Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.[appellante sub 1] en
beiden wonende te [woonplaats],
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
- de memorie van grieven,
2.De vaststaande feiten
3.De motivering van de beslissing in hoger beroep
“Oorzaak. Een eenduidige oorzaak van het ontstaan van de verontreiniging is op basis van het onderzoek en de mondelinge informatie van de opdrachtgever niet te geven. Mogelijk is het asbest in grond terechtgekomen bij de brand van de oude boerderij, de sloop van gebouwen, schuurtjes en dergelijke of als gevolg van het puinpad dat over de locatie heeft gelopen.”Op p. 20 van hetzelfde rapport concludeert PJ Milieu dat de verontreinigingen grotendeels of volledig voor 1 juli 1993 zijn ontstaan. Een en ander spoort met de gebruikelijke historie van een object als het onderhavige.
mogelijkasbesthoudend materiaal aanwezig is, betreft 98 m² (pp. 26-27). Mede in verhouding tot het gehele perceel (ruim 5600 m²) oordeelt het hof dat de hoeveelheid aangetroffen asbest zoals blijkt uit het rapport binnen de grenzen valt van hetgeen [appellant] kon verwachten. Weliswaar heeft [appellant] aangevoerd dat er ontelbaar veel stukjes zijn aangetroffen en nog steeds worden aangetroffen maar deze stelling heeft hij niet (voldoende) geconcretiseerd, nog daargelaten dat uit een eventuele vondst van een stukje asbest niet volgt dat interventiewaarden worden overschreden of het normaal gebruik als hierboven bedoeld wordt aangetast. Aan bewijslevering wordt op dit punt dan ook niet toegekomen. De vierde grief faalt.
behoorden te wetendat er asbest in/op de grond aanwezig was. Het gaat te ver van verkopers te vergen dat zij een risico op asbestverontreiniging, inherent aan objecten als het verkochte object, zonder bijzondere aanleiding onderzoeken. [appellante sub 1] heeft in de koopovereenkomst en leveringsakte mede daarom laten opnemen dat zij niet bekend is met asbestverontreiniging. De omstandigheid dat de gemeente in 2007 op initiatief van [appellante sub 1]/[appellant sub 2] onderzoek heeft gedaan naar asbestverontreiniging in de gemeenteberm die voor de woningen met nummers 5 en 7 ligt, brengt evenmin mee dat [appellanten] behoorden te weten dat het perceel van nummer 7 verontreinigd zou zijn, temeer daar geen asbest is aangetroffen in de sleuf vlakbij de toegangshek tot het perceel. Zij behoefden ook niet mede te delen dat de gemeente had gesaneerd, nu zij er vanuit mochten gaan dat de gemeente de sanering professioneel had laten verrichten waardoor de in de berm aangetroffen asbest in voldoende mate was verwijderd.
wistendat het perceel verontreinigd was met asbest heeft [appellant] aangevoerd dat stukken asbest zichtbaar op het gras lagen, dat met enige regelmaat nog steeds stukken asbest naar boven komen en asbest op vele plekken aanwezig was zodat het niet anders kan dan dat ook [appellanten] regelmatig asbest op de grond hebben gevonden. Daaraan heeft [appellant] toegevoegd dat [appellant sub 2], van beroep aannemer, asbest als zodanig zal moeten herkennen. Dit laatste hebben [appellanten] niet betwist.
4.De beslissing
- [appellanten] wisten dat de grond verontreinigd was met asbest vanwege de - voor een kenner - zichtbare aanwezigheid ervan ter hoogte van het maaiveld;
- de afvoer/rookkanalen van de open haard en de houtkachel dermate gebrekkig zijn (aangelegd) dat sprake is van rookterugslag respectievelijk brandgevaar;
beidepartijen, van hun advocaten en van de getuigen zal opgeven op de
roldatum 10 juni 2014,waarna dag en uur van het verhoor (ook indien voormelde opgave van een of meer van partijen ontbreekt) door de raadsheer-commissaris zullen worden vastgesteld;