ECLI:NL:GHARL:2014:3971

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
15 mei 2014
Publicatiedatum
15 mei 2014
Zaaknummer
ks 21-005773-13i2
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenarrest inzake onderzoekswensen in strafzaak tegen verdachte

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 15 mei 2014 een tussenarrest gewezen in het hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1990 en momenteel verblijvende op een onbekende locatie, heeft samen met de officier van justitie hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 14 juni 2013. Het hof heeft de zaak behandeld tijdens regiezittingen op 3 september 2013 en 1 mei 2014, waarbij de verdediging, vertegenwoordigd door mr. R.J.J. Bosma, verschillende onderzoekswensen heeft ingediend. Het hof heeft deze wensen beoordeeld en beslissingen genomen over de toewijzing of afwijzing ervan.

De eerste onderzoekswens betreft het laten onderzoeken van DNA-materiaal door een nieuwe deskundige, wat door het hof is toegewezen. De tweede wens, om een overzicht van sporenonderzoek in de woning van het slachtoffer te verkrijgen, is ingetrokken door de raadsvrouw. De derde wens, om processen-verbaal van twee andere politieonderzoeken toe te voegen aan het dossier, is eveneens toegewezen. De vierde wens, om beelden van uitzendingen van Opsporing Verzocht toe te voegen, is ook toegewezen. De vijfde wens om inzage in politiejournaals is afgewezen, maar het hof heeft de raadsvrouw de mogelijkheid gegeven om vragen te stellen over de samenstelling van het dossier.

De zesde wens, om beveiligingsbeelden van het wooncentrum van het slachtoffer te bekijken, is niet verder behandeld, omdat de advocaat-generaal heeft aangegeven dat hij dit zal regelen. De zevende wens, om een tweede proces-verbaal van verhoor van getuige Martine Hofstede aan het dossier toe te voegen, is toegewezen. Daarnaast heeft het hof ambtshalve onderzoeksopdrachten gegeven voor verder onderzoek naar dactysporen en DNA-sporen. Het hof heeft de raadsheer-commissaris verzocht uitvoering te geven aan de beslissingen en het onderzoek te hervatten op een nog nader te bepalen zitting.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005773-13
Uitspraak d.d.: 15 mei 2014
TEGENSPRAAK

Tussenarrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 14 juni 2013 met parketnummer 19-810473-12 in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1990],
ingeschreven staand te [woonplaats], [adres],
thans verblijvende in [verblijfplaats].

Het hoger beroep

De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 3 september 2013 en van 1 mei 2014, welke beide zittingen zijn aan te merken als regiezitting.
Het hof heeft kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. R.J.J. Bosma en de advocaat-generaal, mr. L.P. den Hollander, naar voren is gebracht.
Ter terechtzitting van 1 mei 2014 is door de raadsvrouw van verdachte en door verdachte een opsomming gegeven van de thans nog bij de verdediging bestaande onderzoekswensen. Desgevraagd heeft de raadsvrouw expliciet te kennen gegeven dat dit een limitatieve opsomming betreft. Op deze onderzoekswensen wordt in het onderhavige tussenarrest beslist. Het standpunt van de advocaat-generaal ten aanzien van deze onderzoekswensen staat opgetekend in het proces-verbaal van de zitting. Aanvullend komt het hof met een ambtshalve onderzoeksopdracht.

