ECLI:NL:GHARL:2014:4483

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
27 mei 2014
Publicatiedatum
5 juni 2014
Zaaknummer
200.134.321-01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging erkenning vaderschap en vaststelling biologisch vaderschap

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 mei 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de erkenning van het vaderschap van de man. De man, geboren uit de moeder, was op 19 december 1994 erkend door [X]. Hij verzocht het hof om de erkenning te vernietigen en het vaderschap van [Y] gerechtelijk vast te stellen. De rechtbank Midden-Nederland had de man eerder niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoeken, omdat de termijn voor ontkenning van het vaderschap volgens de rechtbank was verstreken. De man stelde echter dat het vasthouden aan deze termijn in strijd was met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), omdat het een ongerechtvaardigde inmenging in zijn familie- en gezinsleven opleverde.

Het hof oordeelde dat de termijn in dit geval wel degelijk een ongerechtvaardigde inmenging vormde, gezien de omstandigheden van de zaak. De man had altijd geweten dat [Y] zijn biologische vader was en had geen contact meer met [X]. Het hof oordeelde dat het belang van de biologische en maatschappelijke werkelijkheid zwaarder woog dan de strikte hantering van de wettelijke termijn. Het hof verklaarde de man ontvankelijk in zijn verzoek en oordeelde dat de erkenning door [X] diende te worden vernietigd. Tevens werd vastgesteld dat [Y] de biologische vader van de man was, op basis van DNA-onderzoek dat met meer dan 99,99998% zekerheid bevestigde dat [Y] de vader was.

Daarnaast werd de man toegestaan om zijn geslachtsnaam te wijzigen naar die van zijn biologische vader, [Y]. Het hof verzocht de griffier om de beschikking aan de ambtenaar van de burgerlijke stand te zenden, zodat de uitspraken als latere vermeldingen konden worden verwerkt. De beslissing van het hof was een belangrijke stap in het rechtzetten van de juridische status van de man, die zijn biologische afkomst wilde bevestigen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.134.321/01
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland C/16/335484/FL RK 13-73 en 13-74)
beschikking van de familiekamer van 27 mei 2014
inzake
[de man],
wonende te [woonplaats 1],
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. J.B. Streefkerk, kantoorhoudend te Almere,
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:

1.[de moeder],

wonende te [woonplaats 1],
hierna te noemen: de moeder.

2.[Y],

wonende te [woonplaats 2],
hierna te noemen: [Y].

3.[X],

wonende te [woonplaats 3],
hierna te noemen: [X].

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie [woonplaats 1], van 19 augustus 2013, en uitgesproken onder voormelde zaaknummers.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 26 september 2013, is de man in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking. Hij verzoekt het hof die beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende een beslissing te nemen op grond van het hiervoor gestelde (naar het hof begrijpt, gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap van [X] dat uit het huwelijk voortvloeit en gerechtelijke vaststelling van het vaderschap van [Y]).
2.2
Geen van de belanghebbenden heeft binnen de gestelde termijn een verweerschrift ingediend.
2.3
Ter griffie van het hof zijn binnengekomen: het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg alsmede journaalberichten met bijlagen van 29 oktober 2013, 8 november 2013, 14 november 2013 en 15 april 2014, allen van mr. Streefkerk.
2.4
De mondelinge behandeling heeft op vrijdag 25 april 2014 plaatsgevonden te Zwolle. De man is verschenen, bijgestaan door zijn advocaat. Verder waren aanwezig de moeder en [Y]. [X] heeft de griffie enkele dagen na de zitting laten weten dat hij eerst na de zitting kennis heeft gekregen van de oproeping, maar hij heeft daarbij aangegeven dat hij niet ter zitting zou zijn verschenen als hij de oproeping wel tijdig had ontvangen. Het hof leidt hieruit af dat hij geen gebruik heeft willen maken c.q. wil maken van de mogelijkheid om gehoord te worden.

