Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.[appellant sub 1]2. [appellant sub 2],
geïntimeerde,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
4.De motivering van de beslissing in hoger beroep
“de erfdienstbaarheid van weg om te komen van en te gaan naar het pad gelegen ten westen van het lijdend erf, welke pad eigendom is van de gemeente [plaats].”(hierna: het [naam 1]). De erfdienstbaarheid is gevestigd onder de volgende bepalingen:
“De breedte van de uitweg bedraagt zes meter, de eigenaar van het heersend erf zal aan de eigenaar van het lijdend erf jaarlijks een vergoeding betalen van driehonderd gulden
(ƒ 300,-) (…).
Het onderhoud van de uitweg is voor rekening van de eigenaar van het heersend erf.
Op de scheiding van het heersend en lijdend erf zal door en voor rekening van de eigenaar van het heersend erf een deugdelijk hekwerk worden geplaatst, waarvan de kosten voor de berekening van de verschuldigde overdrachtsbelasting worden geschat op zevenhonderd gulden (ƒ 700,-).
Voor de berekening van de verschuldigde overdrachtsbelasting wordt de waarde van de erfdienstbaarheid geschat op vijfhonderd gulden (ƒ 500,-).”
€ 1.732,82.