In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland inzake de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2007. De Inspecteur had een aanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 54.177. Belanghebbende betwistte deze aanslag en stelde dat hij recht had op afwaardering van zijn regresvordering op de vennootschap en de kosten van financiering. De rechtbank had de uitspraak van de Inspecteur vernietigd en de aanslag verlaagd, maar belanghebbende ging in hoger beroep om verdere vermindering van de aanslag en vaststelling van een verlies uit werk en woning.
Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft op 8 januari 2014 uitspraak gedaan. Het Hof oordeelde dat de Inspecteur de aanslag niet op het juiste bedrag had vastgesteld en dat belanghebbende zijn regresvordering van € 160.000 op de vennootschap kon afwaarderen ten laste van zijn resultaat uit overige werkzaamheden. Het Hof oordeelde ook dat de door belanghebbende betaalde financieringskosten van € 4.764 ten laste van zijn resultaat uit overige werkzaamheden mochten worden gebracht. De rechtbank had echter terecht geoordeeld dat de rekeningcourantvordering van € 28.106 niet kon worden afgewikkeld ten laste van het resultaat, omdat de vennootschap niet in staat was tot terugbetaling.
De uitspraak van de rechtbank werd gedeeltelijk vernietigd, de aanslag werd verlaagd tot nihil en de verliesvaststellingsbeschikking werd vastgesteld op € 108.575. De Inspecteur werd veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 944. Deze uitspraak is openbaar gemaakt op 8 januari 2014.