ECLI:NL:GHARL:2014:4521

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
3 juni 2014
Publicatiedatum
6 juni 2014
Zaaknummer
21-001168-13
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis en oplegging gevangenisstraf voor diefstal met valse sleutels

In deze zaak hebben de erven van het inmiddels overleden slachtoffer zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. De vordering tot schadevergoeding is niet-ontvankelijk verklaard op basis van artikel 51f, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft ambtshalve de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opgelegd om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed. De verdachte, geboren in 1963 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Leeuwarden van 29 november 2012. Het hof heeft de zaak behandeld op de zitting van 20 mei 2014, waarbij de advocaat-generaal een gevangenisstraf van zes maanden heeft gevorderd.

Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte is beschuldigd van diefstal, waarbij hij op 19 maart 2010 in [plaats] een portemonnee met inhoud heeft weggenomen, en in de periode van 19 maart tot en met 21 maart 2010 een bedrag van 7.773,25 EUR heeft gestolen. De verdachte heeft zich toegang verschaft tot de plaats delict door middel van valse sleutels, namelijk bankpassen van het slachtoffer. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan en heeft hem hiervoor veroordeeld.

De strafbaarheid van de verdachte is vastgesteld, en het hof heeft geoordeeld dat de opgelegde straf van zes maanden gevangenisstraf passend en noodzakelijk is. De ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de eerdere veroordelingen van de verdachte zijn meegewogen in de beslissing. De vordering van de benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen rechtstreekse schade aan de erven van het slachtoffer is toegebracht. Het hof heeft de verplichting opgelegd om een schadevergoeding te betalen aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001168-13
Uitspraak d.d.: 3 juni 2014
TEGENSPRAAK
Promis

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Leeuwarden van 29 november 2012 met parketnummer 17-885400-11 in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1963,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 20 mei 2014 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake het aan hem onder 1 en 2 tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman,
mr. J.W. Ebbink, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en zal opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 19 maart 2010, te [plaats], (althans)in de gemeente[gemeente], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee met inhoud (bestaande (onder andere) uit een bankpas van de [bank1] (behorende bij bankrekeningnummer [bankrekeningnummer1]) en/of een bankpas van de [bank2] (behorende bij bankrekeningnummer [bankrekeningnummer2])), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
2.
hij in of omstreeks de periode van 19 maart 2010 tot en met 21 maart 2010, te [plaats], (althans) in de gemeente[gemeente] en/of te [plaats] en/of te [plaats], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid of hoeveelheden geld (tot in totaal (ongeveer) 7.773,25 EUR), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een bankpas van de [bank1] (behorende bij bankrekeningnummer [bankrekeningnummer1])en/of een bankpas van de [bank2] (behorende bij bankrekeningnummer [bankrekeningnummer2]) ten name van voornoemde [slachtoffer] met bijbehorende pincode(s).
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig bewezen en heeft het hof de overtuiging verkregen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 19 maart 2010, te [plaats], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee met inhoud bestaande uit een bankpas van de [bank1] behorende bij bankrekeningnummer [bankrekeningnummer1] en een bankpas van de [bank2] behorende bij bankrekeningnummer [bankrekeningnummer2], toebehorende aan
[slachtoffer].
2.
hij in de periode van 19 maart 2010 tot en met 21 maart 2010, te [plaats] en te [plaats], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen hoeveelheden geld tot in totaal 7.773,25 EUR, toebehorende aan [slachtoffer], waarbij verdachte de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een bankpas van de [bank1], behorende bij bankrekeningnummer [bankrekeningnummer1], en een bankpas van de [bank2], behorende bij bankrekeningnummer [bankrekeningnummer2], ten name van voornoemde [slachtoffer] met bijbehorende pincodes.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
diefstal.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft uit een kamer in een verzorgingshuis de portemonnee van een bejaarde man, te weten [slachtoffer], weggenomen met daarin pinpassen en de bijbehorende pincodes.
Het hof rekent het verdachte zwaar aan dat hij op deze bijzonder laffe wijze deze bejaarde man heeft benadeeld. De verdachte heeft hiermee gehandeld uit puur financieel gewin, ten koste van die [slachtoffer]. Verdachte heeft ten koste van die [slachtoffer] luxe goederen voor eigen gebruik gekocht en de bloemetjes buiten gezet. Een dergelijk handelen is bijzonder laakbaar.
Verdachte heeft voorts door zijn handelen in dat verzorgingstehuis een gevoel van onrust en onveiligheid voor de bewoners teweeggebracht.
Het hof constateert dat het bewezen verklaarde inmiddels een relatieve ouderdom heeft.
Blijkens een hem betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 22 april 2014 is verdachte meermalen onherroepelijk veroordeeld voor strafbare feiten, waaronder voor gekwalificeerde diefstallen.
De ernst van de feiten brengt mee dat in dit geval de straf zoals die door de rechtbank is opgelegd en door de advocaat-generaal is gevorderd passend en noodzakelijk is en het hof zal deze straf dan ook aan verdachte opleggen.
Anders dan de raadsman is het hof van oordeel dat toepassing van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht eraan niet in de weg staat verdachte deze gevangenisstraf op te leggen en het hof ziet overigens ook geen aanleiding om deze straf te matigen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde] (erven van

[slachtoffer])

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 7.773,25. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Het hof is van oordeel dat door de bewezenverklaarde feiten geen rechtstreekse schade aan de erven van [slachtoffer] is toegebracht en ook is niet aannemelijk geworden dat [slachtoffer] als gevolg van de bewezenverklaarde feiten is overleden. Derhalve kunnen de erven van [slachtoffer] geen vordering indienen op grond van artikel 51f, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering. De benadeelde partij is niet bevoegd om zich als benadeelde partij te voegen en kan daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof ambtshalve de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 57, 63, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde] (erven van [slachtoffer])
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], in de persoon van [benadeelde] als erfgenaam, een bedrag te betalen van
€ 7.773,25 (zevenduizend zevenhonderddrieënzeventig euro en vijfentwintig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
73 (drieënzeventig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 19 maart 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Aldus gewezen door
mr. T.M.L. Wolters, voorzitter,
mr. H.J. Deuring en mr. J. Hielkema, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.J. Schulte, griffier,
en op 3 juni 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.