Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep, verder te noemen: de man,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De motivering van de beslissing
Voor schorsing van de werking van een beschikking is plaats, indien de executant, mede gelet op de belangen aan de zijde van de geëxecuteerde die door de executie zullen worden geschaad, geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij de gebruikmaking van zijn bevoegdheid om, in afwachting van de uitslag van het hoger beroep, tot tenuitvoerlegging van de bestreden beschikking over te gaan. Dat laatste doet zich in ieder geval voor, indien (1) deze beschikking klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust of (2) indien de tenuitvoerlegging op grond van feiten die na het geven van deze beschikking zijn voorgevallen of aan het licht gekomen, aan de zijde van de geëxecuteerde een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor de onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard. Daarnaast kunnen zich ook andere gevallen voordoen waarin plaats is voor schorsing van de werking. Daarvan is bij voorbeeld sprake indien feiten die na het geven van deze beschikking zijn voorgevallen of aan het licht gekomen of die de rechter in eerste aanleg bij zijn beslissing over de uitvoerbaarverklaring anderszins niet heeft kunnen meewegen, meebrengen dat het belang van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand totdat op het hoger beroep is beslist, zwaarder weegt dan het belang van zijn wederpartij bij (voortzetting van) de tenuitvoerlegging van de beschikking.
In hoger beroep is in dit verband namens de man aangevoerd dat hij ervan uitging dat hij na de zitting in eerste aanleg nog in de gelegenheid zou worden gesteld om zich van rechtskundige bijstand te voorzien, alvorens een beslissing op het verzoek van de vrouw zou worden genomen. De eindbeschikking van de rechtbank kwam voor hem geheel onverwacht en als een verrassing. De vrouw heeft gesteld dat de man heel goed wist dat hij daarvoor niet meer in de gelegenheid zou worden gesteld, maar heeft naar aanleiding van het proces-verbaal van de rechtbank opgemerkt dat dit niet een goede weergave betreft van hetgeen tijdens de mondelinge behandeling in eerste aanleg is besproken. De mondelinge behandeling heeft zo’n drie kwartier geduurd, terwijl voorts nog getracht is tot overeenstemming te komen hetgeen niet terug te lezen valt in het proces-verbaal.