ECLI:NL:GHARL:2014:3779

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
10 april 2014
Publicatiedatum
9 mei 2014
Zaaknummer
P14-0056
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voortzetting van de ISD-maatregel bij ongewenstverklaring en de behandeling van verslavingsproblematiek

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 april 2014 uitspraak gedaan over de voortzetting van de ISD-maatregel van de veroordeelde, die ongewenst was verklaard. De veroordeelde, geboren in [geboorteplaats] ([geboorteland]), verblijft in de PI Veenhuizen en heeft zijn medewerking aan een overplaatsing naar een verslavingskliniek in zijn geboorteland stopgezet. Het hof heeft geconstateerd dat de uitvoering van het behandelplan is stopgezet door de ongewenstverklaring, en dat er beperkte mogelijkheden zijn binnen de PI om aan de verslavingsproblematiek van de veroordeelde te werken.

Het hof heeft de stukken en de verklaringen van de deskundige, de advocaat-generaal en de raadsman in overweging genomen. De deskundige heeft bevestigd dat de veroordeelde bedenkingen had bij de behandelmethode van de kliniek in [geboorteland]. Het hof heeft vastgesteld dat er geen opnamemogelijkheden in Nederland zijn door de ongewenstverklaring, en dat de PI Veenhuizen beperkte behandelmogelijkheden biedt. De veroordeelde heeft in het verleden positief gestaan tegenover behandeling, maar de voortzetting van de maatregel is noodzakelijk om recidive en overlast te voorkomen.

Het hof heeft geoordeeld dat de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel moet worden voortgezet, omdat er nog steeds een risico op recidive bestaat door de aanhoudende verslavingsproblematiek. De beslissing van de rechtbank Rotterdam van 7 oktober 2013 is vernietigd, en het hof heeft bepaald dat de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders vereist is. De veroordeelde moet op basis van vrijwilligheid medewerking verlenen aan een mogelijke repatriëring voor verdere behandeling en resocialisatie.

Uitspraak

ISD P14/0056
Beslissing d.d. 10 april 2014
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[veroordeelde],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedatum],
verblijvende in P.I. Veenhuizen, gevangenis Esserheem.
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam van 7 oktober 2013, houdende de beslissing dat de tenuitvoerlegging van de maatregel plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders wordt voortgezet.
Het hof heeft gelet op de stukken, waaronder:
- de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 5 maart 2013, waarbij aan veroordeelde de maatregel werd opgelegd;
- het toetsingsverslag ISD van PI Hoogeveen van 17 september 2013;
- het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
- de beslissing waarvan beroep;
- de akte van beroep van de veroordeelde van 16 oktober 2013;
- het toetsingsverslag van PI Hoogeveen van 18 maart 2014, met bijlage.
Het hof heeft ter zitting van 27 maart 2014 gehoord de veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsman mr P.M. Iwema, advocaat te Rotterdam, de advocaat-generaal mr A.A. Schut en de deskundige T. Bot, trajectcoördinator ISD.

