ECLI:NL:GHARL:2014:4479

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
27 mei 2014
Publicatiedatum
5 juni 2014
Zaaknummer
200.137.838-01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging geboorteakte van een minderjarige met betrekking tot de geboortedatum

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 mei 2014, gaat het om de wijziging van de geboorteakte van een minderjarige. De ouders van de minderjarige, die in 2010 geboren zou zijn, hebben in hoger beroep verzocht om de geboortedatum te wijzigen van 2009 naar 2010, zoals blijkt uit hun argumenten en de medische gegevens die zij hebben overgelegd. De rechtbank Midden-Nederland had eerder op 24 september 2013 de geboortedatum vastgesteld op basis van Chinese documenten, maar de ouders betwisten de juistheid van deze documenten en wijzen op medische onderzoeken die een jongere leeftijd van de minderjarige suggereren. Het hof heeft de feiten en argumenten van de ouders zorgvuldig overwogen, inclusief verklaringen van een kinderarts en een ontwikkelingspsycholoog, die bevestigen dat de minderjarige waarschijnlijk jonger is dan eerder vastgesteld. Het hof concludeert dat er voldoende aanwijzingen zijn om de geboortedatum van de minderjarige vast te stellen op 2010, en vernietigt de eerdere beschikking van de rechtbank. De nieuwe geboortedatum zal worden ingeschreven in het register van geboorten van de gemeente 's-Gravenhage. De beslissing is genomen in het belang van de ontwikkeling van de minderjarige, om te voorkomen dat hij in de toekomst wordt overvraagd over zijn leeftijd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.137.838/01
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland C/16/349778/FL RK 13-1782)
beschikking van de familiekamer van 27 mei 2014
inzake

1.[de vader],

wonende te [woonplaats],
verder te noemen: de vader,
2. [de moeder],
wonende te [woonplaats],
verder te noemen: de moeder,
verzoekers in hoger beroep,
hierna ook gezamenlijk: de ouders,
advocaat: mr. M. Koomen, kantoorhoudend te Alkmaar,
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
[minderjarige],
voorheen [X],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: [minderjarige].

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, van 24 september 2013 uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 27 november 2013, zijn de ouders in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking voor zover daarbij bij de vaststelling van de geboortegegevens van [minderjarige] de datum van zijn geboorte is vastgesteld op [geboortedatum 1]. Zij hebben het hof verzocht de beschikking op dat punt te vernietigen en de geboortedatum vast te stellen op [geboortedatum 2].
2.2
Ter griffie van het hof is op 8 januari 2014 binnengekomen een brief van 3 januari 2014 van de Raad voor de Kinderbescherming met een reactie op het beroepschrift. Daarbij is aangegeven dat geen verweer ter zitting zal worden gevoerd.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op vrijdag 25 april 2014 plaatsgevonden op de zittingsplaats Zwolle. De ouders zijn in persoon met [minderjarige] verschenen, zonder bijstand van hun advocaat. Van de raad is geen vertegenwoordiger verschenen.

3.De vaststaande feiten

3.1
De vader en de moeder zijn op [in 1993] met elkaar in het huwelijk getreden.
3.2
Bij beschikking van 24 september 2013 heeft de rechtbank de adoptie uitgesproken van de minderjarige van het mannelijk geslacht [minderjarige], geboren op [geboortedatum 1], door de vader en de moeder. Daarbij zijn de plaats van geboorte, de datum van geboorte, het geslacht, de geslachtsnaam en de voornaam als geboortegegevens vastgesteld en daarvan is inschrijving gelast in het geboorteregister van de gemeente [gemeente].
3.3
De ouders hebben in hoger beroep verzocht de beschikking te vernietigen voor zover bij de vaststelling van de geboortegegevens van [minderjarige] de datum van geboorte is vastgesteld op [geboortedatum 1]. Zij hebben het hof verzocht de geboortedatum van [minderjarige] alsnog vast te stellen op [geboortedatum 2].