Onderzoekswensen verdediging en beslissingen hof

Onderzoekswens 1
De raadsvrouw van verdachte heeft verzocht de onderzoeksresultaten van het NFI ten aanzien van het aangetroffen DNA-materiaal en het dactyloscopisch spoor (B) – waarbij de link tussen het delict en verdachte werd gelegd – te laten onderzoeken door een nieuwe deskundige. Dit verzoek behelst niet het opnieuw laten uitvoeren van de onderzoeken, maar het door een andere deskundige laten beoordelen van de kwaliteit van de door het NFI uitgevoerde onderzoeken en van de interpretatie door het NFI van de resultaten van deze door het NFI uitgevoerde onderzoeken.
Dit verzoek zal worden
toegewezen. De zaak zal worden verwezen naar de raadsheer-commissaris, teneinde een (of meer) daarvoor geëquipeerde deskundige(n) te benoemen en ervoor zorg te dragen dat de onderzoeksresultaten van het NFI beschikbaar komen voor deze deskundige(n).
Onderzoekswens 2
Als tweede onderzoekswens heeft de raadsvrouw in eerste instantie verzocht om een overzicht ter zake van al het sporenonderzoek dat in de woning van het slachtoffer is uitgevoerd. Deze onderzoekswens is echter door de raadsvrouw in een later stadium tijdens de behandeling ter terechtzitting ingetrokken. Derhalve zal ten aanzien van deze onderzoekswens
geen beslissingvolgen.
Onderzoekswens 3
De raadsvrouw heeft gewag gemaakt van twee politieonderzoeken in zaken die in dezelfde periode liepen als de onderhavige zaak. Wellicht kenden die onderzochte zaken een vergelijkbare modus operandi . Het zou namelijk gaan om een insluiping in het Diaconessenhuis te [plaats1] en een insluiping in een bejaardentehuis te [plaats 2] medio maart 2009. Ten aanzien van deze zaken en de onderhavige zaak – zo stelt de raadsvrouw – zou de politie er op een gegeven moment vanuit zijn gegaan dat het mogelijk één en dezelfde dader betrof. Haar verzoek is om de processen-verbaal die zijn opgemaakt van die zaken aan het onderhavige dossier toe te voegen.
Dit verzoek zal worden
toegewezen. De opgemaakte dossiers van deze twee zaken dienen aan het onderhavige dossier te worden toegevoegd. De zaak zal daartoe ook worden verwezen naar de raadsheer-commissaris, teneinde – wellicht door tussenkomst van de advocaat-generaal – de bedoelde processen-verbaal aan het onderhavige dossier toe te voegen.
Onderzoekswens 4
De vierde onderzoekswens betreft de toevoeging aan het dossier van de beelden van de twee uitzendingen van Opsporing Verzocht die in 2009 en 2011 aan de onderhavige zaak zijn gewijd. De raadsvrouw stelt dat in die uitzendingen informatie over de onderhavige zaak aan de orde is gekomen die niet meer in het dossier zijn terug te vinden.
Dit verzoek zal worden
toegewezen. De zaak zal daartoe ook worden verwezen naar de raadsheer-commissaris, teneinde de beelden via de daartoe geëigende kanalen op te vragen en aan het dossier toe te voegen.
Onderzoekswens 5
De raadsvrouw heeft voorts gevraagd om inzage in de journaals van de politie, teneinde te controleren of er wellicht zaken zijn toegevoegd dan wel zijn onttrokken aan het dossier. Met dit verzoek hangt samen een verzoek om duidelijkheid omtrent de promotiedatum van één van de bij het onderzoek betrokken opsporingsambtenaren.
Het verzoek om de politiejournaals in te zien wordt slechts onder hoogst uitzonderlijke omstandigheden toegewezen. De raadsvrouw heeft een vermoeden geuit, maar heeft naar het oordeel van het hof ter onderbouwing geen objectiveerbare feiten en omstandigheden aangedragen. Gelet hierop is de noodzaak van het inzien van de politiejournaals niet gebleken en zullen deze onderzoekswensen
worden afgewezen.
Het hof ziet echter wel het belang van de verdediging om de samenstelling van het dossier te kunnen toetsen. Daarom zal de raadsvrouw in de gelegenheid worden gesteld om de vragen die zij heeft over de samenstelling van het dossier te stellen aan de
leider van het opsporingsonderzoek. Hierbij kan ook de vraag naar de promotiedatum van de door de raadsvrouw bedoelde verbalisant aan de orde komen. Hiertoe zal de zaak eveneens worden verwezen naar de raadsheer-commissaris.
De raadsheer-commissaris wordt verzocht–
nadatuitvoering is gegeven aan de overige onderzoekswensen, zodat de resultaten hiervan kunnen worden betrokken in de vraagstelling – de leider van het opsporingsonderzoek
als getuige te horen.
Onderzoekswens 6
De raadsvrouw heeft als zesde onderzoekswens aangevoerd dat de beveiligingsbeelden van het wooncentrum waarin het slachtoffer woonachtig was, dienen te worden bekeken. Volgens de raadsvrouw zouden de beelden van die desbetreffende avond niet volledig zijn bekeken. De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting van het hof te kennen gegeven dat hij ervoor zorg zal dragen dat de politie uitsluitsel zal geven met betrekking tot de vraag welke beelden er van de bewuste avond zijn en wat er op die beelden staat.
Het hof
verstaatderhalve dat de advocaat-generaal uitvoering zal geven aan deze onderzoekswens.

Gelet hierop zal er geen beslissing volgen op deze onderzoekswens.

