te nemen beslissingen met betrekkingen tot deze activiteiten.
Gelet op het voorgaande acht het hof bewezen dat verdachte als medeoprichter/-leider heeft deelgenomen aan de criminele organisatie. Het verweer van de raadsman dat verdachte niet als leider kan worden gezien, omdat hij niet het initiatief heeft genomen tot het opzetten van hennepkwekerijen, wordt verworpen. Uit het dossier is weliswaar het beeld naar voren gekomen dat verdachte veelal niet op eigen initiatief de hennepkwekrijen heeft opgezet, maar die constatering sluit niet uit dat hij als oprichter/leider van de criminele organisatie heeft gefungeerd, nu hij in plaats van het initiëren van kwekerijen, zijn expertise op het gebied van het telen van hennep aanbood wanneer daarvoor gelegenheid was. Uit het dossier blijkt wel dat hij een leider is geweest binnen de criminele organisatie die zich bezig hield met deze wijze van betrokken raken bij kwekerijen en vervolgens en vervolgens het aanbieden van ondersteuning ten aanzien van het volledige traject.
Feit 4 diefstal stroom:
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte voorwaardelijk opzet had op de diefstal van elektriciteit ten behoeve van de hennepkwekerijen in de panden aan de [straat], de [straat] en [straat].
Voordat deze feiten plaatsvonden is verdachte eerder veroordeeld wegens hennepteelt en diefstal van elektriciteit. Gezien verdachtes ervaring met hennepkwekerijen en het aftappen van stroom, had verdachte de aanmerkelijke kans aanvaard dat ook bij deze kwekerijen, waarbij hij als medepleger betrokken was, diefstal van elektriciteit plaats zou vinden.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1, 2 primair, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1:
hij op verschillende tijdstippen in de periode van 1 april 2010 tot en met 28 maart 2011 in de gemeenten [gemeente1] en [gemeente2] en [gemeente3] en [gemeente4] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, meermalen, telkens opzettelijk heeft geteeld en/of vervoerd en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt aan [medeverdachte8] ([adres] te [plaats1]) en [medeverdachte2] ([adres]) te [plaats1]) en [medeverdachte1] ([adres] te [plaats1] en [adres] te [plaats1]) en [medeverdachte9] ([adres] te [plaats2],) en [medeverdachte11] ([adres] te [plaats3]) en [medeverdachte3] (loods [adres] te [gemeente4] en [medeverdachte12] en een hoeveelheid hennep en/of hennepstekken, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2
subsidiair:
hij op in de periode van 1 april 2010 tot en met 28 maart 2011, in de gemeente [gemeente1], een geldbedrag en/of goed heeft verworven en overgedragen en/of omgezet, te weten:
- een auto (merk [automerk], kenteken [kenteken], kleur zwart), ter waarde van Euro 17.500, terwijl hij wist, dat dit geldbedrag - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
3:
hij in of omstreeks de periode van 1 april 2010 tot en met 28 maart 2011 in de gemeente [gemeente1] en op één of meerdere locaties elders in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, welke werd gevormd door verdachte en medeverdachten, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk - het opzettelijk telen en/of bereiden en/of bewerken en/of vervoeren en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of aanwezig hebben van één of meerdere kilogram(men) hennep en/of hennepstekken en/of een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, zijn de hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, en welke Organisatie mede door hem, verdachte, en een medeverdachte is opgericht en aan welke organisatie mede door hem, verdachte, en een medeverdachte leiding werd gegeven en/of tot het plegen van bovengenoemde misdrijf/misdrijven mede door hem, verdachte, en een medeverdachte opdracht werd gegeven;
4:
hij op verschillende tijdstippen in de periode van 1 april 2011 tot en met 28 maart 2011 in de gemeenten [gemeente1] en [gemeente4] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektrische energie (stroom), ([adres] te [plaats1] en [adres] te [plaats1] en [adres] te [gemeente4]), toebehorende aan [benadeelde1] en/of [bedrijf2].