3.De vaststaande feiten

3.1
De man is op [geboortedatum 1] geboren uit de moeder als [de man]. Hij is op 19 december 1994 erkend door [X] en heeft toen de geslachtsnaam [X] gekregen. Door deze erkenning is tussen de man en [X] een familierechtelijke betrekking ontstaan. Op [in 1995] is de moeder in het huwelijk getreden met [X] waardoor de man is gewettigd op grond van het oude afstammingsrecht. Het huwelijk tussen de moeder en [X] is op [in 2000] ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van 27 september 2000 in de registers van de burgerlijke stand. Sindsdien is er geen contact meer tussen de man en [X].
3.2
[Y] is op [in 1970] in het huwelijk getreden met [Z]. Tijdens dat huwelijk heeft hij een affectieve relatie gehad met de moeder, ook in de periode van de verwekking en geboorte van de man.
3.3
Bij verzoekschrift, ingekomen bij de rechtbank op 10 januari 2012, heeft de man verzocht de ontkenning van het door het huwelijk ontstane vaderschap (van [X]) gegrond te verklaren (in de kop) en/of de erkenning door [X] te vernietigen (in het petitum) alsmede verzocht het vaderschap van [Y] gerechtelijk vast te stellen. Daarbij heeft hij ook verzocht de geslachtnaam [X] te wijzigen in [Y] en een verbetering te gelasten van zijn geboorteakte wat betreft deze geslachtsnaam, de geslachtsnaam van de vader en de plaats van geboorte van de vader.
3.4
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank de man niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoeken omdat de termijn voor ontkenning van het vaderschap, uiterlijk drie jaar na het meerderjarig worden, inmiddels is verstreken. Daarbij heeft de rechtbank overwogen dat vasthouden aan de termijn in het onderhavige geval geen inmenging oplevert in de zin van art. 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) (Verdrag van 4 november 1950,
Trb. 1951, 154).