Onderzoekswens 7
De laatste onderzoekswens is naar voren gebracht door verdachte. Verdachte heeft aangegeven te weten dat Martine Hofstede meer dan één maal is gehoord door de politie, terwijl er slechts één proces-verbaal van verhoor van deze getuige in het dossier zit. Hij heeft verzocht om ook het tweede proces-verbaal van verhoor aan het dossier te doen toevoegen.
Deze onderzoekswens zal worden
toegewezen. De zaak zal daartoe ook worden verwezen naar de raadsheer-commissaris, teneinde te informeren naar de juistheid van de hierboven weergegeven verklaring van verdachte en – indien de verklaring blijkt te kloppen – toevoeging van het proces-verbaal van het nadere verhoor van Martine Hofstede aan het dossier.
Ambtshalve onderzoeksopdracht I
Het hof ziet noodzaak tot het laten uitvoeren van een onderzoek naar dactyspoor A, welk spoor eveneens op de rol tape is aangetroffen en – blijkens pagina 12 van de index in het forensisch procesdossier 1 – “vooralsnog” niet is onderzocht en in beginsel van dien aard is dat er wel nader onderzoek kan worden uitgevoerd. De vraag is of zulk dacty-onderzoek alsnog kan worden uitgevoerd. Indien dat wel het geval is, dient zulk onderzoek plaats te vinden en dient een deskundige over de uitkomst(en) gemotiveerd verslag te doen.
Ambtshalve onderzoeksopdracht II
Het hof verzoekt de raadsheer-commissaris te (doen) onderzoeken of aanvullend onderzoek kan plaatsvinden met betrekking tot het kennelijk voor vergelijking geschikt DNA-spoor betreffende de zgn. onbekende man D, aangetroffen op de rechter bil van het slachtoffer. Het hof doelt daarbij primair op onderzoek op bronniveau, maar wellicht dat ook onderzoek op activiteitniveau (bijvoorbeeld door hypothesenvergelijking) tot de mogelijkheden behoort. Wat bronniveau betreft leidt het hof uit het dossier af dat, behoudens ten aanzien van de getuige Frenay, geen eliminatie heeft plaatsgehad van de andere (mannelijke) personen die functioneel betrokken zijn geweest bij het slachtoffer rondom het tijdstip van het delict. Daarbij valt in eerste instantie te denken aan politiemedewerkers en hulpverleners die op de PD zijn geweest; een relatief kleine kring van personen waarvan de personalia uit het dossier kunnen blijken. Kan zodanig eliminatie-onderzoek alsnog en, uit het oogpunt van waarheidsvinding, zinvol plaatsvinden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, gelieve dit onderzoek alsnog te verrichten.
Ambtshalve onderzoeksopdracht III
Naar aanleiding van het deskundigenverslag van Ing. R.P. Visser d.d. 14 februari 2014 van het Nederlands Forensisch Instituut waarin gerapporteerd wordt over aanvullend souche onderzoek, wenst het hof te worden geïnformeerd over het volgende. Dit onderzoek beoogt licht te werpen op de relatie tussen de op het slachtoffer aangetroffen stukken tape, zowel onderling als met de in de woning van verdachte aangetroffen rol tape. Het hof wenst antwoord op de vraag of nader onderzoek kan worden gedaan naar de waarschijnlijkheid van de reeds bekende onderzoeksresultaten op activiteitniveau, bijvoorbeeld middels hypothesenvergelijking. Het verzoek is daarbij in aanmerking te nemen dat de verdachte stelt de rol tape eerder, elders te hebben gehanteerd.
Ook met het oog op deze onderzoeksopdrachten van het hof zal de zaak worden verwezen naar de raadsheer-commissaris.

BESLISSING

Het hof:
Stelt de stukken in handen van de
raadsheer-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in dit hof teneinde
uitvoering te geven aan voornoemde beslissingen op de onderzoekswensen en het ambtshalve gevraagde onderzoek en teneinde overigens al hetgeen te doen dat hij dienstig acht uit het oogpunt van waarheidsvinding.
Bepaalt dat het onderzoek zal worden hervat tegen een nog nader te bepalen terechtzitting, welke schorsing om de klemmende redenen dat het zittingsrooster van het hof een eerdere behandeling van de zaak niet toelaat en de onderzoekshandelingen naar verwachting niet binnen een maand zullen zijn voltooid, langer is dan een maand, maar niet langer dan drie maanden.
Beveelt de oproeping van de verdachte tegen het nog nader te bepalen tijdstip, met tijdige kennisgeving daarvan aan de raadsvrouw van de verdachte en aan de nabestaande van het slachtoffer.
Aldus gewezen door
mr. W. Foppen, voorzitter,
mr. P.W.J. Sekeris en mr. J. Hielkema, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. S.G.H. van Krugten, griffier,
en op 15 mei 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. P.W.J. Sekeris en mr. S.G.H. van Krugten zijn buiten staat dit tussenarrest mede te ondertekenen.