Uitspraak
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
Midden-Nederland van 22 maart 2013 met parketnummer 07-974005-12 in de strafzaak tegen
[verdachte],
Het hoger beroep
Onderzoek van de zaak
mr. G.J. van Oosten, naar voren is gebracht.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 1 mei 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte was eerder vrijgesproken van het invoeren van cocaïne binnen het grondgebied van Nederland. De officier van justitie had hoger beroep ingesteld tegen deze vrijspraak. Tijdens de zitting op 17 april 2014 heeft het hof de zaak behandeld en de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die vroeg om niet-ontvankelijk verklaring van de officier van justitie in het hoger beroep voor het eerste ten laste gelegde feit, en om vernietiging van het vonnis voor de overige feiten, met een veroordeling tot een gevangenisstraf van 30 maanden voor de overige ten laste gelegde feiten.
Het hof heeft de argumenten van de advocaat-generaal en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. G.J. van Oosten, overwogen. Het hof concludeerde dat de rechtbank op juiste gronden had geoordeeld. De door de advocaat-generaal aangevoerde omstandigheden gaven geen aanleiding om te veronderstellen dat de verdachte op de hoogte was of had moeten zijn van de inhoud van de container waarin de cocaïne was aangetroffen. Daarom heeft het hof het vonnis van de rechtbank bevestigd, met overname van de gronden van dat vonnis.
De beslissing van het hof was unaniem, met mr. K. Lahuis als voorzitter en mr. J. Dolfing en mr. J. Hielkema als raadsheren. De uitspraak werd gedaan in tegenwoordigheid van griffier mr. K.J. Reinke. Mr. Dolfing was niet in staat om het arrest mede te ondertekenen.