4.De motivering van de beslissing

4.1
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:205 lid 1 aanhef en onder a van het Burgerlijk Wetboek (BW), welk artikel op 1 april 1998 in werking is getreden en directe werking heeft, kan een kind de rechtbank verzoeken de erkenning te vernietigen op de grond dat de erkenner niet zijn biologische vader is. Dit verzoek moet, zo blijkt uit het vierde lid, worden ingediend binnen drie jaar nadat het kind bekend is geworden met het feit dat de erkenner vermoedelijk niet zijn biologische vader is. Indien het kind gedurende zijn minderjarigheid bekend is geworden met dit feit, kan het verzoek worden ingediend tot uiterlijk drie jaren nadat het kind meerderjarig is geworden.
4.2
Vast staat dat het verzoek van de man tot vernietiging van de erkenning (als ook het verzoek tot gegrondverklaring van de ontkenning van het uit huwelijk ontstane vaderschap) niet is ingediend binnen de daartoe in de wet gestelde termijn. De man is, volgens zijn eigen verklaring, al zolang hij zich kan herinneren op de hoogte van het feit dat [Y] en niet [X] zijn biologische vader is. Dat betekent dat de man uiterlijk op 28 januari 2009, drie jaar nadat hij meerderjarig is geworden, het verzoek tot vernietiging van de erkenning door [X] had moeten doen.
4.3
De man stelt echter dat vasthouden aan de wettelijke termijn voor ontkenning van het vaderschap van [X], zoals de rechtbank heeft gedaan, in strijd is met artikel 8 EVRM en een ongerechtvaardigde inbreuk oplevert op zijn ‘family life’. Hij wijst erop dat de relatie tussen de moeder en [X] zich gekenmerkt heeft door geestelijke en lichamelijke mishandelingen waarvan hij de last nog immer met zich meedraagt. In die periode heeft een zoon van [X] ook de (half)zusjes van de man misbruikt, waarvoor de zoon strafrechtelijk veroordeeld is. De man heeft sinds het einde van het huwelijk van [X] met zijn moeder geen contact meer met zijn juridische vader, terwijl het contact met zijn biologische vader voordien bestond en nadien is blijven bestaan. Hij wenst dat de biologische werkelijkheid bevestigd wordt in de juridische werkelijkheid. Volgens hem wordt geen enkel belang gediend met handhaving van de termijnstelling in deze situatie. Hij (en zijn moeder) hebben eerder getracht actie te ondernemen om tot wijziging van de geslachtsnaam te komen, maar zijn van de kastje naar de muur gestuurd.
4.4
Aan het hof ligt de vraag voor of in het onderhavige geval de toepassing van de in het vierde lid van artikel 1: 205 BW gestelde termijn een ontoelaatbare inmenging op het ‘family life’ van de man oplevert die in strijd is met artikel 8 EVRM. Daarbij staat voorop dat het stellen van termijnen noodzakelijk is om de rechtszekerheid te waarborgen en om de belangen van het kind te beschermen.
4.5
Hoewel in beginsel het stellen van termijnen geen ongerechtvaardigde inmenging is in het familie- en gezinsleven van betrokkenen in de zin van artikel 8 EVRM, is het hof van oordeel dat het vasthouden aan de hiervoor genoemde termijn in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid wel een ongerechtvaardigde inmenging in het familie- en gezinsleven van de man oplevert en in zoverre strijdig is met artikel 8 EVRM. Het respect voor het familie- en gezinsleven eist in de onderhavige zaak dat het belang van de biologische en maatschappelijke werkelijkheid prevaleert boven het belang van de strikte hantering van de in artikel 1:205 lid 4 BW gestelde termijn en de daarmee voorgestane rechtszekerheid. De man is dan ook ontvankelijk in zijn verzoek.
4.6
Het hof heeft daarbij in overweging genomen dat geen van de belanghebbenden bezwaar heeft gemaakt tegen toewijzing van het verzoek van de man. [X], die de juridische vader is van de man, heeft in de procedure in eerste aanleg in twee schriftelijke verklaringen aangegeven dat hij het wettig vaderschap van de man ontkent en dat hij instemt met vaststelling van het vaderschap van [Y]. Daarbij komt dat op grond van de verklaring van [X] en de verklaringen van de man en zijn moeder voldoende is komen vast te staan dat al geruime tijd, in ieder geval sinds de ontbinding van het huwelijk van [X] en de moeder in 2000, geen contacten meer zijn tussen [X] en de man en dat allen ervan overtuigd zijn dat dergelijke contacten er ook in de toekomst niet zullen zijn. Verder blijkt uit de verklaring van de man, de moeder en [Y] dat de man vanaf zijn geboorte ‘family life’ heeft opgebouwd met [Y] (door veelvuldige bezoeken over en weer), dat dit na ontbinding van het huwelijk van [X] en de moeder is voortgezet en nog immer voortduurt. [Y] en de moeder hebben verder het verzoek van de man zowel in eerste aanleg als in hoger beroep onderschreven en hebben ingestemd met vastlegging van het vaderschap van [Y]. Het hof constateert dan ook dat geen van betrokkenen wenst dat de wettelijke presumptie van vaderschap (van [X]) gehandhaafd blijft.
4.7
Het hof acht voorts voldoende aannemelijk dat de man enige jaren terug bij de gemeente informatie heeft ingewonnen over de mogelijkheden om de juridische situatie in overeenstemming te brengen met de werkelijke, biologische situatie. Hij is daarbij gewezen op de mogelijkheid om een geslachtsnaamwijziging te verzoeken. Dit verzoek heeft de man op dat moment vanwege de kosten achterwege moeten laten. Hij is daarbij niet gewezen op de (verderstrekkende) mogelijkheid om het vaderschap te ontkennen en op het bestaan van de wettelijke termijnen daarvoor. Het hof heeft voorts laten meewegen dat de traumatische gebeurtenissen tijdens het huwelijk van de moeder en [X] impact hebben gehad op de man en dat voor de man, in verband met de geboorte van zijn zoon, eerst recent de tijd was aangebroken om zijn verleden aan te pakken. Hij is in 2013 begonnen met de procedure om het vaderschap van [X] te ontkennen maar heeft afgelopen jaar ook onder behandeling gestaan bij een psycholoog om het verleden te verwerken. In een verklaring van zijn psycholoog van 4 november 2013 stelt de psycholoog dat zij achter de aanvraag staat gezien het zwaar psychisch lijden van de man en dat het behouden van de huidige geslachtsnaam voor de man psychisch zeer onwenselijk is.
