Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
inspecteurvan de
Belastingdienst/Kantoor Groningen(hierna: de Inspecteur)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om de vraag of de Inspecteur de premieaftrek voor lijfrente van belanghebbende terecht heeft gecorrigeerd. De zaak is aanhangig gemaakt door belanghebbende, die in hoger beroep ging tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De rechtbank had eerder de aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2008 gehandhaafd, waarbij de Inspecteur het belastbaar inkomen uit werk en woning had verhoogd van € 4.274 naar € 8.024. Belanghebbende had in haar aangifte een bedrag van € 3.000 aan premie voor lijfrente opgegeven, maar de Inspecteur had deze niet in aanmerking genomen.
Tijdens de zitting op 25 februari 2014 in Leeuwarden, waar zowel de gemachtigde van belanghebbende als de vertegenwoordiger van de Inspecteur aanwezig waren, werd het hoger beroep gezamenlijk behandeld met een andere zaak van belanghebbende. De gemachtigde voerde aan dat de correctie van de premieaftrek onterecht was en vroeg om vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en vermindering van de aanslag. De Inspecteur daarentegen verdedigde de correctie en vroeg om bevestiging van de eerdere uitspraak.
Het Hof oordeelde dat de premieaftrek voor lijfrente niet terecht was gecorrigeerd door de Inspecteur. Het Hof stelde vast dat de BV, waar belanghebbende de premies aan had betaald, niet als verzekeraar kon worden aangemerkt volgens de relevante wetgeving. De bewijslast lag bij belanghebbende, die onvoldoende feiten had aangedragen om aan te tonen dat de BV als verzekeraar kon worden beschouwd. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard, en het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Er werden geen proceskosten toegewezen, en partijen kregen de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad.