Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
3 juni 2014
[Z](hierna: belanghebbende),
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil
4.Beoordeling van het geschil
5.Kosten
6.Beslissing
3 juni 2014.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om de vaststelling van de WOZ-waarde van een twee-onder-een-kapwoning gelegen aan [a-straat] 12 te [Z] voor het kalenderjaar 2012, met als waardepeildatum 1 januari 2011. De heffingsambtenaar van de gemeente Bronckhorst heeft de waarde vastgesteld op € 221.000. Belanghebbende, de eigenaar van de woning, heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar de rechtbank Gelderland heeft het beroep ongegrond verklaard. Belanghebbende heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.
Tijdens de zitting op 23 april 2014 heeft belanghebbende betoogd dat de vastgestelde waarde te hoog is en dat de vergelijkingsobjecten die door de heffingsambtenaar zijn gebruikt niet vergelijkbaar zijn. De heffingsambtenaar heeft de waarde verdedigd met een taxatierapport van WOZ-taxateur [C], waarin de waarde ook op € 221.000 is getaxeerd. Het Hof heeft de argumenten van belanghebbende en de heffingsambtenaar zorgvuldig afgewogen.
Het Hof oordeelt dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de vastgestelde waarde niet te hoog is. De vergelijkingsobjecten zijn voldoende vergelijkbaar en de verschillen in ligging en bouwjaar zijn niet van dien aard dat ze de waarde wezenlijk beïnvloeden. Het Hof concludeert dat het hoger beroep van belanghebbende ongegrond is en bevestigt de uitspraak van de rechtbank.