4.8
Verder heeft het hof geen aanwijzingen dat de rechtszekerheid en de belangen van andere betrokkenen dan de rechtstreeks belanghebbenden in het onderhavige geval zullen worden geschaad wanneer niet wordt vastgehouden aan de wettelijke termijn. De man heeft ter zitting in hoger beroep verklaard dat hij de eventuele vermogensrechtelijke gevolgen verbonden van het wegvallen van het vaderschap van [X] accepteert waarbij hij nadrukkelijk heeft aangegeven dat hij, gezien de gebeurtenissen in het verleden, niet voornemens is geweest om enige vermogensrechtelijke aanspraak jegens [X] geldend te maken op welk gebied dan ook. Ter zitting heeft [Y] verder uitdrukkelijk aangegeven dat hij en zijn kinderen geboren uit zijn huwelijk met [Z], de vermogensrechtelijke gevolgen van een eventuele vaststelling van het vaderschap accepteren waarbij hij in de stukken heeft aangegeven dat hij de man reeds als zijn 'zoon' heeft opgenomen in zijn testament.
4.9
Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat de man belang heeft bij het vestigen van een familierechtelijke band tussen hem en [Y] en dat er geen zwaarwichtige redenen in de weg staan van vernietiging van de erkenning door [X] (en het verbreken van de familierechtelijke band tussen de man en [X]).
vernietiging van de erkenning
4.1
Zoals eerder aangegeven kan de rechtbank ingevolge artikel 1:205 lid 1 aanhef en onder a BW de erkenning vernietigen op de grond dat de erkenner niet de biologische vader is van het kind. Uit het verzoekschrift en de onderliggende stukken komt onverkort naar voren dat [X] niet de biologische vader is van de man: de man is verwekt en geboren in een periode dat de moeder en [X] elkaar nog niet kenden en uit DNA-onderzoek blijkt dat [Y] met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid de biologische vader is van de man. Het verzoek van de man strekkende tot vernietiging van de erkenning van de man door [X] op 19 december 1994 dient dan ook te worden toegewezen.
gerechtelijke vaststelling vaderschap
4.11
Op grond van artikel 1:207 BW kan gerechtelijke vaststelling van het vaderschap geschieden op grond van het enkele feit van verwekkerschap van het kind. De man heeft bij journaalbericht van 29 oktober 2013 de uitslag van een DNA-onderzoek uitgevoerd door DNA Diagnostic Center, gevestigd Fairfield, Ohio, Verenigde Staten van Amerika. Hieruit blijkt dat met meer dan 99,99998% zekerheid is aangetoond dat [Y] de biologische vader is van de man. Deze aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid betekent, mede bezien in het licht van de eensluidende verklaringen van de moeder en [Y], dat [Y] dient te worden aangemerkt als de verwekker van de man. Het vaderschap van [Y] kan gerechtelijk worden vastgesteld.
geslachtsnaamwijziging
4.12
Uit artikel 1:206 BW volgt dat de vernietiging van de erkenning -nadat de beschikking tot vernietiging in kracht van gewijsde is gegaan- ertoe leidt dat de erkenning geacht wordt nimmer gevolg te hebben gehad. Dit betekent dat de man, met terugwerkende kracht, geacht wordt vanaf de geboorte alleen in familierechtelijke betrekking met de moeder te hebben gestaan en dat betekent dat zijn geslachtsnaam opnieuw die van de moeder is (geworden), te weten "[A]".
4.13
De gerechtelijke vaststelling van het vaderschap van [Y] doet vervolgens een familierechtelijke betrekking tussen de man en [Y] ontstaan. In een dergelijk geval brengt artikel 1:5 lid 7 BW mee dat de man ten overstaan van de rechter kan verklaren of hij de geslachtsnaam van de moeder of de vader zal hebben. De man heeft verzocht hem de geslachtsnaam van zijn vader, te weten "[Y]", te geven en daarmee uitdrukkelijk verklaard dat hij de geslachtsnaam "[Y]" wenst te gaan dragen. Deze verklaring heeft hij ter zitting van het hof herhaald. Het hof zal dienovereenkomstig beslissen.
wijziging geboorte akte
4.14
De man heeft verzocht om bij toewijzing van zijn verzoeken omtrent het vaderschap ook de verbetering te gelasten van zijn geboorteakte op het punt van de geslachtsnaam van het kind, de geslachtsnaam van de vader en de plaats van de geboorte van de vader.
4.15
Op grond van artikel 1:20 lid 1 aanhef onder a BW worden beschikkingen inhoudende een vernietiging van een erkenning en een gerechtelijke vaststelling van het vaderschap als latere vermeldingen door de ambtenaar van de burgerlijke stand toegevoegd aan de onder hem berustende akten van de burgerlijke stand, en wel aan de geboorteakte van de betrokken persoon, zo volgt uit artikel 1:20a lid 1 BW. In artikel 1:20e BW is voorgeschreven dat de griffier een afschrift van de beschikking, niet eerder dan drie maanden na de dag van deze beschikking, zal toezenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand opdat de uitspraken als latere vermeldingen verwerkt kunnen worden. Het hof zal, gezien het verzoek van de man, de griffier verzoeken voor toezending van de beschikking aan de ambtenaar van de burgerlijke stand zorg te dragen.
4.16
Voor zover de man met zijn verzoek meer of anders heeft bedoeld te verzoeken, dient dit verzoek te worden afgewezen. Het hof merkt in dat kader op dat een wijziging, aanpassing of verbetering van de oorspronkelijke geboorteakte waarbij de oorspronkelijke gegevens niet meer kenbaar zullen zijn, in strijd is met het wettelijk systeem.