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
het onder 2 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
witwassen.
het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
als oprichter, leider of bestuurder deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
het onder 4 bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, neermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich meermalen schuldig gemaakt aan het medeplegen van het telen/afleveren van hennep. In totaal betrof het 7 hennepkwekerijen en het leveren van een aantal kilo’s hennep aan een medeverdachte. Daarnaast heeft verdachte zich met betrekking tot 3 van die kwekerijen schuldig gemaakt aan het medeplegen van diefstal van stroom ten behoeve van die kwekerijen en het witwassen van gelden die hij uit één van die kwekerijen heeft ontvangen.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het oprichten/leiden van een criminele organisatie die zich bezig hield met het telen en verkopen van hennep.
Uit een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 22 april 2014 blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten, waaronder het telen van hennep en diefstal van stroom.
Gelet op het voorgaande acht het hof een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden. Het hof zal een lagere straf opleggen dan door de rechtbank is opgelegd en door de advocaat-generaal is gevorderd. De reden daarvoor is gelegen in de waardering van de omvang van de criminele organisatie, die naar het oordeel van het hof beduidend eenvoudiger (bestaande uit drie personen) en beperkter van omvang (7 kwekerijen en een levering van weed aan een persoon) is geweest dan de rechtbank heeft overwogen. Het hof is er niet van overtuigd geraakt dat de growshop een dekmantel was voor alle criminele activiteiten die plaatsvonden. Uit het dossier is geen inzicht verkregen omtrent de verhouding tussen legale en illegale activiteiten die door de growshop zijn ontplooid.
Het hof acht een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twintig maanden passend en geboden.
Anders dan de raadsman heeft betoogd kan, gelet op de ernst van de feiten, niet worden volstaan met oplegging van een straf gelijk aan het voorarrest dan wel een geheel voorwaardelijke straf. Hetgeen door de raadsman is aangevoerd met betrekking tot de kinderen van verdachte maakt dat niet anders. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat verdachte ter zitting heeft verklaard dat zijn ex-echtgenote de primaire zorg heeft voor de kinderen.
Er is echter niet binnen 2 jaren na het instellen van hoger beroep arrest gewezen. Het hof zal daarom de op te leggen straf met 5% verminderen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.461,26. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 4 ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.

Vordering tenuitvoerlegging

De vordering tot tenuitvoerlegging dient ingevolge het bepaalde in artikel 14g, vijfde lid van het Wetboek van Strafrecht binnen drie maanden na het verstrijken van de proeftijd ter griffie te zijn ingediend.
De bij vonnis van de Politierechter te Almelo van 26 januari 2009, parketnummer 08-750499-07, gestelde proeftijd van twee jaren is verstreken op 10 februari 2011.
De onderhavige vordering is eerst op 18 januari 2012 ter griffie ingediend.
Derhalve dient het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn vordering.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 47, 57, 140, 311 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de dagvaarding onder 2 primair en subsidiair nietig voor zover deze betrekking heeft op de zinsneden “onbekend gebleven luxe/dure en/of op geld waardeerbare goederen”.
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep voor zover dat is gericht tegen de vrijspraken van:
- het ten laste gelegde onder 1 met betrekking tot de [straat], [straat], [straat], [straat], en de levering aan [medeverdachte6] en/of [medeverdachte7];
- het onder 4 ten laste gelegde met betrekking tot de [straat], [straat], [straat], [straat] en [straat];
- het onder 5 ten laste gelegde met betrekking tot de [straat], [straat], [straat], [straat], [straat] en [straat].
Vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 primair en 5 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 subsidiair, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 subsidiair, 3 en 4 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
19 (negentien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde1]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde1] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in zijn vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 08-750499-07.
Heft op het geschorste bevel voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. G. Dam, voorzitter,
mr. G.M. Meijer-Campfens en mr. T.H. Bosma, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. E.M. Mulder, griffier,
en op 20 juni 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.