ECLI:NL:GHARL:2014:4466

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
3 juni 2014
Publicatiedatum
5 juni 2014
Zaaknummer
200.138.962-01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ouderlijk gezag en communicatieproblemen tussen ouders in een echtscheidingszaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 3 juni 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over het gezamenlijk gezag van de ouders over hun minderjarige kind. De moeder, verzoekster in hoger beroep, had eerder in eerste aanleg bij de rechtbank Noord-Nederland verzocht om het gezamenlijk gezag met de vader te beëindigen. De rechtbank had echter besloten dat de ouders gezamenlijk met het gezag over de minderjarige belast moesten worden. De moeder was het hier niet mee eens en ging in hoger beroep.

Het hof heeft vastgesteld dat de vader voortdurend de grenzen van de moeder overschrijdt en dat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat het kind klem of verloren raakt tussen de ouders. De relatie tussen de ouders is sinds eind 2010 problematisch, met herhaaldelijke conflicten en politie-inzet. De vader heeft onvoldoende oog voor de rol van de moeder als hoofdverzorger en respecteert haar grenzen niet, wat leidt tot psychische belasting voor de moeder.

De vader heeft geprobeerd om betrokken te zijn bij het leven van de minderjarige, maar zijn communicatiestijl is als indringend en respectloos ervaren door de moeder. Ondanks eerdere waarschuwingen en een contactverbod, blijft de vader de moeder benaderen op een manier die haar angst aanjaagt. Het hof concludeert dat de huidige situatie niet in het belang van het kind is en dat er geen verbetering te verwachten valt.

Daarom heeft het hof de beschikking van de rechtbank vernietigd en het verzoek van de vader om mede belast te worden met het gezag over de minderjarige afgewezen. De beslissing benadrukt het belang van een veilige en stabiele omgeving voor het kind, waarbij de communicatie tussen de ouders herzien moet worden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.138.962/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland C/17/112817/FA RK 11-927)
beschikking van de familiekamer van 3 juni 2014
inzake
[de moeder],
wonende te [woonplaats 1],
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. D.J. van der Bij, kantoorhoudend te Drachten,
tegen
[de vader],
wonende te [woonplaats 2],
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. J.L. Noordhof, kantoorhoudend te Groningen.

1.Het geding in eerste aanleg

1.1
Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden van 25 september 2013 uitgesproken onder voormeld zaaknummer.
1.2
Bij deze (bestreden) beschikking heeft de rechtbank Noord-Nederland locatie Leeuwarden de ouders gezamenlijk met het gezag over [minderjarige], geboren op
[geboortedatum 1] in de gemeente [X], belast.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 16 december 2013, is de moeder in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking. De moeder verzoekt het hof die beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te vernietigen en opnieuw rechtdoende het verzoek van de man om gezamenlijk met de moeder te worden belast met het gezag over alsnog af te wijzen
2.2
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 5 maart 2014, heeft de vader het verzoek in hoger beroep van de moeder bestreden.
2.3
Ter griffie van het hof zijn binnengekomen:
- op 14 januari 2014 een journaalbericht van 13 januari 2014 van mr. Noordhof met bijlagen;
- op 16 januari 2014 een journaalbericht van 14 januari 2014 van mr. Van der Bij met bijlagen;
- op 24 januari 2014 een journaalbericht van 23 januari 2014 van mr. Van der Bij met bijlagen;
- op 13 mei 2014 een journaalbericht van 12 mei 2014 van mr. Van der Bij met bijlagen;
- de beschikking van de rechtbank Leeuwarden van 4 april 2012;
- het proces-verbaal van de zitting van de rechtbank op 19 augustus 2014.
2.4
De mondelinge behandeling heeft op 23 mei 2014 plaatsgevonden. De ouders zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Mr. Noordhof heeft een pleitnota overgelegd.

3.De vaststaande feiten

3.1
Uit de affectieve relatie tussen de vader en de moeder is [minderjarige] geboren. De vader heeft [minderjarige] erkend. De relatie tussen de ouders is eind december 2010 verbroken.
3.2
De moeder heeft uit een eerdere relatie een zoon, [de zoon], geboren op [geboortedatum 2]. [minderjarige] woont samen met haar moeder en halfbroer [de zoon] in Noord-Brabant. De vader woont in Friesland.