4.De motivering van de beslissing

4.1
Indien ten aanzien van een buiten Nederland geboren persoon geen akte van geboorte (overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie) is opgemaakt of kan worden overgelegd, kan de rechtbank die de adoptie uitspreekt op verzoek van een belanghebbende de gegevens vaststellen die voor het opmaken van een geboorteakte noodzakelijk zijn (artikel 1:25c Bw, derde lid in verbinding met het eerste lid). Daarbij dient de rechtbank, zo is voorgeschreven in het tweede lid, rekening te houden met alle bewijzen en aanwijzingen omtrent de omstandigheden waaronder, en het tijdstip waarop de geboorte moet hebben plaatsgehad.
4.2
Tot de gegevens die voor het opmaken van een (vervangende) geboorte akte noodzakelijk zijn, behoren onder meer geboortedatum en geboorteplaats. De rechtbank heeft deze gegevens, waaronder het geboortejaar [jaar 1], ontleend aan de "Notarial Certificate" waarin wordt vermeld dat [minderjarige] is geboren op [geboortedatum 1] en heeft daarbij overwogen dat dezelfde datum wordt genoemd in de "Certification of Source of Abandoned Child" die in China op 19 juni 2012 is opgesteld door het Nanjing Social Children's Welfare Institute.
4.3
De ouders stellen dat de rechtbank zich bij het vaststellen van het geboortejaar van [minderjarige] ten onrechte heeft laten leiden door voornoemde Chinese stukken. Volgens de ouders zijn deze stukken op dezelfde dag en kort voor de aankomst van de ouders, en met het oog op de adoptie in China, opgesteld. Dat in beide stukken een gelijke datum wordt genoemd, kan volgens de ouders dan ook geen argument zijn voor de juistheid van die datum. Zij wijzen erop dat het ongebruikelijk is dat kinderen in China op zo late leeftijd -[minderjarige] zou dan ongeveer anderhalf jaar oud zijn geweest- nog te vondeling worden gelegd. De rechtbank is verder volledig voorbijgegaan aan een aantal medische gegevens die uit onderzoeken in Nederland naar voren zijn gekomen, waaruit blijkt dat [minderjarige] hoogstwaarschijnlijk een jaar jonger is dan uit de Chinese stukken blijkt. De ouders achten het in het belang van [minderjarige] dat het juiste geboortejaar wordt opgenomen in de geboorte akte om te voorkomen dat hij nu en in de toekomst overvraagd zal worden.
4.4
De raad heeft in zijn brief van 3 januari 2014 te kennen gegeven niet over de vereiste expertise te beschikken om een uitspraak te kunnen doen over de leeftijdsbepaling van een minderjarige wiens leeftijd onbekend is of in twijfel wordt getrokken. De raad benadrukt wel dat van belang is dat de ontwikkeling van een kind wordt gevolgd en dat bij de verzorging en opvoeding bij zijn/haar mogelijkheden wordt aangesloten. In de visie van de raad is wijziging van de kalenderleeftijd daarvoor niet noodzakelijk, maar een wijziging kan bijdragen aan de ontwikkeling van het kind als hiermee voorkomen wordt dat het in situatie komt waarin het overvraagd wordt. De raad heeft geen fundamentele bezwaren tegen wijziging van de geboortedatum.
4.5
Ter onderbouwing van hun stelling dat [minderjarige] is geboren in [jaar 2] en niet in [jaar 1] hebben de ouders verklaringen overgelegd van een kinderarts en een ontwikkelingspsycholoog die [minderjarige] hebben onderzocht en van een intern begeleider van de peuterspeelzaal die [minderjarige] bezoekt. De kinderarts heeft twee onderzoeken verricht, eenmaal in juli 2012 kort na aankomst van [minderjarige] in Nederland in het kader van de screening buitenlandse adoptie en eenmaal in februari 2013, om te zien hoe hij zich in Nederland zou ontwikkelen. Naar aanleiding van het eerste onderzoek geeft de kinderarts aan de skeletleeftijd van [minderjarige] tien maanden achterloopt op de biologische leeftijd en dat dat enigszins pleit maar niet bewijzend is voor een verkeerd ingeschatte leeftijd op het moment dat hij als vondeling werd aangetroffen. Naar aanleiding