5.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen dient het hof de bestreden beschikking te vernietigen en te beslissen als volgt.

6.De beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Almere, van 19 augustus 2013, en opnieuw beslissende;
vernietigt de erkenning door [X], geboren op [geboortedatum 2] te [geboorteplaats 1], gedaan op 19 december 1994 van [de man], geboren op [geboortedatum 1] te [woonplaats 2] uit de moeder;
stelt - onder de voorwaarde dat voornoemde beslissing inzake de vernietiging van de erkenning in kracht van gewijsde is gegaan - vast dat [Y], geboren op
[geboortedatum 3] te [geboorteplaats 2] de vader is van [de man], geboren op [geboortedatum 1] te [woonplaats 2];
stelt vast dat voornoemde [de man] heeft verklaard dat hij de geslachtsnaam "[Y]", zijnde de geslachtsnaam van de vader, zal hebben;
verzoekt de griffier van het hof niet eerder dan drie maanden na de dag van deze beschikking een afschrift van deze uitspraak te zenden naar de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [woonplaats 2] om als latere vermelding te worden toegevoegd aan de onder hem berustende akten van de burgerlijke stand;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. R. Prakke - Nieuwenhuizen, voorzitter, mr. A.H. Garos, en mr. M.H.H.A. Moes, en in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 27 mei 2014.