ECLI:NL:GHARL:2014:4911

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
17 juni 2014
Publicatiedatum
18 juni 2014
Zaaknummer
13/00748 t/m 13/00760
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak bestuurlijke lus
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over geheimhouding in belastingzaak met betrekking tot correspondentie met Luxemburgse autoriteiten

In deze tussenuitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gedateerd 17 juni 2014, wordt de vraag behandeld of beperkte kennisneming van stukken die door de Inspecteur zijn overgelegd, gerechtvaardigd is. De zaak betreft een hoger beroep van de erven van [X] tegen een uitspraak van de rechtbank Gelderland, waarin de rechtbank het beroep van de erflater niet-ontvankelijk verklaarde en de overige beroepen ongegrond verklaarde. De Inspecteur had navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en vermogensbelasting opgelegd aan de erflater, en de erflater had hiertegen bezwaar gemaakt. De Inspecteur heeft zich beroepen op geheimhouding van bepaalde stukken, waaronder correspondentie met Luxemburgse autoriteiten, op basis van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De mondelinge behandeling vond plaats op 21 mei 2014, waarbij de gemachtigde van de Inspecteur en de belanghebbenden aanwezig waren. De Inspecteur heeft verklaard dat de privacy van individuele ambtenaren in het geding is, en dat daarom bepaalde persoonsgegevens niet openbaar gemaakt kunnen worden. De Geheimhoudingskamer heeft geoordeeld dat de redenen voor geheimhouding zwaarder wegen dan het belang van de belanghebbenden bij onbeperkte kennisneming van de stukken.

De zaak is terugverwezen naar de tweede meervoudige belastingkamer van het Hof voor verdere behandeling, waarbij het procesdossier, inclusief geschoonde exemplaren van de overgelegde stukken, ter beschikking is gesteld aan die kamer. De beslissing over de proceskosten is gereserveerd voor de hoofdzaak. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en kan niet afzonderlijk worden aangevochten, maar alleen samen met de beslissing in de hoofdzaak.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummers 13/0748 tot en met 13/00760
Uitspraakdatum:
17 juni 2014
Tussenuitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
de erven van [X](hierna: belanghebbenden),
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 6 juni 2013, nummers AWB 11/1635, AWB 11/1636, AWB 11/3379, AWB 11/3382 tot en met AWB 11/3385, AWB 11/3387, AWB 11/3389, AWB 11/3392 en AWB 11/3394 tot en met AWB 11/3396, in het geding tussen belanghebbenden en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Nijmegen(hierna: de Inspecteur)
betreffende een verzoek om geheimhouding in de zin van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1
De Inspecteur heeft aan [X] (hierna: erflater) (navorderings)aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) betreffende de jaren 1997 en 1999 tot en met 2009 en (navorderings-)aanslagen vermogensbelasting (hierna: VB) betreffende de jaren 1998 en 2000 opgelegd. Gelijktijdig met de vaststelling van de (navorderings)aanslagen heeft de Inspecteur bij beschikking vergrijpboetes opgelegd en heffingsrente in rekening gebracht.
1.2
De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar de (navorderings)aanslagen en de beschikkingen heffingsrente gehandhaafd en de boetebeschikkingen verminderd wegens overschrijding van de redelijke termijn.
1.3
Erflater is in beroep gekomen wegens het niet-tijdig beslissen op het bezwaar tegen de navorderingsaanslag IB/PVV 1997 en VB 1998 en voorts tegen de uitspraken op bezwaar betreffende de overige (navorderings-)aanslagen. De rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) heeft bij uitspraak van 6 juni 2013 het beroep inzake het niet-tijdig beslissen op het bezwaar tegen de navorderingsaanslag IB/PVV 1997 en VB 1998 niet-ontvankelijk verklaard en de overige beroepen ongegrond.
1.4
Belanghebbenden hebben bij brief van 10 juli 2013, ingekomen bij het Hof op
11 juli 2013, tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Met dagtekening 18 september 2013 heeft de Inspecteur in verband met het overlijden van erflaterde boetebeschikkingen verminderd tot nihil.
1.5
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 februari 2014 te Arnhem door de tweede meervoudige belastingkamer van het Hof. Belanghebbenden zijn daar vertegenwoordigd door mr. [A], advocaat te [L]. Namens de Inspecteur zijn verschenen mr. [B], mr. [C] en [D]. De zaken met de nummers 13/00748 tot en met 13/00760 zijn gezamenlijk behandeld. De voorzitter heeft het onderzoek ter zitting geschorst, bepaald dat het vooronderzoek zal worden hervat en de Inspecteur in de gelegenheid gesteld ontbrekende stukken betreffende correspondentie met de Luxemburgse autoriteiten alsnog over te leggen (hierna: de correspondentie met de Luxemburgse autoriteiten).
1.6
De Inspecteur heeft deze stukken in zogenoemde ongeschoonde vorm, in een gesloten envelop, bij brief van 3 maart 2013 ingebracht bij het Hof. In deze brief heeft de Inspecteur zich voor wat betreft deze stukken beroepen op geheimhouding als bedoeld in artikel 8:29 Awb.
1.7
Voor het nemen van een beslissing over de vraag of geheimhouding gerechtvaardigd is, heeft de tweede meervoudige belastingkamer de behandeling van de zaak verwezen naar de derde meervoudige belastingkamer van het Hof (hierna: de Geheimhoudingskamer) en de voornoemde brief van 3 maart 2013 met de bijgevoegde gesloten envelop alsmede de procesdossiers aan de Geheimhoudingskamer ter beschikking gesteld.
1.8
Bij brief van 9 mei 2014 heeft de Inspecteur de Geheimhoudingskamer een nader stuk doen toekomen, zowel in geschoonde als in ongeschoonde vorm. Het betreft een op 11 april 2012 opgemaakte ambtsedige verklaring (hierna: de ambtsedige verklaring). Ook voor dit stuk heeft de Inspecteur zich beroepen op geheimhouding als bedoeld in artikel 8:29 Awb. Het Hof heeft het geschoonde exemplaar doorgezonden naar de gemachtigde van belanghebbenden.
1.9
De mondelinge behandeling door de Geheimhoudingskamer heeft plaatsgevonden op 21 mei 2014 te Arnhem. Belanghebbenden zijn daar vertegenwoordigd door mr. [A], advocaat te [L]. De Inspecteur is vertegenwoordigd door
mr. [E], advocaat te [M], bijgestaan door mr. [B], drs. [F] en mr. [C]. De zaken met de nummers 13/00748 tot en met 13/00760 zijn gezamenlijk behandeld.
1.1
De gemachtigde van de Inspecteur heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en overgelegd.
1.11
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2.Geschil