van het tweede onderzoek herhaalt de kinderarts dat er twijfel is aan de juistheid van de geschatte leeftijd op basis van [minderjarige zijn] psychomotorische en lichamelijke ontwikkeling. Ter verduidelijking van deze bevindingen geeft de kinderarts in een derde brief aan dat [minderjarige] ten tijde van het eerste onderzoek slechts drie weken in Nederland was en dat bij het tweede onderzoek, acht maanden later, is gebleken dat [minderjarige] nog steeds de psychomotorische ontwikkeling en uiterlijke kenmerken van een kind van een jaar jonger vertoonde. Het hof leidt hieruit af dat op basis van de onderzoeken van de kinderarts voldoende grondslag is om te oordelen dat sprake is geweest van een verkeerd ingeschatte leeftijd van [minderjarige] als vondeling. De bevindingen van de kinderarts komen overeen, zoals de kinderarts ook aangeeft, met de uitkomsten van het onderzoek van de ontwikkelingspsycholoog van het UMC Utrecht van begin juni 2013. Deze psycholoog heeft onderzoek gedaan naar het ontwikkelingsniveau van [minderjarige] en komt tot de conclusie dat [minderjarige] klein is voor zijn leeftijd (toen net 4), cognitief op leeftijd functioneert, maar wat betreft motoriek, sociaal-emotionele ontwikkeling en spraaktaalontwikkeling imponeert als kind van 2 jaar. Alles afwegende geeft de psycholoog aan dat de kans reëel is dat [minderjarige] jonger is dan zijn huidige kalenderleeftijd, maar dat [minderjarige] ook zeer leergierig en cognitief begaafd is. Ook een intern begeleider van de peuterspeelzaal geeft in november 2013 aan dat de belevingswereld van [minderjarige], zijn spel en motoriek kenmerkend zijn voor peuter van 2,6 tot 3 jaar zijn, dat zijn sociale gedrag in de groep overeenkomt met typische peuterkenmerken, en dat zijn zelfstandigheid passend is bij deze leeftijd.
4.6
Gelet op de inhoud van de verklaringen van de deskundigen, de verklaring van de ouders ter zitting over de ontwikkeling van [minderjarige] zoals zij deze ervaren en de eigen indrukken van het hof van [minderjarige] in ogenschouw nemende, zijn er naar het oordeel van het hof voldoende aanwijzingen om aan te nemen dat [minderjarige] inderdaad in het jaar [jaar 2] en niet in het jaar [jaar 1] is geboren en dat de stukken uit China, waarop de rechtbank zich voornamelijk heeft gebaseerd, een onjuist geboortejaar noemen.
4.7
Het hof sluit zich verder aan bij het oordeel van de rechtbank en de stelling van de ouders, dat er geen aanwijzingen zijn om aan te nemen dat de in de stukken uit China genoemde geboortedag van [minderjarige], te weten [dag en maand], onjuist zou zijn.
4.8
Het vorenstaande betekent dat in de (vervangende) geboorte akte van [minderjarige] als datum van geboorte dient te worden opgenomen: [geboortedatum 2]. Het hof zal dan ook deze datum als geboortedatum van [minderjarige] vaststellen.

5.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen dient het hof de bestreden beschikking, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, te vernietigen en te beslissen als volgt.

6.De beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 24 september 2013, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en in zoverre opnieuw beschikkende:
stelt als geboortegegeven van de minderjarige [minderjarige] vast:
- datum van geboorte : [geboortedatum 2]
en gelast de inschrijving daarvan in het register van geboorten van de gemeente 's‑Gravenhage;
verstaat dat de griffier van het hof drie maanden na deze beschikking van 27 mei 2014 een afschrift van deze beschikking, alsmede van de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 24 september 2013 zal toezenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente 's‑Gravenhage.
Deze beschikking is gegeven door mr. R. Prakke - Nieuwenhuizen, voorzitter, mr. A.H. Garos, en mr. M.H.H.A. Moes en in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 27 mei 2014.