In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 juni 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van de moeder om vervangende toestemming voor de aanvraag van een paspoort voor haar dochter, in het licht van de vrees van de vader voor besnijdenis. De moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. H. Rawee, had eerder in eerste aanleg een afwijzing van haar verzoek ontvangen van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland. De ouders zijn gescheiden en hebben gezamenlijk het ouderlijk gezag over hun dochter, die in Nederland is geboren en de Nederlandse nationaliteit heeft.
De moeder stelde dat zij haar dochter in de zomervakantie naar Djibouti wilde brengen om haar familie te ontmoeten, terwijl de vader vreesde dat de moeder onder druk van haar familie zou kunnen staan om hun dochter te laten besnijden. Het hof heeft vastgesteld dat er geen concrete aanwijzingen zijn dat de dochter in gevaar zou komen en dat de zorgen van de vader niet zijn bevestigd door de stichting die betrokken was bij de ondertoezichtstelling van het kind. Het hof oordeelde dat de enkele vrees van de vader onvoldoende was om het verzoek van de moeder af te wijzen.
Het hof heeft de bestreden beschikking vernietigd en de moeder toestemming verleend voor de aanvraag van het paspoort, met de overweging dat het in het belang van het kind is om haar culturele achtergrond te leren kennen. De proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd, aangezien het om een geschil tussen gewezen echtgenoten gaat. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte is afgewezen.