Overwegingen

Het standpunt van de deskundige
De deskundige heeft ter zitting zijn standpunt zoals verwoord in het toetsingsverslag van de PI Hoogeveen van 18 maart 2014 gehandhaafd en toegelicht.
De veroordeelde had uiteindelijk zijn bedenkingen bij de overplaatsing naar de verslavingskliniek [kliniek] in [geboorteland]. De behandelmethode van deze kliniek sloot niet aan bij zijn verwachtingen. De komende periode zal naar andere opnamemogelijkheden in [geboorteland] worden gekeken die beter aansluiten bij de wensen van de veroordeelde. Vanwege de ongewenstverklaring van veroordeelde zijn er geen opnamemogelijkheden in een verslavingskliniek in Nederland. Als de veroordeelde niet ongewenst was verklaard, had hij al lang in een passende verslavingskliniek gezeten. De PI Veenhuizen heeft ervaring met verslavingsproblematiek en probeert met de beperkte mogelijkheden die er zijn het een en ander aan behandeling te doen.
Het standpunt van de veroordeelde en zijn raadsman
Gedurende de behandeling van de strafzaak was veroordeelde positief over een eventuele behandeling in het kader van een ISD-maatregel. De ISD werd uiteindelijk opgelegd vanwege de voortdurende verslavingsproblematiek en het onvermogen van de veroordeelde om de juiste keuzes te maken. In de verslavingsproblematiek is nog steeds geen verandering gekomen, nu de oplegging van de maatregel ertoe heeft geleid dat de veroordeelde ongewenst is verklaard, waardoor de uitvoering van het ISD-traject is stopgezet.
De mogelijke overplaatsing naar een kliniek in [geboorteland] ging helaas niet door. In lijn met de advisering en het veroordelend vonnis van de rechtbank dient nu echter alsnog een zo goed mogelijke behandeling te worden geboden binnen het kader van de ISD. De deskundige heeft ter zitting verklaard dat er binnen de PI beperkte behandelmogelijkheden zijn. Er moet naar alternatieven worden gezocht, wellicht ook in een andere penitentiaire inrichting.
De raadsman heeft verzocht dat het hof zich zal uitlaten omtrent de invulling van de maatregel en dat de maatregel zal worden uitgevoerd zoals in het vonnis van de rechtbank van 5 maart 2013 is overwogen. Het standpunt van de veroordeelde in eerste aanleg, dat hij voor voortzetting van de maatregel is, moet gezien worden in het licht van de voorwaarde dat de veroordeelde behandeld wordt voor zijn verslavingsproblematiek. Aan de rechtbank was verzocht om dit ook in haar beslissing op te nemen. Nu de rechtbank dit niet heeft gedaan en er nog steeds geen behandeling heeft plaats gevonden, heeft veroordeelde belang bij zijn beroep.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De rechtbank heeft zich niet uitgelaten omtrent de wijze van de tenuitvoerlegging van de maatregel. Het is voorstelbaar dat de veroordeelde en diens raadsman dit probleem willen voorleggen aan het hof. De veroordeelde heeft in zoverre wel degelijk belang bij het appel.
Uit de rapportages en de door de deskundige ter zitting gegeven toelichting blijkt dat de PI verdere opnamemogelijkheden in [geboorteland] wil onderzoeken. Ook zijn er nog enige behandelmogelijkheden binnen de PI. Er moet gewerkt worden aan de verslavingsproblematiek, die nog onverminderd aanwezig is. Opheffing van de maatregel zal leiden tot overlast en verloedering van het publieke domein.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot bevestiging van de beslissing van de rechtbank.
Het oordeel van het hof
Ontvankelijkheid van het beroep
De veroordeelde en zijn raadsman hebben verzocht dat het hof zich zal uitlaten omtrent de invulling van de maatregel en dat de maatregel zal worden uitgevoerd zoals in het vonnis van de rechtbank van 5 maart 2013 is overwogen.
Het hof begrijpt dit standpunt aldus dat de veroordeelde en zijn raadsman bepleiten dat, indien er geen (adequate) invulling aan de ISD-maatregel wordt gegeven in de vorm van behandeling van de veroordeelde voor zijn verslavingsproblematiek, de maatregel beëindigd moet worden. Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat de veroordeelde ontvankelijk is in zijn beroep.
Vernietiging
Het hof zal de beslissing van rechtbank om proceseconomische reden vernietigen.
Voortzetting maatregel
Het hof dient in het kader van de onderhavige procedure te beoordelen of voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders noodzakelijk is. Daarbij dient gezien de wetstekst en de wetsgeschiedenis het volgende beslissingskader te gelden: er moet worden vastgesteld of opheffing van de maatregel naar verwachting zal leiden tot onveiligheid, ernstige (drugs)overlast en verloedering van het publiek domein. Daarna moet worden bezien of verdere voortzetting van de maatregel niet zinvol is door een omstandigheid die (overwegend) buiten de macht van betrokkene ligt.
Uit het toetsingsverslag van 18 maart 2014 komt naar voren dat bij veroordeelde sprake is van een verslavingsproblematiek. De veroordeelde heeft tijdens urinecontroles meerdere malen positief gescoord op het gebruik van softdrugs. Naar het oordeel van het hof is de langdurige verslavingsproblematiek, die niet behandeld is, een indicatie voor blijvend recidivegevaar. Indien het juridische kader bij de veroordeelde zal wegvallen, is te verwachten dat hij opnieuw zal ontsporen met recidive als gevolg.
De beoogde strekking van de maatregel -te weten beveiliging van de maatschappij- vordert derhalve dat de tenuitvoerlegging van de maatregel wordt voortgezet.
Doordat de veroordeelde ongewenst is verklaard, is de uitvoering van het behandelplan stopgezet. In voornoemd toetsingsverslag staat vermeld dat het de bedoeling was om veroordeelde over te plaatsen naar een verslavingskliniek in [geboorteland]. Uit de verklaring van de deskundige ter zitting van het hof blijkt echter dat de veroordeelde uiteindelijk ervan heeft afgezien om zijn medewerking te verlenen aan een overplaatsing naar de verslavingskliniek [kliniek] in [geboorteland]. De PI is voornemens om verder te zoeken naar andere opnamemogelijkheden in [geboorteland]. Binnen de PI zouden er ook, zij het beperkte, mogelijkheden zijn om aan de verslavingsproblematiek te werken.
Op grond van het bovenstaande kan niet gezegd worden dat elk perspectief op een zinvolle invulling van de maatregel ontbreekt en derhalve voortzetting van de maatregel niet zinvol is. Daarbij is het aan veroordeelde om op basis van vrijwilligheid medewerking te verlenen aan een mogelijke repatriëring naar [geboorteland] om aldaar een (verdere) behandeling te kunnen ondergaan en te resocialiseren.
Het hof is van oordeel dat de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel voortgezet dient te worden.

Beslissing

Het hof:
Vernietigtde beslissing van de rechtbank Rotterdam van 7 oktober 2013 met betrekking tot veroordeelde
[veroordeelde]
Beslistdat voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders is vereist.
Aldus gedaan door
mr Y.A.J.M. van Kuijck als voorzitter,
mr P.R. Wery en mr M.E. van Wees als raadsheren,
en drs. R. Poll en prof. dr. W.J. Schudel als raden,
in tegenwoordigheid van mr C.M.M. van der Waerden als griffier,
en op 10 april 2014 in het openbaar uitgesproken.
De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.