Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[appellant],
AMEVO 2000,
1.Het geding in eerste aanleg
2000, bij verstek in staat van faillissement verklaard, met benoeming van mr. G.A.M. Peper tot rechter-commissaris en met aanstelling van mr. S. Kleerebezem tot curator.
2.Het geding in hoger beroep
3.De beoordeling
gronden is uitgesproken. In dat kader overweegt de rechtbank dat het (summierlijk) bestaan van zowel de vordering van AMEVO 2000 als de steunvordering van de Belastingdienst door [appellant] niet wordt betwist. In de feitelijke situatie dat [appellant] verkeert in de toestand van te hebben opgehouden met betalen, is naar het oordeel van de rechtbank niets gewijzigd. [appellant] is niet in staat zijn schulden te voldoen en uit het eerste onderzoek van de curator, voor zover dat plaats heeft kunnen vinden, blijkt niet van een daarvoor voldoende substantiële vermogenspositie. Ook de vraag of er door [appellant] zodanige bijzondere omstandigheden zijn gesteld die alsnog tot een vernietiging zouden kunnen leiden, wordt door de rechtbank ontkennend beantwoord. [appellant] heeft niet, ook niet via derden, de beschikking over vermogen om de eerste aflossingen te kunnen doen. [appellant] is zelfs niet in staat om de kosten van het
faillissement te dragen, die in dat geval voor zijn rekening zullen komen. Weliswaar heeft [appellant] met een deel van zijn schuldeisers afbetalingsregelingen getroffen, maar dat leidt, zeker nu een aantal van hen niet met een regeling heeft ingestemd, niet tot een zodanige verandering van de financiële toestand dat hij niet meer verkeert in de toestand dat hij heeft opgehouden met betalen. Naar het oordeel van de rechtbank is de enkele stelling dat "het in de toekomst moet worden verdiend" in het licht van het vorenstaande onvoldoende om tot vernietiging van het faillissement te kunnen komen, zelfs in het geval van een jonge
startende ondernemer als [appellant].
- kort samengevat - aan dat hij niet in de toestand verkeert van te hebben opgehouden met
betalen. [appellant] stelt voldoende inkomen en vermogen te hebben om aan zijn betalingsverplichtingen te kunnen voldoen. Bovendien is volgens [appellant] met nagenoeg alle crediteuren een betalingsregeling getroffen. Per saldo is volgens [appellant] op dit moment sprake van een schuldenpositie van ongeveer € 55.000,-.
staan, en moet van één andere onbetaalde vordering op de schuldenaar blijken. Met het (summierlijk) vaststaan van de genoemde vorderingen is nog niet zonder meer gegeven dat er sprake is van de toestand van opgehouden hebben te betalen: dat moet aan de hand van de ook verder gebleken gegevens worden beoordeeld.Het onderzoek in hoger beroep dient ex nunc te geschieden, zodat ook na de faillissementsaanvraag ontstane vorderingen op [appellant] in de beoordeling moeten worden betrokken.
ten bedrage van € 138.836,73 is opgenomen. Voorts staat in dit overzicht abusievelijk een schuld aan het CJIB van € 2.975,76 vermeld. Dit betreft niet een schuld aan het CJIB, maar de schuld van [appellant] aan Amevo 2000. Met inachtneming van het vorenstaande is thans voor een totaalbedrag van € 60.725,74 aan schulden ingediend. Op grond hiervan is het hof van oordeel dat tevens is voldaan aan het uit artikel 6, derde lid, Fw volgende pluraliteitsvereiste.