In deze tussenuitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gedateerd 17 juni 2014, wordt de vraag behandeld of beperkte kennisneming van stukken die door de Inspecteur zijn overgelegd, gerechtvaardigd is. De zaak betreft een hoger beroep van de erven van [X] tegen een uitspraak van de rechtbank Gelderland, waarin de rechtbank het beroep van de erflater niet-ontvankelijk verklaarde en de overige beroepen ongegrond verklaarde. De Inspecteur had navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en vermogensbelasting opgelegd aan de erflater, en de erflater had hiertegen bezwaar gemaakt. De Inspecteur heeft zich beroepen op geheimhouding van bepaalde stukken, waaronder correspondentie met Luxemburgse autoriteiten, op basis van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De mondelinge behandeling vond plaats op 21 mei 2014, waarbij de gemachtigde van de Inspecteur en de belanghebbenden aanwezig waren. De Inspecteur heeft verklaard dat de privacy van individuele ambtenaren in het geding is, en dat daarom bepaalde persoonsgegevens niet openbaar gemaakt kunnen worden. De Geheimhoudingskamer heeft geoordeeld dat de redenen voor geheimhouding zwaarder wegen dan het belang van de belanghebbenden bij onbeperkte kennisneming van de stukken.
De zaak is terugverwezen naar de tweede meervoudige belastingkamer van het Hof voor verdere behandeling, waarbij het procesdossier, inclusief geschoonde exemplaren van de overgelegde stukken, ter beschikking is gesteld aan die kamer. De beslissing over de proceskosten is gereserveerd voor de hoofdzaak. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en kan niet afzonderlijk worden aangevochten, maar alleen samen met de beslissing in de hoofdzaak.