4.De motivering van de beslissing

4.1
Ingevolge artikel 1:253c lid 1 BW kan de tot het gezag bevoegde vader, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder heeft uitgeoefend, de rechter verzoeken de ouders met het gezamenlijk gezag over het kind te belasten. Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat indien het verzoek ertoe strekt de ouders met het gezamenlijk gezag te belasten en de andere ouder met gezamenlijk gezag niet instemt, het verzoek slechts wordt afgewezen indien
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen of b. afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
4.2
Anders dan de rechtbank is het hof van oordeel dat het verzoek van de vader om hem mede met het gezag over [minderjarige] te belasten, dient te worden afgewezen. Duidelijk is geworden dat [minderjarige] klem of verloren is geraakt tussen haar ouders dan wel er een onaanvaardbaar risico is dat zij klem of verloren zal raken tussen de ouders, terwijl niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zal komen.
4.3
De relatie tussen de ouders is eind 2010 op initiatief van de moeder beëindigd. Sindsdien is -op enkele korte perioden na- sprake van strijd tussen de ouders en wel zodanig dat daarbij ook meermalen de politie betrokken is geraakt. [minderjarige] en haar halfbroer zijn hiervan ook getuigen geweest. Duidelijk is geworden dat de vader deel wenst uit te maken van het leven van [minderjarige], verantwoordelijkheden voor haar wenst te dragen en op gelijke voet met de moeder over haar wenst te communiceren. In beginsel is dat ook in het belang van [minderjarige]. Echter de vader heeft onvoldoende oog voor het feit dat de moeder de hoofdverzorger is van [minderjarige]; hij laat onvoldoende ruimte voor de moeder. Vast is komen te staan dat de vader reeds lange tijd en bij voortduring niet in staat is gebleken de grenzen van de moeder te respecteren. Bij herhaling en ook tegen de uitdrukkelijke wens van de moeder in zoekt de man via onder meer brieven, mails en 'social media' contact met de moeder op een wijze die volstrekt niet passend is in de huidige gezinssystematiek. Gelet op de enorme hoeveelheid van deze berichten, welke voor een deel door de moeder zijn overgelegd, is het zonder meer begrijpelijk dat de moeder hierdoor vergaand psychisch uit balans wordt gebracht met alle negatieve gevolgen voor haar als hoofdverzorgende ouder van [minderjarige] van dien. Te meer daar de toon van die berichten soms ook door haar als respectloos wordt ervaren, hetgeen het hof na lezing van de berichten ook kan invoelen.
4.4
Een en ander klemt te meer omdat de vader wist, althans had moeten begrijpen dat deze indringende wijze van communiceren angstgevoelens bij de moeder oproept. Immers een en ander staat ook met zoveel woorden vermeld in een eerder vonnis van de voorzieningenrechter van 20 juli 2011, terwijl voorts niet voor niets eerder aan de vader voor de duur van zes maanden jegens de moeder een straat- en contactverbod is opgelegd. Nadien heeft zich (mede) onder leiding van het omgangscentrum weliswaar een positieve ontwikkeling voorgedaan, maar deze ontwikkeling heeft zich niet voortgezet. Uit de stukken blijkt dat de vader de moeder wederom onveranderd tegen haar wens in veelvuldig benadert via telefoongesprekken, WhatsApp/sms- en emailberichten soms tot laat in de avond en zelfs ook in de nacht. Voorts blijkt bij herhaling van miscommunicatie over haal- en breng afspraken en van strijd tussen de ouders in aanwezigheid van [minderjarige]. Zelfs zodanig dat daarbij [minderjarige] op het schoolplein letterlijk tussen de ouders moet kiezen naar wie te gaan, [minderjarige] geëmotioneerd raakt, dan wel de politie wordt ingezet.
4.5
Dat de communicatieproblemen tussen partijen tot het verleden behoren en de rust is wedergekeerd zoals de vader betoogt, blijkt geenszins uit de stukken. Uit de stukken blijkt dat de moeder ook na de uitspraak van de rechtbank meermalen inspanningen heeft getroffen om de situatie ten goede te keren. Zo heeft de moeder in een brief van november 2013 wederom aan de vader kenbaar gemaakt dat zijn wijze van communiceren voor haar zeer belastend is en heeft zij voorstellen gedaan om met inachtneming van haar grenzen tot afspraken te komen. Tot een verandering van het gedrag van de vader heeft dat evenwel niet geleid. De stroom aan berichten is onveranderd door gegaan. Daarnaast heeft zij vergeefs geprobeerd om met de vader tot een ouderschapsplan te komen ten einde op deze wijze misverstanden tussen de ouders te voorkomen. De vader heeft dat plan niet geaccepteerd; alternatieven om tot een verbetering te komen, zijn door de vader niet naar voren gebracht. Dat het partijen wel gelukt is om op onderdelen tot afspraken te komen zoals bijvoorbeeld de verdeling van de voorjaarsvakantie en het ophalen van [minderjarige] op 28 februari 2014, maakt het oordeel van het hof niet anders. In tegendeel: het hof beschouwt het als zorgelijk dat de vader niet lijkt in te zien op grond waarvan de vrouw de communicatie als ernstig verstoord beschouwt en dat het hem, zoals hij zelf in zijn beroepschrift betoogt, volslagen onbekend is waar de moeder precies op doelt.
4.6
Ook de omgangsregeling zoals tussen partijen afgesproken en zoals door de rechtbank opgenomen in zijn beschikking van 24 oktober 2012 heeft opnieuw tot een strijd en een gerechtelijke procedure geleid. Gelet op het voor overwogene onderschrijft het hof het oordeel van de rechtbank Oost-Brabant in zijn vonnis in kort geding van 24 april 2014 in deze dat in de huidige omstandigheden het contact tussen de vader en [minderjarige] op doordeweekse dagen niet haalbaar is. In het belang van [minderjarige] is het noodzakelijk dat de ouders op korte termijn ook tot een herijking van de afspraken met betrekking tot het halen en brengen van [minderjarige] komen. Vast is immers komen te staan dat de huidige afspraken een bron van strijd vormen waarvan [minderjarige] getuige is. Gelet op het feit dat de grenzen van de moeder bij voortduring zijn overschreden en een verbetering op korte termijn niet te verwachten valt, komt het hof het logisch voor dat een situatie van halen en brengen bij de moeder of de vader thuis niet langer aan de orde kan zijn. Een neutrale plek als [plaats] moet in deze omstandigheden het meest in het belang van [minderjarige] worden geacht.

5.De slotsom

5.1
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen dient het hof de bestreden beschikking, voor zover in appel bestreden, te vernietigen en opnieuw beslissende dient het verzoek van de vader om mede te worden belast met het gezag, te worden afgewezen.

6.De beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden van 25 september 2013, voor zover het de beslissing omtrent het gezag betreft en in zoverre opnieuw beschikkende:
wijst af het verzoek van de vader om mede te worden belast met het ouderlijk gezag over de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedatum 1] in de gemeente [X].
Deze beschikking is gegeven door mr. A.H. Garos, voorzitter, mr. M.P. den Hollander en
mr. D.J. Buijs, bijgestaan door de griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 3 juni 2014.