In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 januari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ondertoezichtstelling van twee minderjarige kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2], die door de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland op 12 juli 2013 onder toezicht waren gesteld. De moeder, verzoekster in hoger beroep, was van mening dat de ondertoezichtstelling niet op zijn plaats was en verzocht het hof de eerdere beschikking te vernietigen. De vader, die niet aanwezig was, en de Raad voor de Kinderbescherming hebben de zorgen over de kinderen bevestigd, waarbij de Raad aangaf dat de kinderen ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd door de voortdurende echtscheidingsstrijd tussen de ouders.
Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. De moeder heeft psychologische hulp ingeschakeld, maar het hof oordeelt dat de hulp niet voldoende is om de ontwikkelingsbedreigingen van de kinderen te adresseren. De moeder legt de schuld voor de problematiek voornamelijk bij de vader, terwijl het hof constateert dat beide ouders een rol spelen in de problematiek. De kinderen worden belast met volwassen problemen, wat hun ontwikkeling ernstig bedreigt. Het hof heeft ook de zorgen van de Raad voor de Kinderbescherming over de opvoedingssituatie en de schoolgang van [minderjarige 1] in overweging genomen.
Uiteindelijk heeft het hof geoordeeld dat de ondertoezichtstelling van de kinderen noodzakelijk blijft en heeft de eerdere beschikking van de kinderrechter bekrachtigd. De uitspraak benadrukt de noodzaak van hulpverlening voor beide kinderen en de verantwoordelijkheid van beide ouders in het gezamenlijk ouderschap.