In geschil is of beperkte kennisneming van de door de Inspecteur overgelegde stukken gerechtvaardigd is.

3.Beoordeling van het verzoek

3.1
Het bepaalde in artikel 8:29 Awb biedt de Inspecteur de mogelijkheid op de zaak betrekking hebbende stukken in de zin van artikel 8:42 Awb voor belanghebbenden (deels) geheim te houden indien daartoe gewichtige redenen bestaan. Daarvan is sprake indien de door de Inspecteur voor geheimhouding aangevoerde redenen zwaarder wegen dan het belang van belanghebbenden bij onbeperkte kennisneming van de op de zaak betrekking hebbende stukken.
3.2
De Inspecteur heeft zich ter zake van een aantal passages in de correspondentie met de Luxemburgse autoriteiten en de ambtsedige verklaring beroepen op geheimhouding als bedoeld in art. 8:29 Awb.
3.3
De Inspecteur heeft als reden voor de geheimhouding het volgende aangevoerd:

Het belang van de privacy van individuele ambtenaren
Op een aantal plaatsen in de op de zaak betrekking hebbende stukken staat informatie over individuele ambtenaren.
Om redenen van privacy zijn persoonsnamen en andere persoonlijke (identiteits-)gegevens, alsmede directe telefoonnummers en e-mailadressen van belastingambtenaren en hun counterpart in Luxemburg niet prijsgegeven. Afweging van het belang van de privacy van deze personen tegenover het belang van belanghebbende deze gegevens openbaar te maken heeft ertoe geleid het eerstgenoemde belang te laten prevaleren.
Conclusie:
De persoonlijke (identiteits-)gegevens van genoemde ambtenaren worden derhalve niet aan belanghebbende verstrekt.”
3.4
Ter zitting van de Geheimhoudingskamer heeft de Inspecteur toegezegd dat de Belastingdienst desgevraagd eraan zal meewerken de in de correspondentie met de Luxemburgse autoriteiten genoemde, bij de Belastingdienst werkzame ambtenaren (en dus uitdrukkelijk niet de Luxemburgse ambtenaren) tijdens de verdere behandeling van het hoger beroep als getuige te doen horen en voorts dat de Belastingdienst in dat kader opheldering zal verschaffen over de identiteit van de betrokken personen. Gehoord deze toezegging, heeft de gemachtigde van belanghebbenden ter zitting verklaard erin te berusten dat de Inspecteur de correspondentie met de Luxemburgse autoriteiten uitsluitend in geschoonde vorm in het geding heeft gebracht. Dit laatste heeft naar zijn mening evenzeer te gelden voor de ambtsedige verklaring, indien en voor zover moet worden geoordeeld dat die verklaring een op de zaak betrekking hebbend stuk is als bedoeld in artikel 8:42 Awb.
3.5
Tussen partijen is thans niet meer in geschil dat beperkte kennisneming van de door de Inspecteur overgelegde stukken gerechtvaardigd is. De Geheimhoudingskamer wijst de zaak ter verdere behandeling terug naar de tweede meervoudige belastingkamer van het Hof en stelt het procesdossier, inclusief het geschoonde exemplaar van de correspondentie met de Luxemburgse autoriteiten, en het geschoonde exemplaar van de ambtsedige verklaring aan die kamer ter beschikking.
3.6
Het Hof zal dienovereenkomstig beslissen.

4.Proceskosten

Het Hof reserveert de beslissing omtrent de vergoeding van proceskosten tot de beslissing in de hoofdzaak.

5.Beslissing

De Geheimhoudingskamer:
- bepaalt dat beperkte kennisneming van de correspondentie met de Luxemburgse autoriteiten en de ambtsedige verklaring gerechtvaardigd is,
- verwijst de zaak terug naar de tweede meervoudige kamer en stelt het procesdossier, inclusief het geschoonde exemplaar van de correspondentie met de Luxemburgse autoriteiten, en het geschoonde exemplaar van de ambtsedige verklaring ter beschikking aan die kamer,
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze tussenuitspraak is gedaan te Arnhem door mr. C.M. Ettema, voorzitter,
mr. R.F.C. Spek en mr. A.J.H. van Suilen, in tegenwoordigheid van mr. J.H. Riethorst als griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 juni 2014.
De griffier, De voorzitter,
(J.H. Riethorst) (C.M. Ettema)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op: 18 juni 2014
Tegen deze beslissing kan geen rechtsmiddel worden aangewend. Zij kan slechts worden aangevochten samen met de beslissing in de hoofdzaak.